Werd in Ezechiël 37 geprofeteerd over de huidige staat Israël?
Wie zich verdiept in de algemene christelijke visie op de huidige staat Israël, komt er al snel achter dat het herstel van Israël vaak gezien wordt als een geleidelijk proces dat in 1948 is begonnen. Een bekende profetie die veel wordt aangehaald is Ezechiël 37: het dal met de dorre doodsbeenderen die tot leven komen. Maar klopt deze gedachte wel?
Dorre doodsbeenderen
Ezechiël 37 beschrijft een jammerklacht over een uitzichtloze toestand: ‘Onze beenderen zijn verdord en onze hoop is vergaan, wij zijn afgesneden!’ (vers 11). Velen denken bij deze woorden aan de Holocaust. Bij Yad Vashem, het Holocaust Herdenkingscentrum in Jeruzalem, staat dit vers ook bij de ingang te lezen. De herleving van de dorre doodsbeenderen zou wijzen op een proces dat met de oprichting van de staat Israël is begonnen. De redenering is dat de beenderen nu bij elkaar zijn gebracht en er vlees en huid op de beenderen zit, en het alleen nog wachten is op de Geest (vers 14).
Definitief vervuld?
Hoewel deze uitleg aannemelijk klinkt, en ik geloof dat de Holocaust een voorbode was van de vervulling van deze profetie, is de vraag of deze strookt met de verklaring die God Zelf in dit hoofdstuk geeft.
Als we de eerste veertien verzen van Ezechiël 37 zorgvuldig bestuderen, valt op dat vers 1 tot en met 10 het proces beschrijft hoe de beenderen langzaam tot leven komen en worden samengevoegd. Niet willekeurig, maar ‘elk been bij het bijbehorende been’.
In vers 11 tot en met 14 wordt het beeld van de beenderen verklaard, alsook de tijd en omstandigheden waarin deze profetie in vervulling zal gaan.
Allereerst zal ‘heel het huis van Israël’ in een dode positie verkeren, waarbij alle hoop op leven is vervlogen (vers 11). De HEERE zal hen vervolgens uit hun graven doen herrijzen en Hij Zelf zal hen terugbrengen in het land (vers 12).
Dit lijkt te verwijzen naar de Holocaust en de daaropvolgende oprichting van de staat Israël. Maar leest u zorgvuldig de verzen 13 en 14: ‘Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben, als Ik uw graven open en als Ik u uit uw graven doe oprijzen, Mijn volk.’ Wanneer weet Israël Wie de HEERE is? Op het moment dat Hij hun graven opent en hen daaruit doet oprijzen.
Weet het volk na de Holocaust Wie de HEERE is? Het antwoord is: nee. Sterker nog, de Holocaust heeft - verdrietig genoeg - tot verdere secularisatie geleid.
Ook vers 14 kunnen we niet toepassen op vandaag: ‘Ik zal Mijn Geest in u geven, u zult tot leven komen en Ik zal u in uw land zetten. Dan zult u weten dat Ík, de HEERE, dit gesproken en gedaan heb, spreekt de HEERE.’ Pas nadat de Geest hen tot leven heeft gewekt, keert het volk terug naar het land, zal men weten Wie de HEERE is en dat Hij dit tot stand gebracht heeft (vgl. vers 6-10, 14).
Waarover gaat Ezechiël 37 dan wel?
Voor een goed antwoord op die vraag is het allereerst belangrijk om te zien dat de Bijbel spreekt over meerdere momenten van terugkeer:
1. De terugkeer uit de Babylonische ballingschap, ten tijde van Ezra en Nehemia en die 70 jaar zou duren (Jeremia 29:10; Daniël 9:2).
2. De huidige terugkeer sinds 1948, waaraan geen bekering van het volk is voorafgegaan. Het overgrote deel van hen kent de Heere nog niet.
