Moeilijke Bijbelteksten: Was Samuel richter of profeet?

In de serie Moeilijke Bijbelteksten behandelt Bijbelleraar Marco van Putten in korte artikelen onderwerpen uit de Bijbel die moeilijk worden gevonden. Dit artikel gaat over de roeping van Samuƫl.
Achteraf gezien markeerde SamuĆ«l (Hebreeuws: SjmoeāEl) de overgang van IsraĆ«ls Richterentijd naar de Koningentijd. Maar die overgang was niet door de toenmalige IsraĆ«lieten tevoren bedacht. Er was in de latere Richterentijd wel een ontwikkeling tot meer nationaal optreden. In de Bijbel zijn twee incidenten beschreven die dit afdwongen; de schanddaad van de Benjaminieten in Gibea (Ri 19-21) en de toenemende dreiging van de Filistijnen (1 S 4-7).
Noodzaak nationaal ingrijpen
Beiden incidenten hadden alles te maken met Israƫls toenemende ontrouw tegen God. De schanddaad in Gibea betrof de ernstige kwaadaardigheid van Benjaminieten (interne dreiging). Dat was nieuw. Het Filistijnse probleem (externe dreiging) bestond al vanaf het begin van de inname van het beloofde Land. Het was Gods strafmaatregel (Ri 10:6-7).
In 1 SamuĆ«l 2:12 wordt duidelijk gemaakt hoe groot de noodzaak voor ingrijpen was. Het blijkt dat de toenmalige generatie van IsraĆ«ls priesters, de zonen van hogepriester Eli, God niet meer kende en zich als schurken en ernstige zondaars gedroegen. Dat was ook niet gunstig voor de algemene achting voor God van de IsraĆ«lieten die de Tent van samenkomst bezochten. Daarom keerden God Zich tegen Eliās zonen en konden de Filistijnen uiteindelijk de Ark van het Verbond roven.
Kortom, de schanddaad van Gibea was eigenlijk het openlijk worden van een lang lopend intern probleem; Israƫls groeiende weerspannigheid tegen God. Dit kenmerkte Israƫlieten al vanaf de Inname van het beloofde Land (Ri 2:11) en God keerde Zich steeds meer tegen hen.
De noodzakelijke reactie op de schanddaad van Gibea zou echter een strafmaatregel van de Israƫlieten tegen het eigen volk betekenen. Niet tegen buitenstanders, zoals de Filistijnen, waartoe God de richters riep. Dat vergde dus nationaal beraad, zoals in de dagen van Jozua.
Samuƫl, Gods dienaar
Samuël werd geboren in het bergland van het zuidelijke grensgebied van de stam Efraïm. Uit zijn afkomstgeschiedenis wordt opnieuw bevestigd dat er in de Richterentijd ook Israëlieten waren die heel vroom waren. Namelijk zijn vader Elqana en moeder Channa.
Bij hun jaarlijkse bezoek aan de tent van samenkomst in Silo, waarschijnlijk voor het Paasfeest, profeteerde de hogepriester Eli aan de onvruchtbare Channa dat ze een zoon zou ontvangen. Die werd SamuĆ«l genoemd, omdat God de gebeden om hem had verhoord. Zijn naam was afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord sjamaā ā (ver)horen. Zodra het kind geen moedermelk meer nodig had brachten zijn ouders hem naar Eli en stonden hem af.
Velen denken echter dat dit bijzonder was, ervan uitgaande dat Samuël tot de stam Efraïm behoorde. Maar zijn vader Elqana, waarvan vier voorgeneraties in de Bijbel worden genoemd (1 S 1:1), stamde echter af van de Levitische familie Kehat (1 Kr 6:22-28). Dezelfde familie als van Mozes (Ex 6:17, 19) en Aäron, de vader van de Israëlitische priesters.
