Marianne werkt in Afghanistan voor Medair: “Hier mag ik hoop brengen”

Wie een inkijkje wil in Afghanistan stuit al snel op gesloten deuren. Toch woont en werkt Marianne er al een jaar voor de humanitaire hulporganisatie Medair. Ze leidt teams in afgelegen gebieden, bezoekt klinieken waar mannen en vrouwen anders geen zorg zouden krijgen en ontdekt dagelijks hoe warmte en nood naast elkaar bestaan. “Ik geloof dat God ons gebruikt om hier hoop te brengen, al kunnen we niet iedereen helpen.”
Marianne werkt sinds 2017 voor Medair, een internationale organisatie die in crisisgebieden praktische noodhulp biedt, zoals medische zorg, klinieken, schoon drinkwater en projecten rond rampenpreventie. Ze werkte eerder voor het hoofdkantoor en in andere landen, maar woont sinds eind vorig jaar in Afghanistan. Inmiddels verschuift haar rol van projectcoördinator, waarin ze verantwoordelijk was voor één regio, naar adjunct landendirecteur.
“Als projectcoördinator had ik mijn eigen gebied, maar nu ondersteun ik het hele land. Dat betekent dat ik veel afstem met de verschillende teams, met andere hulporganisaties, met donoren en met de autoriteiten. Het is een flinke verantwoordelijkheid, maar ik geloof dat dit op dit moment is wat het programma hier nodig heeft.”
Een gewone dag in een ongewoon land
Een doorsneedag bestaat zelden uit alleen maar mailbox wegwerken. Soms zit Marianne de hele dag op kantoor en is ze vooral bezig met mensen en processen: zorgen dat logistiek loopt, dat de financiële en personele zaken op orde zijn en dat de medische teams kunnen doen waarvoor ze zijn gestuurd. Op andere dagen stapt ze in de auto richting een van de klinieken verder het land in. “Dan zie je meteen waarom we hier zijn. Mensen moesten soms zo ver reizen voor medische hulp dat ze het simpelweg niet redden. Nu kunnen ze naar een kliniek in hun omgeving. Het is heel motiverend als je ziet dat patiënten nu wel zorg krijgen.”
In augustus opende Medair een nieuwe kliniek in een gebied waar nauwelijks medische voorzieningen waren. Dat bezoek is haar bijgebleven. “Op dag drie bleek veertig procent van de patiënten kinderen te zijn van wie de moeder was overleden tijdens de bevalling. Er was geen begeleiding tijdens de zwangerschap, geen mogelijkheid om risico’s te signaleren, geen toegang tot zorg tijdens de bevalling. Dan dringt het des te meer tot je door waarom we hier aanwezig willen zijn. Je ziet in één oogopslag wat het verschil is tussen wel of geen zorg.”
Vooral vrouwen en kinderen zijn kwetsbaar. “In Nederland vinden we het vanzelfsprekend dat je tijdens je zwangerschap gecontroleerd wordt en in een veilige omgeving bevalt. Hier is dat voor veel vrouwen helemaal niet vanzelfsprekend. Het besef dat veel sterfte te voorkomen zou zijn, maakt het soms confronterend.”
Hoop als kernwoord en worsteling
Medair heeft hoop als een van de kernwaarden. Marianne herkent dat en ervaart aan den lijve wat het doet in de praktijk: “Ik ben door periodes gegaan dat ik dacht: wanneer wordt het beter, mogen we iets van verbetering verwachten? De droogte houdt aan, de ondervoeding is groot, en dan zijn er ook nog natuurrampen, zoals de aardbevingen van de afgelopen maanden. Soms voelt het alsof het land van de ene klap in de andere rolt.”
Toch merkt ze dat gebed en kleine antwoorden haar helpen om niet cynisch of moedeloos te worden. Begin dit jaar ging Medair in Afghanistan door een periode van herstructurering, waarin sommige werkzaamheden moesten worden aangepast en teruggeschroefd. Dat zette druk op het team en op de gemeenschappen waarin zij werken. Marianne vond die tijd intensief. “Het raakt je als je ziet hoe groot de afhankelijkheid is. Veel collega’s zorgen niet alleen voor hun eigen gezin, maar ook voor familie om hen heen. We hebben dat echt in gebed gebracht.”
