Moeilijke Bijbelteksten: hoe ontwikkelde profetie zich?
In de serie Moeilijke Bijbelteksten behandelt Bijbelleraar Marco van Putten in korte artikelen onderwerpen uit de Bijbel die moeilijk worden gevonden. Dit artikel gaat over de opkomst van Bijbelse profeten.
De periode tussen de inname van het beloofde land en het aanstellen van de eerste koning over Israël wordt achteraf de Richterentijd genoemd. Het was de tijd waarin Israël een onafhankelijke godsdienstige natie was dat op centraal niveau losjes geleidt werd door de (hoge)priesters en de raad van oudsten. Een soort van republiek in de zin van decentraal (stam- en lokaalgericht) landsbestuur zonder koning of centrale leider. Zo was het door God bedoeld.
Profetie in de Richterentijd
Dit betekende echter niet dat Israël goed functioneerde en elke Israëliet volkomen op de weg van God was. Slechts één rotte kan het geheel aantasten (1 Kor 15:33). Omdat het bederf van Israël toenam liet God hen prikkelen door buurvolken, zoals Filistijnen en Amorieten.
Daarnaast liet God kritisch van Zich horen onder de Israëlieten. Daartoe traden er in de Richterentijd (vaak naamloze) profeten op (Rich 6:8). Mannen en vrouwen, zoals Debora (4:4), die van Godswege Israël waarschuwde voor hun afdwalen. Richters profeteerden soms ook, omdat ze zulke gaven en talenten hadden. Maar hun ambt was niet dat van profeten.
Er traden ook engelen op met een profetische boodschap (2:1; 6:12; 13:3).
Woordstudie
Het Hebreeuwse woord voor profeet is 'navie‘ dat zo’n 290* in de Bijbel voorkomt en is afgeleid van de stam nava‘ – profeteren. Een profeet van God is iemand die geïnspireerd of onder invloed van de Heilige Geest namens God spreekt (Dt 18:18), dingen doet of laat of wonderen verricht (Nm 11:29). Het is dus iemand die God op een specifieke manier vertegenwoordigd in gunstige of ongunstige zin. Een profeet draagt dus de autoriteit van God uit (Nm 11:29) en daarmee is die dus een levend bewijs van het bestaan van God.
Een navie‘ ontvangt op verschillende manieren boodschappen en opdrachten. Het kan via een droom of visioen (Nm 12:6) of een (in)directe goddelijke openbaring. De navie‘ verkondigt Gods boodschap ook op verschillende manieren. Het kan via een mondelinge boodschap (Dt 18:18), via een teken of een wonder (Dt 13:1) of via een uitbeelding.
Profeteren heeft in Bijbelse zin ook de betekenis van het zich in geestvervoering (de Geest die de controle overneemt van de uitingen van de profeet) verheerlijken van God (Nm 11:25; 1 S 19:24).
Overigens kan dit laatste ook in tegengestelde zin. Ook boze geesten kunnen iemand in geestvervoering brengen zodat deze dingen laten horen waarover diegene die profeteert geen controle heeft (Jr 14:14). Er waren dus ook al vroeg valse profeten actief, zoals Bileam. Soms ook als tegenpolen van Gods profeten.
Het Nederlandse woord ‘profeet’ komt van het Griekse woord 'profetes'. Nadeel van dit Griekse woord is diens verband met de Griekse mythologie en religie, wat geen Bijbelse basis heeft en er per definitie strijdig mee is.
Opkomst van profeten
Toen de Israëlieten ervan overtuigd waren dat ze beter af zouden met een eigen koning net als de buurvolken kwam er een einde aan Israël als ‘republiek’. Opvallend is dat er vanaf toen ook geen (lokaal werkende) Richteren meer door God worden gezonden. Maar omdat de instelling van een koninkrijk niet Gods wil was en de eerste koning al gelijk van Hem afviel nam het optreden van profeten toe. Deze soort van profeten bleken bewakers van Israël als natie en diens leidslieden.
