Dr. Michael Brown: "Het is harteloos om Joden het goede nieuws te onthouden"
De Joodse dr. Michael Brown heeft een groot verlangen om zijn volk te bereiken met het Evangelie. Hij is ervan overtuigd dat hij zonder dat Evangelie zelf als drugsgebruiker zou zijn gestorven. Brown merkt op dat steeds meer christenen zich bewust zijn van de Joodse wortels van hun geloof.
Stichting Israël en de Bijbel ziet een toenemende openheid onder Joodse mensen voor het Nieuwe Testament. Anderzijds groeit er onder christenen een weerstand tegen de verspreiding van het Evangelie, vanwege alles wat er vanuit het christendom ten aanzien van het Joodse volk is misgegaan. Hoe kijkt u daar als Joods gelovige tegen aan?
"Laat ik allereerst zeggen dat ik waardeer dat christenen zich bewust zijn van het verschrikkelijke antisemitisme zoals dat binnen kerken heeft gehuisd en dat hen dat verdriet doet. In de Naam van Jezus zijn Joodse mensen inderdaad vreselijke dingen aangedaan. Overigens waren veel van deze daders geen echte christenen.
Anderzijds heb ik het juist aan gelovigen uit de heidenen te danken dat zij mij het Evangelie hebben verteld. En ik ben niet de enige. Wereldwijd (met inbegrip van Israël) is de grote meerderheid van Messiasbelijdende Joden door het getuigenis van christenen uit de heidenen tot geloof gekomen. Het feit dat anderen het water vervuild hebben, betekent niet dat christenen uit de heidenen, die het Levende Water hebben, dat Water niet met hen zouden moeten delen. In feite is de ergste vorm van antisemitisme, Joodse mensen het Goede Nieuws van Jezus, de Messias te onthouden. Samen met alle Joodse gelovigen die ik ken, moedig ik juist de christenen aan om het Evangelie aan het Joodse volk te vertellen. Ze hebben het zo enorm hard nodig. Het is harteloos om hen het goede nieuws te onthouden!
In hun getuigenis kunnen christenen hun oprechte liefde laten zien. En als de geschiedenis van antisemitisme ter sprake komt, is het goed als zij zeggen zich daarvan bewust te zijn; die geschiedenis met afschuw en pijn hebben bestudeerd en antisemitisme afwijzen. Christenen kunnen vergeving vragen voor wat deze mensen in de Naam van hun Redder is aangedaan, maar tegelijk zeggen: Ik wil je ook laten zien, Wie Hij werkelijk is en hoe een echte christen is”.
Uw boek ‘Bloed aan onze handen’ is ook in Nederland door veel christenen gelezen. Een aantal van hen baseert hun weerstand tegen de verkondiging van het Evangelie op de feiten uit dit boek. Maar ik begrijp dat dit nooit de opzet van deze uitgave is geweest?
"Zeker niet. De bedoeling van het boek was om de kerk te helpen de pijn van het Joodse volk te begrijpen. Er is een citaat van de katholieke geleerde Edward Flannery, dat ik vaak gebruik en aan het begin van het boek heb opgenomen: 'Pagina’s van de geschiedenis die Joden uit hun hoofd hebben geleerd, zijn door christenen uit hun geschiedenisboeken gescheurd' Die ‘pagina’s wilde ik weer bekend maken. Maar tegelijk refereer ik in het boek regelmatig aan het feit dat Joodse mensen het Evangelie nodig hebben voor hun behoud.
Aan het einde wijs ik op één van de redenen waarom Paulus het Evangelie aan de heidenen brengt: om Israël tot jaloersheid te wekken (Rom. 11:11). Oftewel dat Joodse mensen de waarde van Gods aanwezigheid in jouw leven kunnen zien en de rijkdom die je in de Messias ontvangen hebt."
U schreef uw boek zo’n vijfentwintig jaar geleden. Heeft u in die twee decennia een verandering in de houding van christenen ten opzichte van Joden waargenomen?
"Ja, op een aantal terreinen. Ten eerste dat de kerk zich nu meer bewust is van dit deel van haar geschiedenis dan in de tijd dat ik het boek schreef. Dat geldt niet voor alle christenen. Toen ik in Azië over dit onderwerp sprak, waren christenen geschokt. Ze hadden dat nog nooit gehoord, omdat veel van die verschrikkingen zich in Europa hebben afgespeeld.