Ze ziet het als een bemoediging dat er later weer ruimte kwam om nieuwe activiteiten op te pakken. “Er kwamen nieuwe mogelijkheden en middelen op ons pad, waardoor we opnieuw impact kunnen maken. Voor mij voelt dat als een antwoord op gebed.”
Ze benadrukt dat ze geen grote, zichtbare wonderen van genezing heeft meegemaakt. “Ik zie vooral mooie, eerlijke gesprekken met collega’s over waarden, over goed willen doen en anderen willen helpen. En ik zie mensen die door medische zorg letterlijk opknappen. Dat is misschien niet spectaculair, maar voor die ene patiënt en dat gezin is het verschil tussen leven en dood.”
Warm welkom achter gesloten deuren
Wie Afghanistan alleen kent van nieuwsberichten, denkt al snel aan gevaar, onderdrukking en geslotenheid. Marianne ziet een heel andere kant. “Ik heb in verschillende landen gewerkt, maar het warmste welkom dat ik ooit heb gekregen, was hier in Afghanistan. De cultuur is ongelooflijk hartelijk. Als ik ergens hulp vraag, wordt er meteen met me meegedacht. Collega’s zeggen regelmatig: als je iets nodig hebt, laat het mij weten, ik regel het voor je. Dat vind ik heel mooi.”
Die hartelijkheid gaat verder dan alleen het werk. Mensen delen graag over hun familie en over hun geschiedenis en cultuur. “Er is een rijke historie waar ze graag over vertellen. In mijn dagelijkse leven zie ik vooral die mooie kanten van de cultuur, terwijl je op het nieuws meestal alleen de harde verhalen hoort.”
Tegelijk moet ze wel leren omgaan met cultuurverschillen. “Afghanen zijn vaak indirecter dan wij in Nederland. Wij zeggen heel recht vooruit wat we vinden, hier moet je soms zoeken naar wat er tussen de regels door bedoeld wordt. In het werk is dat soms lastig, want je wilt graag snel tot een oplossing komen. Tegelijk is het ook boeiend. Je leert luisteren op een andere laag.”
Vrouwen, kleding en grenzen
De situatie voor de vrouwen in Afghanistan is significant anders dan voor vrouwen in Nederland. Tegelijk zie ik in onze klinieken iets wat mij hoop geeft: het merendeel van onze medewerkers is vrouw. We hebben artsen, verpleegkundigen en verloskundigen in dienst. Zoveel slimme, toegewijde vrouwen. Het is heel fijn om hen te trainen, verantwoordelijkheden te geven en te zien hoe zij groeien in hun werk.”
Zelf past ze zich in uiterlijke zin aan. “Ik draag altijd culturele kleding: een lange jurk of tuniek tot bijna op de grond, mijn armen bedekt en een hoofddoek, zowel op kantoor als daarbuiten. In het zuiden dragen we op weg naar sommige klinieken ook een boerka. Dit helpt bij de acceptatie van ons werk. Als mensen nog nauwelijks gewend zijn aan medische zorg en er dan ook nog buitenlanders rondlopen die totaal anders gekleed zijn, wekt dat wantrouwen. Door ons aan te passen, laten we zien dat we respect hebben voor de cultuur en dat we gekomen zijn om het goede te zoeken."
Daarnaast is er altijd een mannelijke collega, een zogenoemde mahram, die met haar meereist. Toch ervaart ze haar dagelijks leven niet als constant bedreigend. “Op dit moment is de veiligheid relatief goed. We hebben in iedere locatie iemand die verantwoordelijk is voor veiligheid. Ik weet dat we goede procedures hebben en dat ik daarop kan bouwen. Eerlijk gezegd is een auto-ongeluk statistisch gezien het grootste risico.”
Roeping en keuzes op de lange termijn
Voordat Marianne in de hulpverlening terechtkwam, werkte ze bij een verzekeringsmaatschappij. De stap naar het buitenland was bewust. “Ik had al lang het verlangen om in het buitenland te werken. Op een gegeven moment kwam er een vacature langs, iemand schoof die onder mijn neus. Toen ik die las, dacht ik: dit is mijn baan. Via via hoorde ik veel positieve verhalen over Medair, zowel over het werk dat ze doen als over de identiteit van de organisatie. Dat heeft meegewogen in mijn keuze om te solliciteren.”
