Jan Zwart: "Ik ben in mijn rolstoel gelukkiger dan toen ik nog kon lopen"
In zijn rolstoel komt hij aangereden om de hekken te openen. Jan Zwart (62) is eigenaar van een hondenopvang. Ondanks zijn beperking is hij de hele dag actief. ,,Dit werk is mijn lust en mijn leven. Maar er waren periodes dat ik alleen maar boos was. Waarom moest mij dit allemaal overkomen?”
Jan staat ’s morgens om zes uur al op. Hoewel ‘opstaan’ in zijn geval niet het goede woord is. Jan kan vanwege zijn dwarslaesie niet meer lopen. ,,Maar ik red me goed. Ik kan bijna alles. En wat ik niet kan, doet mijn personeel.” Hij heeft zo’n tien medewerkers in dienst en een paar stagiair(e)s. Zij doen het uitvoerende werk, terwijl Jan de algehele leiding van het bedrijf heeft.
Rond zeven uur worden de honden gebracht en ’s avonds voor etenstijd weer opgehaald. ,,Op die momenten ben ik er altijd bij. Verder is er veel onderhoud aan de gebouwen en het terrein. Dat doen we met z’n allen. ’s Middags moet ik spoelen. Dat wil zeggen dat ik mijn darmen en blaas moet ontlasten. Dat kan ik ook zelf.” Tijdens de rondleiding wijst Jan op zijn zorgunit, waar toilet, douche en bed zijn aangepast. ,,Ik moet ’s middags ook altijd even rusten, want ik heb de neiging te veel te doen en moet uitkijken dat ik niet over mijn grenzen ga.”
Rug kapot
Als Jan en Marleen nog maar kort zijn getrouwd, kopen zij de boerderij in Oldebroek. Ze krijgen een zoon en een dochter. Marleen werkt parttime in het onderwijs en Jan is bedrijfsleider op een proefboerderij.
Dan breekt die fatale dag aan. Jan maakt een val van vier meter en belandt op zijn rug. ,,Er waren wervels verschoven. Ik kon nog wel lopen, maar ik kreeg vreselijke pijn. Mijn rug was kapot. Na mijn revalidatie wilde ik weer werken. En dat heb ik ook een tijdje gedaan, maar het werk was te zwaar. Als ik bijvoorbeeld op de trekker reed, kon mijn rug die schokken niet aan. Ik werd volledig afgekeurd en kwam op mijn 38e thuis te zitten.”
Overbodig
,,Marleen ging fulltime werken, de kinderen waren naar school, en ik zat maar alleen thuis. Overbodig. Zo voelde het. Ik deed het huishouden en probeerde ook de buitenboel te onderhouden. Alles ging langzaam. Ik kon bijvoorbeeld eventjes grasmaaien, en dan moest ik bijkomen. Aan het eind van de dag was het gras wel gemaaid, maar vraag niet hoe.
Het pijnlijkste vond ik dat het voor de buitenwereld leek alsof ik niets mankeerde. Er waren mensen uit de kerk die wel begrip hadden, maar anderen zeiden: ‘Als je kunt grasmaaien, kun je toch ook werken?’ Ze gaven mij het gevoel dat ik me aanstelde. Terwijl ik juist een vechter ben. Ik doe eerder te veel dan te weinig.”
Verdiend
,,Ik schaamde me omdat ik niet werkte. Ik heb zelfs een tijd met een doosje achter op de fiets gereden, zodat het leek alsof ik met een doel ergens naartoe ging. De pijn beheerste mijn leven, ondanks alle pijnstillers, en mijn frustratie en woede namen toe. Ik was boos op mezelf, op God en op iedereen.
Die woede uitte zich soms met huilen, met schreeuwen, of ik smeet met dingen. Naar buiten toe was ik vrolijk en opgewekt, maar Marleen wist wel beter. Ze heeft weleens gezegd: ‘Als dit zo doorgaat, Jan, ga ik bij je weg.’ Ik ben zelfs verscheidene keren in de crisisopvang van de ggz beland.
Wat mij was overkomen, kon ik niet aanvaarden. Ik vond bij God weinig steun. Integendeel, ik dacht dat ik niet goed genoeg voor God was, en dat ik die ellende wel verdiend moest hebben. Ik ben niet zwaar christelijk opgevoed – wij zijn gereformeerd – maar toch zat die gedachte dat ik het verdiend had, heel diep. Ik durfde dus ook niet te bidden of God de pijn wilde wegnemen. Ik dacht: God heeft wel iets belangrijkers aan zijn hoofd. Later is mijn godsbeeld gelukkig wel veranderd. Ik heb het Licht gezien, zou je kunnen zeggen.”
