God hoeft alleen Zijn vinger te roeren en alles wordt anders
God hoeft maar één vinger uit te steken en alles wordt anders. Aan het begin van Daniël 5 zien we een Belsazar die zich een geliefde, onbevreesde en geslaagde vorst waant, zozeer dat hij een gigantisch feest geeft om zijn eigen grootsheid te vieren.
Belsazar stelde zijn eigen vermaardheid tentoon. Terwijl hij zich daarmee bezighield en de alcohol zijn werk deed, beval hij ‘dat men de gouden en zilveren voorwerpen moest halen die zijn vader Nebukadnezar had weggehaald uit de tempel in Jeruzalem, opdat de koning, zijn machthebbers, zijn vrouwen en bijvrouwen eruit zouden drinken’ (vers 2). Zo gezegd, zo gedaan. Ongeveer een halve eeuw daarvoor waren deze voorwerpen uit de tempel van de levende God gestolen en aan het bezit van de Babylonische koningen toegevoegd. Nu deed deze koning van Babel er wat arrogantie en goddeloosheid betreft nog een schepje bovenop en gebruikte hij de voorwerpen die gemaakt waren om de Schepper-God te aanbidden, om zich te bedrinken en ‘hun goden van goud, zilver, koper, ijzer, hout en steen’ te prijzen (vers 4).
Wil je verder lezen?
Als lid krijg je onbeperkt toegang tot cvandaag.nl
Praatmee