Ten tweede zijn christenen zich veel meer bewust geworden van de Joodse wortels van hun geloof. Tegenwoordig vragen christenen zich bijvoorbeeld af of ze zich aan de spijswetten of de Sabbat en dergelijke zouden moeten houden. Ik zeg niet dat ze die kant op moeten gaan, maar in plaats van de wet te zien als iets slechts, hebben ze nu meer waardering en erkenning daarvoor in de zin van: 'Dit zijn de wortels van ons geloof. Jezus kwam niet om de wet af te schaffen, maar om hem te vervullen'. Hoewel er bij alles natuurlijk sprake kan zijn van extremen en verkeerde accenten.
Ten derde zie ik in deze tijd een negatieve ontwikkeling. Ik zie een toename van de vervangingstheologie en vijandigheid ten opzichte van de staat Israël. Mijn gevoel hierover is dat zolang Joden een vervolgde minderheid zijn, christenen hen makkelijker steunen. Als Joden echter zichzelf kunnen verdedigen, komt bij christenen vaak weer die aloude anti-Joodse houding opzetten.
Tientallen jaren geleden was er veel meer sympathie voor de zaak van Israël. Vandaag de dag laten christenen zich makkelijker beïnvloeden door het Palestijnse verhaal, dat Israël de kwade bezetter is. Toen de staat Israël werd opgericht, was de vervangingstheologie en de ‘vergeestelijking’ van de landsbelofte veel moeilijker staande te houden, dan daarvoor. Hoe kon je zeggen dat God had afgedaan met Zijn volk? Maar nu mensen eraan gewend zijn geraakt dat Joden weer in het land wonen, wordt er continu gewezen op het onrecht dat Israël de Palestijnen zou aandoen en is het gemakkelijker om Israël opnieuw te demoniseren. Deze groeiende trend is voor mij reden tot bezorgdheid."
Er bestaat verwarring over het idee dat christenen schuld moeten belijden aan het Joodse volk. Voor veel christenen houdt het daarbij op. Hoe kijkt u daar tegenaan?
"Toen ik in 1971 tot bekering kwam, heeft niemand aan mij de christelijke schuld beleden. Ik was een drugsgebruikende tiener, aan wie het Evangelie werd verteld en ik werd gered. Ik kende de geschiedenis van antisemitisme van de kerk niet eens toen ik gered werd. Datzelfde geldt voor veel Joden. Joden die hun geschiedenis kennen, zullen als je met hen in gesprek gaat, op een gegeven moment beseffen dat jij anders bent. Je kunt ze ook eenvoudig uitleggen dat niet iedereen die zich christen noemt, ook werkelijk christen is en dat er veel slechte dingen zijn gedaan door mensen die beweerden christenen te zijn, maar het niet waren.
Dus persoonlijk heb ik geen verlangen om naar een samenkomst te gaan waar christenen hun schuld aan het Joodse volk belijden. Dat is al gedaan. Het is gedaan op nationaal niveau, op confessioneel niveau. Het is klaar, we gaan weer verder. Het enige moment waarop het voor mij relevant is, is als je het Goede Nieuws met iemand deelt, die zegt: 'Ja, en hoe zit het dan met de kerkgeschiedenis?' Dan kun je het afwijzen, je ervan distantiëren en om vergeving vragen. Verder heeft het geen zin om zoiets te doen. De kruisvaarders waren geen christenen toen ze deden wat ze deden. Als je hen had gevraagd wat de essentie van het Evangelie was, hadden ze je niet eens kunnen antwoorden.
Natuurlijk hebben we invloedrijke mensen als Maarten Luther, die veel schade heeft aangericht. Dat moeten we niet ontkennen. Maar laten we vooral niet in dat schuldbesef blijven hangen.
Bedenk dat zelfs de Knesseth (het Israëlische parlement) de oprechte liefde van veel christenen voor het Joodse volk erkent. Vroeger stonden Joden sceptisch tegenover christenen en vroegen: 'Wat, als we niet geloven in jullie profetische scenario en geen volgelingen van Jezus worden, houden jullie dan nog steeds van ons?'. Maar veel christenen hebben in de praktijk bewezen dat ze hen, hoe dan ook, liefhebben. En daar moeten we op verder bouwen, in plaats van steeds maar weer naar het verleden terug te keren en excuses aan te bieden. Ik heb in Duitsland gezien hoe christenen daar steeds opnieuw de Holocaust en het antisemitisme willen belijden. Maar als je vergeving hebt gevraagd, moet je verder gaan en doen wat je kunt doen om muren te slechten."
De auteur van dit interview is Ton Stier van Stichting Israël en de Bijbel. Lees hier meer over het werk van Israël en de Bijbel. Bovenstaand artikel kwam in 2018 tot stand en wordt ter inspiratie van lezers af en toe gedeeld op de sociale mediakanalen van Cvandaag.
Praatmee