3 trends naar aanleiding van de nieuwe Ranglijst Christenvervolging
Bij het samenstellen van de nieuwste Ranglijst Christenvervolging vallen drie dingen op. Wetgeving om godsdienst strenger te controleren (1). Ultranationalistische regeringen leggen christendom aan banden (2). Radicale islam trekt vanuit het Midden-Oosten naar Afrikaanse sub-Sahara (3).
Trend 1: Wetgeving om godsdienst strenger te controleren
Voor het achttiende jaar op rij is Noord-Korea de nummer 1 in christenvervolging. Dit meest autoritaire regime in de wereld stelt dat alleen de leiders van het land vereerd mogen worden. Wie dat weigert te doen, pleegt een misdaad. De trend dat de staat de dienst uitmaakt en bepaalt hoe het aanhangen van een godsdienst er uit moet zien, zien we in meer landen opkomen.
Ondersteunend daarbij is de beschikbaarheid van technologie, waardoor overheden in toenemende mate de bevolking in de gaten kan houden, bijvoorbeeld door gezichtsherkenning of het gebruik van elektronische chips. Dat wordt het duidelijkst zichtbaar in China, een land dat stijgt van de 43e naar de 27e plek op de Ranglijst Christenvervolging.
Op 1 februari 2018 werd nieuwe wetgeving van kracht, die onder meer verbiedt dat kinderen en jongeren nog enige vorm van godsdienstonderwijs krijgen. Er mocht geen zondagsschool meer gegeven worden, zomerkampen werden geannuleerd en kerken moesten gedwongen posters ophangen waarop staat dat mensen onder de 18 niet naar binnen mogen.
In maart 2018 besloot president Xi Jinping dat hij voor onbepaalde tijd aan de macht blijft. Het is voor het eerst sinds Mao dat een leider zichzelf dit toestaat. Daarnaast is er een reglement opgesteld met daarin de visie op het Chinese christendom voor de komende vijf jaar. Ook buigt de communistische partij zich vanaf nu over godsdienstzaken, terwijl daar voorheen een aparte instantie voor was.
Andere voorbeelden van landen die, net als president Xi, religie proberen te gebruiken als een instrument voor stabiliteit in het land, zijn Rusland (nieuw binnen op plaats 41), Laos (plaats 19) en Vietnam (plaats 20). In Vietnam werd vorig jaar op 1 januari een nieuwe wet aangenomen die godsdienstvrijheid verder aan banden legt. Vietnam behandelt godsdienst als een sociaal probleem en een potentiële dreiging voor de nationale veiligheid. Ook is er een uitgebreide bureaucratie in het leven geroepen, het comité van religieuze zaken, wiens positie stevig verankerd ligt in het ministerie van Binnenlandse Zaken.
Een laatste voorbeeld van toenemende staatsinmenging op het terrein van godsdienst zien we in Myanmar, dat stijgt van 24 naar 18 op de Ranglijst Christenvervolging. De eerste rooms-katholieke kardinaal in het land stelt dat ‘het leger gedurende de decennia van gewapende conflicten religie heeft gemaakt tot een middel van [etnische] onderdrukking’. Meer dan 100.000 leden die behoren tot de overwegend christelijke Karen-stam verblijven in vluchtelingenkampen net over de grens met Thailand. Duizenden zijn gedood en ten minste 120.000 mensen zijn ontheemd in de staat Kachin, waar de meerderheid van de bevolking christen is.
Trend 2: In een ultranationalistische samenleving worden christenen gezien als ‘aliens’
In een toenemend aantal landen verandert nationalisme in ultranationalisme. Deze ontwikkeling zorgt er niet alleen voor dat minderheidsgroeperingen een bedreiging vormen, het werkt ook agressie in de hand om deze minderheden te dwingen hun identiteit te verloochenen of zelfs het land te verlaten. Waar christenen in de minderheid zijn, liggen ze in toenemende mate onder vuur en worden ze door overheden en de maatschappij gezien als ‘westers’ en bestempeld als ‘aliens’.
Deze trend is heel duidelijk zichtbaar in India, dat dit jaar op plaats 10 in de Ranglijst Christenvervolging staat. Ook hier is wetgeving ingevoerd die ruimte biedt aan een ultranationalistische agenda. De hindoenationalistische BJP-partij proclameert radicaal hindoeïstisch gedachtegoed: een Indiër hoort hindoe te zijn. Acht van de 29 Indiase deelstaten hebben zogenaamde ‘antibekeringswetten’ ingevoerd. Wie zich wil bekeren van het hindoeïsme naar een andere godsdienst moet dat onder meer melden bij de lokale autoriteiten, waarbij een soort opzegtermijn ingaat van een maand. Daarnaast vindt er een gesprek plaats met een overheidsambtenaar.