Psychiater
Tijdens zijn opname in de ggz komt Jan in contact met een psychiater die zegt: ‘Deze man moet weer wat omhanden hebben.’ Jan krijgt een jobcoach toegewezen, die hem vraagt waar hij echt gelukkig van wordt. 'Honden', antwoordt Jan. Met hulp van het UWV krijgt hij in 2009 de kans een hondenopvang op te zetten, met behoud van uitkering. 'Maar ik verdiende het liever zelf. Ik begon met tien honden, inmiddels zijn het er zestig. Op een gegeven moment belde ik het UWV of ik iemand mocht aannemen. Dat hadden ze nog nooit meegemaakt! Iemand die volledig afgekeurd was, een eigen bedrijf had, en personeel in dienst wilde nemen.”
Ingeving
,,Ik werd vrolijk van het werk, maar met mijn rug ging het steeds slechter. Op een dag zakte ik door mijn benen en lag op de grond. Dat gebeurde steeds vaker. Ik moest om de tien minuten zitten. Op het hele terrein stonden stoelen! Er bleek een wervel losgeschoten en gekanteld te zijn en die drukte tegen het ruggenmerg. De pijn was niet te harden.”
Een hernia, ontstekingen, littekens, een fistel: Jan gaat van behandelingen naar revalidatie en weer terug. Maar in plaats van beter gaat het steeds slechter. Het lopen lukt niet meer, het plassen evenmin. Jan komt in een rolstoel terecht en moet met alles geholpen worden. Het verzorgingstehuis lijkt de enige optie.
,,Als je dat hoort, klapt je wereld in elkaar. En juist in die periode kreeg ik het gevoel dat God er was. Ik wist heel zeker, diep van binnen: er gaat iets gebeuren. Er zal iets moois ontstaan. Hoe ik daarbij kwam, ik weet het niet, het kwam vast van God. Ik stopte met vechten. Er kwam een soort overgave, een aanvaarden: God bestuurt mijn leven en het komt goed.
Ik moest steeds denken aan Job, van wie alles werd afgenomen, ook vrouw [HT1] en kinderen. Die had ik gelukkig wél: mijn vrouw en kinderen. Met Job kwam het uiteindelijk goed en dat zou ook met mij gebeuren. God gaf me die ingeving en daardoor wist ik: ‘Zie je wel, Hij is er. En Hij helpt mij wél.’ Ook door alle kaartjes die mensen stuurden, voelde ik mij gezien en aanvaard.”
Rolstoel
,,Ik ben niet blij met mijn dwarslaesie, maar ik ben er wel van opgeknapt.” Want Jan is verlost van de pijn. En van het idee dat anderen denken dat hij zich aanstelt. ,,Want door die rolstoel is wel duidelijk dat ik echt iets mankeer. Maar het bijzondere is: ik kan nu veel meer dan toen ik kon lopen, want in die tijd had ik altijd pijn. Ik kan bijna alles weer en voel me een ander mens. Het leven is steeds beter geworden. Ik heb bijvoorbeeld een handbike en kan er dus samen met Marleen op uit. Wij laten ons door mijn handicap nergens van weerhouden.
Ik durf nu ook te bidden voor mijzelf. Ik vraag God elke dag of Hij me wil helpen. En ik dank Hem voor zijn hulp. Ik bid niet om genezing. Ik heb mijn situatie volledig aanvaard. En ik heb gelijk gekregen toen ik voelde dat God iets moois zou doen. Want ik ben in mijn rolstoel gelukkiger dan toen ik nog kon lopen. Het werk dat ik doe, is mijn lust en mijn leven. Wel zullen we in de toekomst het bedrijf moeten verkopen. Want met mij zal het niet beter gaan, alleen maar slechter. En ook Marleen, die in het verleden kanker heeft gehad, zal stoppen met werken. Dan gaan we kleiner wonen en het rustiger aan doen. Maar daar wil ik nu nog niet te veel aan denken.”
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit het Elisabeth magazine. Wil jij meer van deze interviews? Ontvang nu het boek 'Houvast' bij een jaarabonnement.
Praatmee