Nieuwe Pakistaanse wet moet christenen beter beschermen

Het Pakistaanse parlement heeft begin deze maand ingestemd met wetgeving voor de oprichting van een Nationale Commissie voor Minderheidsrechten. Daarmee wordt gehoor gegeven aan een al jaren bestaande oproep om de positie van religieuze minderheden, waaronder christenen, beter te beschermen. Tegelijk klinkt er stevige kritiek vanuit mensenrechtenorganisaties, die vrezen dat de commissie te weinig bevoegdheden krijgt om daadwerkelijk verschil te maken. Dat schrijft Christian Daily International.
De wet werd op 2 december aangenomen tijdens een gezamenlijke zitting van het nationale parlement en de Senaat. Met een meerderheid van 160 stemmen werd de wet goedgekeurd, terwijl 79 parlementariërs tegen stemden. De commissie krijgt een adviserende en toezichthoudende rol en moet schendingen van de rechten van minderheidsgroepen in kaart brengen en beleid van de overheid volgen.
Volgens de wet zal de commissie bestaan uit achttien leden. Daaronder zijn drie christenen, drie hindoes, waaronder twee uit lagere kasten, en vertegenwoordigers van andere religieuze minderheden zoals sikhs, baha’i en parsi’s. Ook maken twee islamitische mensenrechtenexperts deel uit van het orgaan. De leden worden door de premier benoemd voor een periode van drie jaar.
Minister van Justitie en Mensenrechten Azam Nazeer Tarar verdedigde de wet in het parlement. Hij benadrukte dat de grondwet minderheden definieert als niet-moslims en dat zij volwaardig deel uitmaken van de Pakistaanse samenleving. “Onze hindoeïstische, christelijke en parsi broeders zijn net zo goede Pakistani als wij", zei hij tijdens het debat. Tegelijk stelde Tarar dat wetgeving nooit in strijd mag zijn met de Koran en de soenna, een argument dat meespeelde bij het schrappen van vergaande bevoegdheden.
Juist dat laatste punt baart minderhedenvertegenwoordigers zorgen. In een eerdere versie van het wetsvoorstel had de commissie de mogelijkheid om op eigen initiatief onderzoeken te starten en ambtenaren te horen. Deze eigenstandig toegekende bevoegdheden zijn in de definitieve wet geschrapt, nadat president Asif Ali Zardari het voorstel had teruggestuurd voor heroverweging.
Peter Jacob, directeur van het onderzoeksplatform Center for Social Justice, heeft gemengde gevoelens. Hij noemt het hoopgevend dat er eindelijk een commissie komt met vertegenwoordiging van minderheden, maar betreurt het verlies aan slagkracht. Volgens hem had de mogelijkheid om zelfstandig in te grijpen geholpen in situaties waarin slachtoffers onder druk worden gezet en geen klacht durven indienen. Hij pleit daarnaast voor benoemingen op basis van deskundigheid om structurele ongelijkheid binnen de overheid tegen te gaan.
Ook advocaat Akmal Bhatti, voorzitter van Minorities Alliance Pakistan, is kritisch. Hij wijst erop dat het Hooggerechtshof al in 2014 opriep tot de oprichting van een dergelijke commissie. Die opdracht bleef jarenlang liggen. Volgens Bhatti lijkt de huidige wet vooral bedoeld om internationale waarnemers gerust te stellen. Hij zegt dat de commissie slechts aanbevelingen kan doen en geen sancties kan opleggen of instellingen ter verantwoording kan roepen. Daarmee dreigt zij in zijn ogen tandeloos te blijven.
De Human Rights Commission of Pakistan reageert voorzichtiger. Men zegt tevreden te zijn over het feit dat de wet is aangenomen, maar kondigt wel direct aan de tekst nauwkeurig te gaan bestuderen.
Christenen vormen samen met hindoes en sikhs ongeveer vier procent van de Pakistaanse bevolking, die ruim 241 miljoen mensen telt. Zij hebben te maken met hardnekkige discriminatie, armoede en beperkte toegang tot onderwijs en werk.
































Praatmee