3. De terugkeer die zal plaatsvinden na de wederkomst van de Heere Jezus, op basis van bekering.
Veel christenen zijn met deze derde en laatste Exodus onbekend. Wanneer je hierop zicht krijgt, vallen ineens veel (Messiaanse) profetieën met betrekking tot de terugkeer en herstel van Israël op hun plaats.
Waar vinden we deze derde terugkeer?
In de eindtijdrede van de Heere Jezus blijkt dat, aansluitend op Zijn wederkomst, het volk verzameld zal worden. We lezen: ‘En Hij zal Zijn engelen uitzenden onder luid bazuingeschal, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenbrengen uit de vier windstreken, van het ene uiterste van de hemelen tot het andere uiterste ervan’ (Mattheüs 24:31).
Ezechiël 37 spreekt ook over de ‘vier windstreken’ (vers 9) waar vanuit de Heere de Geest in de gedoden laat blazen en waardoor het volk tot leven komt en terugkeert naar het land.
Zowel de Heere Jezus als Ezechiël grijpen terug op beloften in de Thora. In Deuteronomium 30:1-5 wordt namelijk al gesproken over de wereldwijde terugkeer en het herstel van Israël die zulen plaatsvinden, nadat Israël als volk tot bekering is gekomen.
De voorwaarde van bekering zien we ook voorafgaand aan Jezus’ eindtijdrede als Hij zegt: ‘Hoe vaak heb Ik u bijeen willen brengen... maar u hebt niet gewild’ (Mattheüs 23:37-39). Waarom wilde Israël niet? Omdat ze als volk niet tot inkeer kwamen en de door God gezonden profeten verwierpen! Daarom vervolgt de Heere: ‘U zult Mij van nu af aan niet zien, totdat u zegt: Gezegend is Hij die komt in de Naam van de Heere!’
Kortom, eerst moet Israël de Naam van de Heere aanroepen, dan volgt de wederkomst van Christus waarop heel het volk terugkeert naar het land (zie ook Handelingen 3:19-21). ‘Alle beenderen’ staan namelijk voor ‘heel het huis van Israël’ (Ezechiël 37:11), die vervolgens verzameld zullen worden. Geen Israëliet zal in de diaspora achterblijven!
Gedeeltelijke terugkeer
In onze dagen zien we echter een gedeeltelijke terugkeer van het Joodse volk. Ongeveer de helft van de Joodse populatie woont nog altijd buiten Israël. En dan is er nog een groeiend aantal Israëli’s dat geen toekomst in het land ziet en ‘yerida’ maken, het land verlaten. Het is nu dus nog een land van komen en gaan, zoals in de tijd van Ezra en Nehemia. Toen keerde ook een deel van het volk terug. Dat moest ook gebeuren, want de Messias zou volgens de profeten in Bethlehem geboren worden en niet in ballingschap.
Zo is het ook met de wederkomst van Israëls Messias. Een deel van het Joodse volk keert nu terug, wat profetisch gezien een voorwaarde is voor Christus’ wederkomst op de Olijfberg en alle gebeurtenissen die daar omheen zullen plaatsvinden.
Maar de huidige terugkeer is niet het beloofde Messiaanse herstel, waarnaar de Heere verlangt en beloofd heeft! We leven nu nog in een opmaat naar de eindtijd ‘waarbij Jeruzalem door de HEERE gemaakt zal worden tot een bedwelmende beker voor alle volken rondom’ (Zacharia 12:2-3). De profeet Hosea spreekt over een tijd waarin Israël in haar benauwdheid de HEERE zal zoeken en tot Hem zal terugkeren (Hosea 5:15-6:2). Over diezelfde benauwde tijd spreekt de Heere Jezus in Zijn eindtijdrede (Mattheüs 24:21), wat ook overeenstemt met de jammerklacht in Ezechiël 37: ‘Onze beenderen zijn verdord en onze hoop is vergaan, wij zijn afgesneden!’ (vers 11).
Gelukkig mogen we weten dat deze – tot de Heere gerichte – jammerklacht zal leiden tot hun bekering en herstel.
