Als je aan een groep gelovigen vraagt wie er van zichzelf vindt dat hij
of zij een groot geloof heeft, zul je niet snel iemand spontaan een hand
in de lucht zien gooien om daarmee aan te geven dat hij of zij zich in
de premier league bevind. Is dat misschien valse bescheidenheid of een
oprechte erkenning dat het geloof wat aan de krappe kant is? In Marcus 9
verwondert Jezus zich over het kleingeloof van zijn volgelingen en
vraagt zich verzuchtend af hoeveel hij daarvan nog kan verdragen. Toch
wordt kleingeloof niet door Jezus afgeserveerd. Het tegendeel lijkt in
het verhaal over de doofstomme jongen waar. De vader van de jongen die
uitroept, "ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp," ziet als reactie op
deze uitspraak (en de toestromende menigte) Jezus in actie komen die met
dat kleine brokje geloof een wonder verricht.
Groot geloof komen we ook tegen. De Kananese vrouw gelooft dat, hoewel Jezus in eerste instantie voor het
volk Israël kwam (dat was in het verhaal in Matteüs 16 zijn agenda), er
best wel wat kruimels op de grond zouden vallen waar ze haar voordeel
mee kon doen. Haar dicht Jezus een groot geloof toe. De uitspraak van Romeinse officier die het niet persé nodig vindt dat
Jezus in situ zou moeten zijn om zijn zoon te genezen, en dat een woord
van Jezus op afstand meer dan voldoende is, wordt als groot geloof
gekwalificeerd (Mat. 8). Geloof laat zich maar moeilijk meten. Probeer je geloof maar eens op een
glijdende schaal van 0 tot 100 te plaatsen. Waar tref je jezelf aan?
Hoe maak je dat geloof nu concreet? Waar hebben we het over? Het heeft
bitter weinig te maken met een innerlijke opgewerkte kracht. Geloof
is hartstikke onzichtbaar (de zekerheid van de dingen die we niet zien).
Geloof in de context van deze blog heeft alles te maken met hoe groot
ik denk dat Jezus is. Die grootheid, macht, kracht en majesteit kan ik
belijden met m'n verstand; mijn hart zegt vaak "maar ik moet nog maar
zien dat het ook gebeurd."
Hartstochtelijk schaar ik me onder de kleingelovigen. Het geloof ligt
wel groot in de mond maar in mijn hart is sprake van schaarste.
Dietrich Bonhoeffer schreef: "Geloven is niet voor eens en altijd/ Geloof is het dagelijks brood
dat God ons geeft. Of we ontvangen het elke dag opnieuw, of het schimmelt weg.
Een dag is lang genoeg om je geloof vast te houden. Elke nieuwe dag dient een
nieuwe worsteling aan om ons een weg te banen door alle ongeloof, kleingeloof, vaagheid en verwarring. Elke dag begint met:
'Here, ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp"
Het is een groot wonder om te zien wat Jezus met dat kleine, broze geloof kan doen. Daar kan ik de dag mee door!
Praatmee