Zowel in India als in andere landen worden ‘buitenlandse’ instituten, zoals christelijke scholen, ziekenhuizen, wees- en opvanghuizen en soms zelfs kerken, aan banden gelegd. Onder vernieuwde wetgeving moeten zij in veel gevallen hun deuren sluiten. Zo werden in 2018 opvanghuizen gerund door de Mother Teresa’s Missionaries of Charity onderworpen aan een grondige inspectie nadat een non en een medewerker in één van de huizen werden beschuldigd van illegale kinderhandel.
Buurlanden Nepal en Bhutan hebben eveneens ondervonden dat een beroep doen op de nationale religieuze identiteit, respectievelijke hindoeïstisch en boeddhistisch, een werkzame formule is om hun eigen positie en macht een boost te geven. Dat is in het bijzonder effectief in landelijke gebieden.
Ook president Erdogan van Turkije heeft laten zien dat hij een ultranationalistisch sentiment kan opwekken. Toen de zaak rondom de Amerikaanse voorganger Andrew Brunson in het nieuws kwam, was de regering van president Erdogan druk bezig de Verenigde Staten ervan te beschuldigen de natie te ondermijnen. Deze uitlatingen zorgen ervoor dat Turkse christenen voorzichtig moeten zijn, in het bijzonder gelovigen die niet behoren tot de historische Armeense of Griekse kerk. In Turkije wordt het christendom gezien als een westerse godsdienst en in het bijzonder evangelische christenen worden gezien als mensen die banden hebben met Amerika.
Trend 3: Radicale islam trekt vanuit Midden-Oosten naar Afrikaanse sub-Sahara
Terwijl IS en andere militante moslimbewegingen terrein verliezen in het Midden-Oosten, is het zorgwekkend om te zien dat het gedachtegoed uit deze groeperingen zich verspreidt in landen in de Afrikaanse sub-Sahara. De regio vormt een van ’s werelds grootste veiligheidsuitdagingen met zwak bestuur, armoede en toenemend radicaal islamitisch gedachtegoed. Strijders met radicale ideologieën hebben zich verenigd in talloze splintergroeperingen in deze regio. Zo is er de extreem gewelddadige splintergroepering Islamic State West Africa Province die zich heeft losgemaakt van Boko Haram. Het inlijven van christelijke meisjes en vrouwen is onderdeel van hun strategie.
In de sub-Sahara zijn zeker dertig gewelddadige islamitische groeperingen actief. De meeste groeperingen plegen in meer dan één land geweld. Sinds 2017 hebben islamitische militanten in toenemende mate voet aan de grond gekregen in Egypte, Somalië, Libië en Jemen. Ze rekruteren er nieuwe strijders en winnen er stukje bij beetje aan grondgebied. In Mali, Burkina Faso en andere landen zijn buitenlandse christelijke hulpverleners gegijzeld.
In Egypte was de boodschap duidelijk: IS wilde in de Sinaï de koptische kerk wegvagen. Andere islamitische groeperingen bombardeerden een kerk en vielen tot twee keer toe op dezelfde weg een bus aan met pelgrims en doodden hen. Hoewel enkele daders zijn veroordeeld, lijkt de roep van de koptische kerk om betere bescherming aan dovemans oren gericht bij de regering.
In Somalië heeft een aan IS verwante groepering meer dan 200 strijders ingelijfd die zijn gevlucht uit Irak en Syrië. Ook zitten er ex-strijders van de Somalische al-Shabaab bij. De groepering heeft Somalië als uitvalsbasis gekozen, omdat er geen centraal gezag is in het land. Volgens de katholieke bisschop van Mogadishu is dit een goede mogelijkheid in de zoektocht van deze groepering naar een islamitische staat. “Op zijn minst kunnen ze hun ideologie verder vorm geven zonder obstakels”, aldus de bisschop. Er zijn slechts enkele honderden christenen onder de Somalische bevolking van 10 miljoen mensen. Zij beleven hun geloof in het diepste geheim. Het sterke stammenkarakter van de Somalische gemeenschap zorgt ervoor dat moslims die zich tot het christendom bekeren waarschijnlijk heel snel worden ontdekt door hun familie en vrienden. Zij riskeren de dood.
Libië, dat te boek staat als ‘mislukte staat’, blijft bijzonder gevaarlijk, in het bijzonder voor migranten uit landen in de sub-Sahara. Velen van hen zijn christen. Uit betrouwbare bronnen, die vanwege veiligheid anoniem blijven, weet Open Doors dat ten minste tien christenen zijn vermoord om hun geloof. Deze moorden kregen geen media-aandacht, in tegenstelling tot het nieuws van de 21 kopten die werden gedood op een Libisch strand in 2015.
Jemen, dat het kruispunt vormt tussen Afrika, het Midden-Oosten en Azië is het armste Arabische land. De sharia maakt er de dienst uit. De meeste buitenlandse christenen en migranten die in het land werkten, hebben Jemen verlaten. Er is een kleine, maar groeiende kerk van inheemse christenen met een moslimachtergrond. Volgens deskundigen heeft het geweld dat ook in Jemen aan de orde van de dag is de kerk niet uiteengeslagen. Dat was wel de verwachting, zeker in de omstandigheden van extreme honger.
Praatmee