Bekering in en buiten Israël
Dan is er nog de gedachte dat in onze dagen alle Joden naar Israël gebracht moeten worden en ze daar als volk tot bekering zullen komen. Maar dit is niet in overeenstemming met het volledige plaatje wat de Bijbel schetst. Allereerst zagen we vanuit Mattheüs 24:31 dat een groot deel van het Joodse volk pas na de wederkomst teruggebracht zal worden naar het land. Dit betekent dat er ook in de eindtijd Joden nog overal ter wereld zullen wonen.
Daarnaast vinden we profetieën die spreken over een bekering in Israël zoals Zacharia 13:9, alsook buiten Israël. Beide profetieën moeten we naast elkaar laten staan! Zo spreekt Deuteronomium 30 over Joden die Gods Woord ‘onder de volken’ ter harte zullen nemen.
Of neem Deuteronomium 4:27-31: ‘De HEERE zal u dan overal verspreiden onder de volken. U zult met slechts weinig mensen overblijven onder de heidenen naar wie de HEERE u voeren zal. Daar zult u goden dienen die het maaksel van mensenhanden zijn, hout en steen, en die niet zien, niet horen, niet eten en niet ruiken kunnen. Dan zult u daar de HEERE, uw God, zoeken en u zult Hem vinden, als u Hem met heel uw hart en met heel uw ziel zoekt. Wanneer u in benauwdheid zult zijn en al deze dingen u getroffen hebben, in later tijd, dan zult u terugkeren naar de HEERE, uw God, en Zijn stem gehoorzamen. Want de HEERE, uw God, is een barmhartig God; Hij zal u niet loslaten, en u niet te gronde richten; Hij zal het verbond met uw vaderen, dat Hij onder ede met hen gesloten heeft, niet vergeten.’
Het gaat hier om degenen die ‘onder de volken’ leven en de Heere zoeken ‘in benauwdheid’ en ‘in later tijd’, ofwel: in de eindtijd.
De verschrikkelijke gebeurtenissen van 7 oktober tonen hoe snel en intens het antisemitisme kan toenemen. Al na één week waren er over de hele wereld anti-Israël demonstraties en konden in veel steden Joden niet meer veilig over straat. In het licht van de hier besproken profetieën kunnen we ons meer dan ooit een voorstelling maken van hoe Joodse gemeenschappen straks overal in benauwdheid komen en de Heere zullen aanroepen. Het onderstreept tegelijk het belang van de wereldwijde bijbelverspreiding onder het Joodse volk, waar we ons als stichting Israël en de Bijbel sinds 1969 voor inzetten.
Conclusie
Daarmee kom ik tot slot terug op Ezechiël 37. Naar mijn overtuiging spreekt dit hoofdstuk dus over de terugkeer en het herstel na de wederkomst van Christus. In de eindtijd zal het eerst tot een tragisch dieptepunt komen waarbij alle hoop vervlogen lijkt. Israëls roep tot de Heere zal leiden naar de wederkomst van Christus. Hij zal Zijn volk verlossen en doen herleven. Alle beenderen (heel het huis van Israël) zullen dan worden verzameld en terugkeren naar het land. Ook de zogeheten ‘verloren stammen’ van Israël zullen door de Heere worden opgespoord en teruggebracht. Daar zal geen DNA-test aan te pas komen, de Heere kent immers de zijnen! Ieder been zal zorgvuldig bij het bijbehorende been komen (vers 7), zoals we ook verderop zien in Ezechiël 48 dat de stammen verdeeld worden over het land.
Dan zullen ook Juda en Israël herenigd worden (vers 15-28). ‘Ik zal hen tot één volk maken in het land, op de bergen van Israël. Zij zullen allen één Koning als koning hebben’ (vers 22). En die Koning is natuurlijk niemand anders dan de Heere Jezus Christus.
Bijbelleraar Christian Stier is verbonden aan Stichting Israël en de Bijbel. Bovenstaand artikel verscheen eerder in Het Zoeklicht en is met toestemming overgenomen door Cvandaag.
Praatmee