Theoloog teleurgesteld in kritiek NGK-prominenten: 'Kort door de bocht'
Homoseksuele gemeenteleden met een relatie zijn binnen de Nederlandse Gereformeerde Kerken (NGK) welkom aan het avondmaal en in de ambten, zo werd onlangs besloten tijdens de generale synode. Zes prominente theologen uitten onlangs kritiek, maar theoloog Ad de Bruijne vindt het niet overtuigend. 'Zij herhalen enkele bekende argumenten maar negeren tegenargumenten en overwegingen uit de huidige bezinning', schrijft hij in het Nederlands Dagblad.
De NGK-synode erkende onlangs dat de Bijbel seks tussen mensen van hetzelfde geslacht afkeurt, maar ziet tegelijkertijd dat geen enkele Bijbeltekst expliciet spreekt over een homoseksuele oriëntatie of duurzame, liefdevolle relaties. Gemeenteleden die een homoseksuele relatie aangaan, mogen wat de NGK-synode betreft niet worden uitgesloten van deelname aan het avondmaal. De NGK laten de beslissing over het toelaten van homoseksuele gemeenteleden in ambtelijke functies over aan de kerkenraden. In principe staat de weg naar het ambt open voor iedereen die het geloof belijdt en aan het avondmaal deelneemt.
Ben Vreugdenhil, Dick Westerkamp, Egbert Schuurman, Erik de Boer, Sander Griffioen en Wim Rietkerk wezen onlangs op Bijbelse passages zoals 1 Korinthe 6 en Mattheüs 19, waarin volgens hen het Bijbelse kader voor seksualiteit helder wordt geschetst. Door deze normen los te laten, vrezen ze dat ook andere Bijbelse richtlijnen onder druk komen te staan. 'De synode opent hiermee de deur om afstand te nemen van de vastheid van Bijbelse normen en structuren', zo maakten de theologen duidelijk. 'Wij willen geen kerk waarin we ons moeten excuseren voor het uitdragen in prediking en pastoraat van de Bijbelse leer over huwelijk en seksualiteit.'
Ad de Bruijne
Theoloog en ethicus prof. dr. Ad de Bruijne, verbonden aan de Theologische Universiteit Utrecht, heeft een genuanceerde visie ontwikkeld op homoseksualiteit binnen de christelijke ethiek. In zijn boek Verbonden voor het leven (2022) pleit hij voor ruimte binnen de kerk om homoseksuele relaties te erkennen en te zegenen, zij het met een onderscheid ten opzichte van het traditionele huwelijk.
Hij erkent dat de theologische discussie hierover nog lang niet is afgerond, maar vindt het eerlijk dat de synode de verscheidenheid aan opvattingen binnen de kerken erkent in plaats van een kant te kiezen. Volgens De Bruijne getuigt het synodebesluit van verlegenheid, maar ook van realiteitszin: de overtuigingskracht van de traditionele benadering neemt al jaren af, en er zijn ook inhoudelijk goede argumenten voor andere visies. De theoloog vindt dat de critici te stellig spreken, alsof zij de enige waarheid in pacht hebben. Hun verklaring herhaalt oude standpunten, zonder in te gaan op actuele argumenten of twijfels.
De Bruijne pleit voor meer theologische diepgang en zelfonderzoek. In plaats van stelligheid zouden theologen de spanningen en onzekerheden in dit complexe onderwerp volgens hem serieus moeten nemen. Zelf ervaart hij in zijn ruimere visie ook de spanning: doet hij nu wél recht aan Gods wil? Juist dat soort innerlijke strijd toont volgens hem dat je een onderwerp écht hebt doordacht. Hij betreurt dat de critici hun energie niet gebruikten om op dat niveau met andere standpunten in gesprek te gaan. Dat zou de kerk in zijn ogen meer geholpen hebben dan het herhalen van vertrouwde lijnen.
Praatmee