In zekere zin kan deze soort van profeten worden als de opvolgers van de Richteren. Alleen was hun functie anders. Logisch want in de Richterentijd had Israël geen centrale leider en de komst van koningen had een andere inrichting van de Israëlitische samenleving tot gevolg. Het centraal bestuur werd door het laatste versterkt. Profeten waren ook meer intern en Richters meer extern gericht.
Ontwikkeling profetenfunctie
In de Bijbel komt duidelijk een ontwikkeling van de profetie naar voren. Abraham werd als eerste door God een profeet genoemd (Gn 20:7). Maar hij was nogal een ander soort profeet dan bijvoorbeeld de latere profeet Jesaja. Abraham had niet het ambt van profeet. Dat heeft niet alleen te maken met het feit dat het profeteren qua inhoud zich ontwikkelde, maar ook met de omstandigheden en het doel ervan.
Abraham was een Hebreeuws profeet. Dat betekent dat hij familiehoofd (patriarch) was met een missie van God. Namelijk om aartsvader te worden van een apart volk van God. Maar Abraham trok door het land Kanaän als vreemdeling zonder één vaste verblijfplaats. Zijn leven lijkt op dat van de tegenwoordige Bedoeïen.
Vervolgens wordt Aäron, de broer van Mozes, een profeet genoemd (Ex 7:1). Daarbij lag het accent van de profetie op het verkondigen of aanzeggen van zaken. Aäron was bestemd om de eerste hogepriester te worden en dat ambt heeft per definitie de gave van profetie (Jh 11:51).
Mozes werd ook profeet genoemd, maar dat was ook het gevolg van zijn unieke contact met God die heel vertrouwelijk en direct was (Dt 34:10). Daarbij kon hij profeteren in verband met zijn bediening als messias. Maar God liet ook expliciet weten dat Mozes veel meer was dan wat toen als profeet gold (Nm 12:7). Bovenal beschouwden Mozes en Aäron zich nog als Hebreeën, hoewel zij als volk onderdeel hadden uitgemaakt van het wereldrijk Egypte en daardoor anders waren dan de aartsvaderen.
In de Richterentijd spraken profeten tot de Israëlieten. Waarschijnlijk vaak tot diens oudsten die de natie toen leidden. Aan het einde van die tijd traden ‘profeten’ op die door de Israëlieten zieners werden genoemd (1 Samuël 9:9) en blijken er profetenscholen te zijn ontstaan (1 Samuël 10:5). Hun functie blijkt om Israëlieten antwoorden te geven op vragen (1 Samuël 28:6). Maar beiden zijn geen door God gewilde ontwikkelingen, maar religieuze ijver van mensen, want nergens staat in de Bijbel dat deze zaken door Hem was bevolen.
Ambt en (tijdelijke) roeping
Met de dienst van Mozes, Aäron, de priesters, Jozua en de Richteren en profeten had God aan de Israëlieten laten zien dat Hij naast de oudsten ook gelovigen met een speciale roeping aanstelde voor een bepaalde (tijdelijke) functie. Mensen die door God(s Geest) werden gegrepen voor een bepaalde functie.
Dit was bedoeld om duidelijk te maken dat er onderscheid is tussen de aanstelling in een ambt, zoals kohen (Israëlitisch priester), en voor een speciale (tijdelijke) functie, zoals Richter. Die laatsten vallen sterk op door het bijzondere charismatische optreden. Daarom worden ze bijna altijd met hun naam genoemd in de Bijbel en is hun dienst (uitgebreid) daarin beschreven.
Dit in tegenstelling tot de duizenden ambtsdragers die waren aangesteld, waarvan soms de naam en enkele feiten van hun dienst is beschreven maar vaak ook niet. Dat wijst op het verschil tussen het bekleden van een ambt of een (tijdelijke) roeping.
Een ambt is ook een roepingssoort, maar functioneert meestal voor een langere tijd, op bepaalde wijze (voorgeschreven regels en eisen) en voor een vastgesteld doel. Volgens de Bijbel was Samuel de eerste die het (nieuwe) ambt van profeet op nationaal niveau bekleedde.
Praatmee