Nu ze in Afghanistan zit, ervaart ze dat niet als een toevallig carrièrepad. “Het werk hier voelt voor mij echt als roeping. Voor mijn nieuwe functie ben ik gevraagd door collega’s. Ik heb daarover getwijfeld en erover gebeden. Uiteindelijk had ik sterk het gevoel dat dit de juiste stap is, niet alleen voor mezelf, maar ook voor het team en het programma hier. Dat geeft rust.”
Contracten zijn meestal tijdelijk, vertelt ze. “Een jaar, twee jaar, soms drie. Het is vaak goed om daarna een periode in je eigen land te zijn. Ik heb net voor een jaar bijgetekend. Over een jaar kijk ik opnieuw: blijf ik, of ga ik terug naar Nederland. Dat leg ik in gebed neer.”
Leven op de compound en reacties van thuis
Marianne woont in een compound waar kantoor en woonruimte gecombineerd zijn. Beneden werken de teams, boven wonen de internationale medewerkers. “Het is heel basic, maar goed. We hebben een keuken waarin we zelf koken. Qua eten is er best veel te krijgen, dus we maken het samen gezellig. We eten samen, sporten samen, doen een spelletje of kijken een film. Iedereen heeft een eigen slaapkamer, die groot genoeg is om je terug te trekken. Dat is belangrijk, want je leeft en werkt met dezelfde mensen.”
In Nederland begrijpt niet iedereen haar keuze. “Ik krijg regelmatig de vraag waarom ik in vredesnaam hier zit, waarom ik me zo aanpas aan een cultuur die zo anders is. Dat snap ik ook wel. Maar als ik zie wat het verschil is dat we mogen maken, dan klopt het voor mij.” Terug in Nederland vallen de verschillen extra op. “Je maakt je minder druk om luxe of om de nieuwste kleding. Je ziet hoe mensen zich kunnen opwinden over dingen die, als je heel eerlijk bent, niet zo belangrijk zijn. Soms denk ik: als je wist hoe andere mensen lijden, zou je je misschien minder druk maken over die ene tegenvaller. Dat klinkt hard, dus meestal zeg ik het niet, maar het is wel wat ik soms voel.”
Een klein voorbeeld zegt veel. “Laatst regende het even in Afghanistan en een collega riep: je moet naar buiten komen, het regent echt. Ik moest lachen, want in Nederland blijf je dan juist lekker binnen. Hier is regen iets kostbaars. Vandaag namen we afscheid van een collega uit een land waar heel veel regen valt. Een Afghaanse collega zei dat hij daar graag zou willen wonen, omdat het er groen is en regent. Dan besef je hoe anders de werkelijkheid is.”
Bidden voor een land dat we nauwelijks kennen
Wat ze wel weet, is dat het land gebed nodig heeft. “Er is zoveel ondervoeding. De droogte houdt aan, de grondwaterspiegel zakt steeds verder. Natuurrampen volgen elkaar op. Dat heeft enorme impact op gezinnen die al heel kwetsbaar zijn. Bid om wijsheid voor mensen die beslissingen nemen, voor bescherming van kwetsbare gezinnen en voor organisaties die proberen te helpen.”
Zelf blijft ze kijken naar wat wél kan. “Je kunt niet alle onrecht oplossen. Soms kun je alleen naast mensen staan en doen wat binnen jouw invloed ligt. Voor mij betekent dat: goede zorg mogelijk maken waar dat kan, collega’s toerusten en blijven hopen dat God ons werk gebruikt, ook als wij niet alles overzien.”
Haar vraag aan de lezers is eenvoudig en tegelijk groot. “Bid voor Afghanistan. Bid voor mensen die lijden onder droogte, ondervoeding en natuurrampen. Het klinkt misschien klein, maar gebed is geen sluitpost. Hier is het geen luxe, maar echt nodig.”






























Praatmee