Wat de Nashville discussie mij heeft laten zien
“Beste Huug, na lang piekeren en nadenken heb ik besloten dit pakketje aan je uit te lenen. Het is geen goud, dus als je last heb van een nietje of plakbandje trek je het maar gewoon los. Neem rustig de tijd en mail me voor een afspraak. Ik hoop dat we er samen een beetje uit kunnen komen.”
Huug Varkevisser was de voorganger in de kerk waar ik twee keer per zondag naar toe ging. Een lieve man die altijd met wijd uitgestrekte handen de Zegen van God uitsprak aan het einde van de kerkdienst. Ik vond een eer om de zegen te ontvangen.
Mijn dagboekbrieven die ik schreef tussen mijn dertiende en zestiende. Losse velletjes met nietjes aan elkaar. In een kartonnen omhulsel met daaromheen heel veel plakband om het te verzegelen. Voor Huug. Strikt vertrouwelijk! Mijn diepste geheim, mijn worsteling met homoseksuele gevoelens, stopte ik bij hem in de brievenbus. En daarmee begon mijn zoektocht naar mijn eigen identiteit en hoe ik die identiteit kon vereenzelvigen met mijn geloof.
Ik voel me in deel van zowel de minderheidsgroep “homo’s” als de minderheidsgroep “christenen”.
Twee werelden die voor mij perfect verenigbaar zijn, staan vaak tegenover elkaar. Christelijke vrienden vinden het maar niks als ik namens PostNL Pride onze GayPride activiteiten organiseer. Door homoseksuele vrienden word ik ter verantwoording geroepen als een willekeurige dominee homoseksualiteit weer eens zondig verklaart.
En daarom vind ik de Nashville discussie zo interessant, want het gaat over de wrijving die er ontstaat als tegenpolen uit beide werelden elkaar ontmoeten.
Ik ben in 2010 uit de kast gekomen. In één van mijn dagboekbrieven stond in 1997, ik was toen dertien jaar oud, de zin: “misschien ben ik wel homo en moet ik dat gewoon accepteren”. Toen ik deze zin in 2010 herlas viel ik van mijn stoel. Ik had nooit geweten dat de Rogier van dertien jaar wijzer en eerlijker tegen zichzelf was dan de Rogier van zesentwintig.
Rogier sprak hierover - aan het begin en het einde - tijdens een lezing in Pakhuis de Zwijger:
Ik heb maar een paar keer met Huug gesproken. Uiteindelijk besloot ik dat het over zou zijn als ik achttien was.
Zes jaar later. Ik was tweeëntwintig en het was nog niet over. Ik liep vast en nam contact op met stichting Different. Een christelijke organisatie die hulp verleent aan mensen die worstelen met vragen rondom seksualiteit.
Daar gaf de therapeute aan dat ik misschien moest accepteren dat ik homo was en moest bedenken wat ik met die gevoelens wilde. Dat was voor mij een uitgesloten weg. Ik was geen homo.
En bovendien inmiddels landelijk voorzitter van de ChristenUnie-jongeren, gospelzanger en spreker in jongerenkerkdiensten dus het kwam mij ook niet goed uit. En ik wilde vader worden. Ik stuurde een SMS naar de therapeut om te bedanken voor de goede gesprekken en dat verder vervolg niet meer nodig was.
Vier jaar later. Ik was zesentwintig en had een vriendin. Tijdens een avond stappen maakte een jongen avances wat leidde tot mijn eerste tongzoen met een man. Schuldbewust, want vreemd gegaan, met een man, realiseerde ik mij dat ik twee keer eerder hard weggerend was voor het idee dat ik homo was. Zou ik dat mijn hele leven blijven doen? Zou ik zo’n man worden met kinderzitjes op de achterbank die onderweg bij een homo ontmoetingsplaats zou stoppen?
Ik SMSte de therapeut weer om na al die jaren toch weer eens te praten. In het gesprek zei ik: ik ben bang dat ik misschien toch homo ben. Zij moest hard lachen. “oh joh! Ik zat al even op dat punt! En ik dacht jij ook!”
Het was een warm gesprek met een belangrijke uitkomst. Toen ik in de auto stapte keek ik mijzelf in de binnenspiegel aan. “Ik ben Rogier en ik ben homo. En dat is oke.” De tranen rolden over mijn wangen.
Die zelfacceptatie is de kracht waarop ik terugval moeilijke situaties. Bijvoorbeeld toen in Tilburg in de baptistengemeente waar ik zat hardop voor mijn zielenheil gebeden werd. “Vader zorg dat we de natuurwetten respecteren, ookal kennen we één zondaar in persoon”. Inmiddels ben ik lid van de Westerkerk in Amsterdam.
Ik denk dat deze zelfacceptatie ook maakt dat ik genuanceerd in discussies over Nashville sta. De Nashville discussie laat voor mij drie dingen zien.
Ten eerste dat we niet met verschillen om kunnen gaan. De ander moet míj zien zoals ik ben en moet míj accepteren zoals ik ben. Wat zegt het over onszelf als christenen of als LHBTI+ community dat we het zo belangrijk vinden wat anderen van ons vinden?
Uit de heftige reacties op het document spreekt veel onzekerheid: mogen we er eigenlijk zijn? Kijken we onszelf voldoende aan in de achteruitkijkspiegel, en geloven we ten diepste dat we oké zijn? Als je jezelf accepteert dan maakt het wat minder uit als anderen dat niet doen.
Ten tweede laat Nashville zien dat we een gebrek aan nieuwsgierigheid hebben. 'Antihomodocument', zowerd Nashville geframed. Wie heeft de verklaring in zijn geheel gelezen? Wie heeft gedacht: goh, wat zouden die lui die dit ondertekenden nou ten diepste bedoeld hebben? Ik denk bijna niemand. We willen dingen niet begrijpen, we willen er vooral wat van vinden en lezen de tekst met bevooroordeelde ogen, op zoek naar bevestiging van ons eigen gelijk. Net zoals mijn christelijke vrienden met bevooroordeelde ogen naar de GayPride kijken.
Ten derde laat Nashville zien hoe wonderlijk mooi ons land met alle verschillen is. Eén steen in een vijver leidt tot verbroedering, tot kerken die zich uitspreken, tot politieke debatten over hoe God wel of niet is en tot een recordomzet van de Dokkumer vlaggencentrale.
Terug naar de Zegen. Huug Varkevisser overleed voordat ik uit de kast was. Ik had het hem graag nog verteld en hem bedankt voor de mooie gesprekken.
Ik interpreteer de Zegen tegenwoordig meer als “het goede”. De leefregels, de liefde, de harmonie. De Vrede. In de Westerkerk zeggen we: In een spoor van eeuwen maar zeker ook met het oog op de toekomst: weet u gedragen door, draag met u mee én draag uit de zegen van God. Het goede. Dat wens ik iedereen toe. Zonder plakbandjes.
Rogier Havelaar is directeur stadslogistiek bij PostNL en bestuurslid van regenboognetwerk PostNL Pride. Rogier was voorzitter van PerspectieF (2005-2008), de jongerenorganisatie van de ChristenUnie en voor die partij in 2008 lid van de Commissie-Cnossen, die de partij moest adviseren over de vraag of een CU-lid met een partner van gelijk geslacht op de kandidatenlijst zou mogen staan. Rogier werd na zijn coming out actief lid van het CDA.
Dit artikel is een ingekorte versie van zijn openingslezing bij de Nashville Proefrechtzaak in Pakhuis de Zwijger. De avond is hier terug te zien.
Praatmee