Protestanten zoeken in toenemende mate inspiratie in de katholieke en anglicaanse traditie
Verrassend dat twee protestantse theologen een boek publiceren met voorstellen tot verrijking van de liturgische praktijk. Het werk is ontstaan in coronatijd, op het moment dat de liturgie grotendeels wegviel en het allemaal op de preek aankwam. In die leemte is bij de auteurs een hernieuwd verlangen naar liturgie aangewakkerd.
Het boek komt niet uit de lucht vallen. Haar thema is zeer actueel: protestanten zoeken in toenemende mate inspiratie in de katholieke en anglicaanse traditie. Het boek sluit aan bij twee belangrijke drijfveren. Allereerst de schoonheid van de liturgie. Volgens de schrijvers richt het protestantisme zich teveel op het oor en de ratio dan op de andere zintuigen. Als gevolg daarvan “moeten het heil en de genade van God ook helemaal ‘door de oren’.”
Om juist de hele mens aan te spreken geven Plaisier en Cornet diverse aanwijzingen voor een rijke liturgie waarmee Gods Geest de gelovige mee kan nemen in het verhaal van God.
Toenadering
Een andere belangrijke aanleiding is, zoals een priester in een gesprek eens treffend verwoordde: “Een sterke ervaring van gemis”. In andere woorden, er heerst een gevoel van verlatenheid. God is ver weg. Daarom trekt de sacramentele dimensie van de rooms-katholieke traditie protestanten aan. Zo stellen Plaisier en Cornet dat de eredienst niet alleen iets is van het Woord: Christus spreekt, maar ook van de sacramenten: God is aanwezig. Zo wordt het gebouw waar de gemeente samenkomt een gewijde plaats, een ruimte waar Christus door het sacrament van het Avondmaal tot ons komt en de gelovige Hem mag ontvangen. Zo bemiddelen de sacramenten het werk van Gods Geest om dichter bij God te komen.
Het boek bestaat uit vier delen. Het eerste deel gaat over de liturgie als plaats waar God en mens elkaar ontmoeten. In deel twee wordt ingegaan op de verschillende onderdelen van de liturgie waarin de gelovige God ontmoet, zoals de doop, heilig Avondmaal en gebed. Vervolgens komen de raamwerken van de liturgie zoals tijd en ruimte en haar invloed op de vieringen aan bod. Daarnaast wordt gepleit voor een orde in de samenkomst van de gemeente, een liturgie die bestaat uit Woord en sacrament. In het slotdeel worden vier dimensies belicht van de liturgie, hoe zij in verbinding staat met ons voorgeslacht (verleden), engelen en heiligen (boven), onze tijdgenoten (buiten) en dat zij Christus’ komst verwacht (voren).
God en mens
De auteurs van Dichter bij God gaan de liturgie in al haar facetten langs. De grondtonen van het boek zijn dat God in Christus tot ons nadert, en de gemeente op heilige grond staat. Of het nu gaat om het gemeenschappelijke gebed, het geven van de gaven of het sacrament van de doop, het zijn momenten waarin de gemeente God mag naderen. Dat verwoorden de auteurs als het hart van de liturgie, daar waar de mens voor God staat. Enerzijds ons tekortkomen, anderzijds Gods volmaaktheid. Zou ons gemeenteleven niet revolutionair veranderen wanneer ieder christen diep van binnen zou realiseren dat God tijdens de samenkomst van de gemeente in haar midden is?
In het boek klinkt een warm hart voor de gelovige. De coronapandemie heeft het gemeenteleven geen goed gedaan: een preek via een scherm en een predikant zonder toehoorders. Dat is niet hoe het hoort te zijn. Het is essentieel dat een gemeente samenkomt, om te laten zien dat wij elkaar nodig hebben, want geloven is geen individuele aangelegenheid. Plaisier en Cornet onderstrepen terecht dat, wanneer de gemeente bijeen is, er geen sprake van eindeloze improvisatie kan zijn, een bepaalde structuur is gewenst. Tegelijkertijd stellen zij met reden dat een keuze voor een bepaalde orde van dienst of veel rijke liturgische handelingen uiteindelijk geen succesformules zijn. Het is al genoeg voorgekomen dat de liturgische molens nog draaien, maar er een leegte is. Er is niks meer.
Betekenis van woorden
In het openingshoofdstuk van Dichter bij God gaat Plaisier in op de vraag: Wat is liturgie? Hij verbindt ‘liturgie’ met de eerste christelijke gemeenschap, die zich aan de leer van de apostelen hield, samen bad en het brood brak (Handelingen 2:42). Hoewel de auteur pogingen onderneemt om het fenomeen liturgie te verhelderen, blijft het opvallend stil over Bijbelse referenties. Neem bijvoorbeeld het Griekse woord voor liturgie, leitourgia (dienst(betoon) of bediening), welke zes keer voorkomt in het Nieuwe Testament. Hoe kan je alle ruimte geven aan “wat vanuit de wereldkerk tot ons komt” zonder éérst helder te hebben wat de Schrift te zeggen heeft?
Nu komt het. Binnen de Rooms-Katholieke traditie, waar Plaisier en Cornet ogenschijnlijk de meeste inspiratie hebben geput, gaat liturgie over méér dan de viering van de eredienst: leitourgia (bediening, Hebr. 8:6) wordt gekoppeld aan leitourgos (dienaar, Hebr. 8:2). Deze dienaar is Jezus Christus. Volgens de Rooms-Katholieke Catechismus (1070) is de liturgie “de uitoefening van het priesterlijk ambt van Jezus Christus […] De openbare eredienst wordt in zijn geheel voltrokken door het mystieke lichaam van Christus, dat wil zeggen: door hoofd en ledematen”. Wanneer een rooms katholiek het heeft over liturgie, wordt dus in één adem het Christusmysterie genoemd. Spreekt Plaisier in dezelfde geest wanneer hij zegt: “Een liturgie is een heilig gebeuren, waarvan de geheime kern het offer van Christus is, dat vrede schept”?
Waarom een mysterie? De Rooms-Katholieke Kerk heeft wel degelijk redenen om te spreken over een geheimenis. Allereerst, sacramenten worden gezien als instrumenten van genade. Zichtbare middelen (de ‘natuur’), zoals water, brood en wijn, zijn in staat om Gods genade over te dragen aan de gelovige. Ten tweede, in de liturgie handelt Christus Zelf, in en door de priester. De Kerk ziet zichzelf als een voortzetting van de vleesgeworden Christus, een ‘tweede Christus’, om zo als bemiddelaar de verborgen genade van God te openbaren. Het is verbazingwekkend dat deze twee pijlers onder de Rooms-Katholieke theologie, waar de protestantse Reformatie radicaal afstand van nam, niet worden bevraagd.
De traditie
In het boek valt op dat de schrijvers zich sterk tot ‘de traditie’ aangetrokken voelen. Dit wordt met zo’n enthousiasme gepromoot dat John Henry Newman naast Johannes Calvijn wordt aangehaald, of een Eucharistisch gebed uit het Romeins misboek volgt op een verwijzing naar een Zondag uit de Heidelberger. In Dichter bij God lijkt de werkelijkheid simpeler dan hoe deze in realiteit is. Helaas zal dit boek in het gesprek met andere tradities niet helpend zijn om te begrijpen wat er echt op het spel staat.
Rob van der Dussen schrijft over theologie en missie. Klik hier om zijn website te bezoeken.
Praatmee