Moeilijke Bijbelteksten: wat iedere christen moet weten over de Richterentijd
In de serie Moeilijke Bijbelteksten behandelt Bijbelleraar Marco van Putten in korte artikelen onderwerpen uit de Bijbel die moeilijk worden gevonden. In dit artikel worden vragen behandeld over de Richterentijd.
Nadat de Israëlieten onder leiding van Jozua een blijvende positie hadden in het land Kanaän (Jz 12:24), droeg hij de inname van het Land aan hen over (11:23). Vanaf toen begon feitelijk de periode die achteraf ‘de Richterentijd’ is genoemd. In die periode traden Richteren op tegen de wantoestanden in en rond Israël.
Woordstudie
Het Hebreeuwse woord sjoftiem wordt vaak vertaald als ‘Richteren’ en is afgeleid van de stam sjafat – besturen, wreken of recht uitoefenen. Toch is het een enigszins cryptisch woord. Een sjofet is geen rechter, iemand die rechtspreekt, want dat is een ander ambt in Bijbelse zin. Velen begrijpen niet meer wat een Richter is.
De functie van sjofet blijkt echter veel ouder dan die uit de Richterentijd. Zo werd Mozes tijdens Israëls verblijf in Egypte gevraagd of hij dacht Richter te zijn (Ex 2:14). Later bleek hij dat te zijn (18:13).
Mozes stelt ook Richteren over hen aan (18:21-26) en gaf die instructies (Num. 25:5; Dt 1:16). Hij gaf ook bevel om na de inname van het beloofde Land Richteren aan te stellen in alle steden (Deut. 16:18). Die zijn blijkbaar ook aangesteld (Jozua 23:2; 24:1).
Maar de Richteren uit de gelijknamige tijd waren buitengewoon en niet zozeer ambtsdragers. Ze waren misschien ook niet officieel in het ambt als Richter aangesteld. Ze hadden een Richterbediening.
Wat is een Richter?
De Richteren uit de gelijknamige tijd waren niet zo zeer helden die op spectaculaire wijze Israël bevrijdde van een vijand die hen in een bepaalde tijd bedreigde. Helden in de heidense zin kent Israël niet en heeft die ook niet nodig. Israël was de enige natie die God eerde en diende. Richteren waren daarom altijd vrome personen die aangedreven werden door de Heilige Geest. Ze traden op ten gunste van de natie Israël.
Op enkele uitzonderingen na, zoals in het geval van de Richter Sjimsjon (Simson), waren het personen die op latere leeftijd door God werden aangezet om iets recht te zetten, zoals wraak nemen. Hun verdiensten lijken dus eigenlijk hoofdzakelijk op het vlak van fysiek geweld te liggen. Het waren dus geen profeten of Bijbelleraren.
God stelde Richteren aan om voor een bepaalde periode orde op zaken te stellen in Israël. Vaak begon dat om beweging te brengen in een vastgelopen lokaal probleem (binnen een stam). Omdat de bediening van deze Richteren door veel mensen alleen vanuit de spectaculaire kant wordt bekeken, wordt diens opdracht om Israël (terug) te brengen tot de Bijbelse godsdienst vaak niet begrepen. Maar alle Bijbelse bedieningen en ambten beogen een godsdienstig doel, dus ook dat van deze Richteren. Pas als Israël rust had, zou het in staat kunnen zijn zich weer tot God te wenden. Wie goed leest ziet dat dit ook het resultaat was van hun optreden.
Dus de Richterentijd moet opgevat worden als een Godsvruchtige periode, zolang de Richter actief was (Rich 2:18). Een voorbeeld van die Godsvrucht blijkt uit de wijze waarop de Israëlitische familie van de Moabitische Ruth een zegen was voor haar en hun omgeving. Zij bekeerde zich daardoor tot de Bijbelse godsdienst (Ruth 1:16; 4:10).
God hoopte dat de Israëlieten uiteindelijk zonder de Richter zouden kunnen. Toch bleek het herhaaldelijk nodig dat Hij een nieuwe Richter zond na hun smekingen daarom. Israël bleek niet in staat het Bijbelse leven te handhaven. Iedereen deed wat oprecht (vroom) was naar eigen inzicht. Het ontbrak hun blijkbaar aan onderwijs en juist begrip van Gods wil. Er traden ook nauwelijks profeten op en de kohaniem (Israëlitische priesters) verzaakten hun ambt (1 S 2:12-17, 22).