Samuƫl, Gods eerste ambtsprofeet
SamuĆ«ls optreden als nationaal profeet, wat toen āzienerā werd genoemd (1 S 9:9), begon rond 1065 voor Christus en zou het optreden van de lokale richters overbodig maken. Maar SamuĆ«ls eerste optreden lijkt te zijn bedoeld om IsraĆ«l van Godswege een les te leren. Ze werden grondig verslagen door de Filistijnen.
Daarom riep Samuƫl de Israƫlieten op hun afgoderij af te zweren en tot de verbondsgodsdienst terug te keren. Ook riep hij een volksvergadering samen in Mizpa om daar voor het volk te bidden. Nadat Israƫl aan hem gehoor had gegeven waren ze wel in staat om de Filistijnen te verslaan. Sterker, ze hadden van toen aan ook geen probleem meer met geen enkele buitenlandse vijanden zolang Samuƫl leefde (7:13).
Ontwikkeling richterschap
Samuƫl trad ook op als een richter op nationaal niveau (vs 15), maar het beperkte zich grotendeels tot godsdienstig leiderschap (7:3; 12:20-25). Dat was nieuw voor een richter. Hij was dus geen sterke politieke of militaire leider. Hoewel hij toch nog een overgang vertegenwoordigde door soms gewelddadig op te treden (15:33).
Hij was immers Levitisch priester, gebonden aan de tent van samenkomst, en geen gewone Israƫliet, die werkte in de lokale gemeenschap, zoals ook de Richters voorheen leefden. Eigenlijk was hij dus geen richter.
Toch woonde Samuƫl in zijn geboorteplaats, waar hij een altaar had gebouwd. Maar hij zal zeker betrokken zijn gebleven bij het functioneren van de tent van samenkomst. Zo zal hij de opleiding van Ikabod en Achitov, de kleinzonen van Eli, tot priesters hebben volbracht, omdat er toen geen andere priesters meer leefden.
Toen Samuƫl oud geworden was stelde hij zijn twee zonen aan als opvolgers zodat die net als hem godsdienstig richter zouden zijn op nationaal niveau. Alleen zij volgden de verbondsgodsdienst niet, maar waren corrupt. De oudsten van Israƫl bespraken dat met Samuƫl. Het bijzondere Richterschap van Samuƫl als priester-profeet bleek niet te worden voortgezet.
Israƫls eerste koning
De oudsten hadden gezien hoe succesvol Samuƫls nationale optreden was. Hij had een einde gemaakt aan de steeds vaker optredende tendens dat iedereen maar deed wat naar eigen overtuiging goed was (Ri 17:6; 21:25).
De oudsten waren terecht bezorgd dat dit weer zou terugkeren als Samuƫl zou sterven. Daarom vroegen ze hem een koning over Israƫl aan te stellen. God leidde het zo dat Samuƫl de Benjaminiet Saul ontmoette en zalfde tot eerste koning. Samuƫl bevestigde dit op nationaal niveau met een volksvergadering in Mizpa. Daarmee was definitief de Richterentijd beƫindigd.
Samuƫl bezorgt over Israƫl
Samuƫls aangezegde waarschuwingen aan het adres van Israƫl over het aanstellen van een koning werd niet alleen genegeerd. Ze werden ook bewaarheid. Dat maakte dat Samuƫls laatste jaren vol zorgen waren over Israƫl, omdat Saul van aanvang zich niet aan Gods wil hield (13:13; 15:19). Hij maakte het steeds bonter en ondermijnde daarmee de verbondstrouw van het volk. God deelde die zorgen (15:10-11, 35) en nog tijdens Samuƫls leven moest hij Saul zijn koningschap afnemen.
Maar God wekte Samuƫl op om een nieuwe, betere koning over Israƫl aan te stellen. Het bleek David de Judeeƫr te zijn. Saul wilde David ombrengen en David zocht bescherming bij de oude Samuƫl. Tijdens die vervolging van David door Saul stierf Samuel (25:1).
Praatmee