Als kerken lieten we homoseksuelen in eenzaamheid worstelen
In 1983 deed ik als eerstejaarsstudent mee aan het AVRO-radioprogramma āWaar geen wil is ben je wegā. Jongeren tot en met 18 jaar spraken daar over allerlei actuele themaās en ze zochten een āstrenge christenā die mee wilde discussiĆ«ren over abortus. Zo geschiedde. Een week later belde de AVRO-redactie me met de vraag of ik over een maand ook mee wilde doen in de uitzending over āhomoseksualiteitā. Daar heb ik voor bedankt. Ik kende geen homoās of lesbiennes en had me ook nog niet echt verdiept in wat ik daar als bijbelgetrouw christen van moest vinden.
In diezelfde tijd was ik de meest enthousiaste fan in het Noorden des lands van de vrijgemaakt-gereformeerde muziekgroep Wingerd. Ze waren binnen de GKV (vorig jaar gefuseerd met de NGK, red.) zowel omstreden (omdat ze popmuziek maakten en hun optreden met licht- en rookeffecten opvrolijkten) als ook razend populair onder veel gereformeerde jongeren. Minder bekend was dat de leadzanger, Cees van Moolenbroek, en nog een aantal leden van de band, homoseksueel waren en een relatie aangingen.
In het boek Gebonden aan een bandeloos bestaan van Johan Bakker uit 2023, dat je wel āde Wingerd-biografieā mag noemen, wordt ook beschreven hoe in de jaren ā70 en ā80 hier kerkelijk mee omgegaan werd. Vaak volgde daarop kerkelijke tucht, in een enkel geval volgden er geen tuchtmaatregelen. Voor die tijd vond de schrijver dit āeen opmerkelijk voorbeeld van de pragmatische omgang met verschil in opvattingen binnen de vrijgemaakte kerk.ā Maar in de jaren ā80 was dit bij de fans van Wingerd niet echt bekend. Pas toen Cees van Moolenbroek ernstig ziek werd, werd er gefluisterd dat hij aids had. In 1992 is hij daar op 40-jarige leeftijd aan overleden.
In dat jaar werd ik dominee in de GKV. Jaarlijks hielden de predikanten een Ć©Ć©ndagsconferentie in de Eudokiakerk te Kampen. Daar sprak ergens halverwege de jaren ā90 prof. J. Douma, hoogleraar ethiek aan de vrijgemaakte Theologische Universiteit, over het onderwerp āhomofilieā. Die term is nu omstreden, maar werd die tijd, mede onder invloed van Douma, in heel gereformeerd en evangelisch Nederland gebruikt om onderscheid te maken tussen de geaardheid (iemand is āhomofielā net zoals een hetero die geen seks voor het huwelijk heeft āheterofielā is) en het praktiseren ervan (iemand die binnen of buiten een relatie seksuele omgang heeft met een ander is āhomoseksueelā of āheteroseksueelā) ā een onderscheid dat volgens mij nog steeds goed te gebruiken is.
Praatmee