Zo indrukwekkend als Richteren opeens optraden tegen Israëls vijanden, zo plotseling verdwenen de meesten ook weer uit de openbaarheid. Althans, in de Bijbelverhalen. God lijkt er scherp op te hebben toegezien dat Richteren niet als een soort heiligen zouden worden vereerd. Ze waren immers uitsluitend in dienst van God en na het vervullen van hun opdracht was hun dienst voor Israëls collectief niet langer nodig.
Begin en einde Richterentijd
Feit is dat Jozua zelf geen richter was. Vandaar dat volgens de traditie de Richterentijd pas begon na zijn dood (waarschijnlijk ongeveer 1315 v.Chr.). Maar tijdens zijn leven trad de eerste Richter Otniël al op (Jozua 15:17). De Richterentijd blijkt dus al tijdens Jozua’s leven te zijn begonnen.
Hetzelfde geldt voor het einde van de Richterentijd. Traditioneel zou dat zijn vanaf het aanstellen van Israëls eerste koning. Maar het was de profeet Samuël die dit als Richter deed. De Richterentijd lag dus tussen het optreden van die personen (Otniël en Samuël) in. Kan het nog preciezer worden afgebakend?
De Richterentijd was de tijd waarin Israël geen centrale leider had, maar geleid werd door de oudsten. Jozua was het grootste deel van zijn laatste levensjaren – waarschijnlijk zo’n 40 jaar – geen leider meer over Israël. Hij trad zo’n vijf jaar na de inname van het beloofde Land terug (14:10). Dat was het begin van de Richterentijd. Dat lijkt in ongeveer 1355 voor Christus te zijn geweest.
Het aanstellen van koning Saulus is het einde van de Richterentijd zijn. Dat lijkt omstreeks 1040 voor Christus te zijn gebeurd. Dan zou de Richterentijd dus ruim 315 jaar hebben geduurd! Traditioneel zou dat maar zo’n 150 jaar zijn geweest, omdat de uittocht uit Egypte onjuist wordt gedateerd tijdens farao Ramses II. Een langere Richterentijd zou echter passen bij de lange tijd dat de Richteren optraden, namelijk in totaal ruim 250 jaar.
Israëlitische republiek
In de Richterentijd werd Israël geleid door een raad van 70 oudsten (Num. 11:16). Het was toen dus een onafhankelijke republikeinse natie. Ze werden al door oudsten geleid sinds hun verblijf in Egypte (Ex 3:16). Naast de overkoepelende leiding van de oudsten, hadden de families en stammen eigen leiders. Daarnaast waren er nog de kohaniem die verantwoordelijk waren voor het (lokale) godsdienstige onderwijs, de rechtspraak en de eredienst.
In de Richterentijd was de Israëlitische natie decentraal (op lokaal niveau) ingericht. Het centrale heiligdom in Sieloh, waar jaarlijks de erediensten van de hoogtijdagen werden gevierd, vertegenwoordigde de nationale godsdienstige identiteit. Zaken van landsbestuur die de hele natie aangingen werden besproken in de plaats Mitspah (Rich 20:1).
De benaming ‘Richterentijd’ is dus onjuist, want dat suggereert de Richteren de hoofdrol hadden. Maar zij traden alleen af en toe op. Dan stonden zij garant voor een opleving in de welvaart door Gods zegen. De benaming geeft ook het onterechte vermoeden dat er een logische keten van Richteren optraden. Ook dat was niet zo.
Overige verkeerde voorstellingen
De meeste gelovigen stellen zich de Richtertijd voor als een chaotische en gewelddadige periode. Een tijd waarin Israël ernstig van God zou zijn afgedwaald. Maar dan worden Zijn geweldige werken in die tijd over het hoofd gezien en al helemaal niet begrepen dat deze tijd een toetsingsperiode was waarvan veel te leren valt.
Wat ook opmerkelijk is dat de Koningentijd, als de ‘normale’ periode wordt gezien. Dat heeft ermee te maken dat de Richterentijd als korte, duistere periode wordt gezien dat wel moest uitlopen in de Koningentijd. Toch duurde de Richterentijd zoals hiervoor is aangetoond in werkelijkheid bijna even lang als de Koningentijd, zeker als de vazal-koningschappen eraf getrokken worden. Beiden perioden kenden chaos en geweld.
Gesteld moet worden dat bijna alle Israëlitische koningen kwaadaardiger en minder effectief waren dan de Richteren. Tijdens het koninklijke bestuur van Israël verslechterde Israëls situatie eerder dan dat het verbeterde in vergelijk met de Richterentijd. Op enkele uitzonderingen, zoals onder de koningen David en Hizkia, na.
Praatmee