Hemelvaartsdag afschaffen, of toch niet?
Waarom zou je op Hemelvaartsdag naar de kerk gaan? Vaak is er geen dienst. En waar gaat het ook over? Jezus gaat naar de hemel of het afscheid van Jezus. Niet iets om je vrije ochtend aan te besteden. En toch beweer ik dat die hemelvaart heel belangrijk is. Ga mee op zoek naar de betekenis van Jezus’ hemelvaart, een tocht door Bijbel, liturgie en kunst. Maar eerst een jeugdherinnering.
Een jeugdherinnering
In mijn jeugd gingen we trouw op Hemelvaartsdag naar de Oud-Katholieke kerk in Den Haag. Ik bewaar er goede herinneringen aan. De pastoor las het verhaal van de hemelvaart van Jezus uit Handelingen 1:1–11 en Marcus 16:14–20. Meteen na de evangelielezing mocht ik als misdienaar de paaskaars doven. De paaskaars was immers het symbool van de verrezen Christus. Nu Jezus naar de hemel gegaan was kon de kaars uit. Het was een lange kaars op een hoge kandelaar. Alleen met een stok met een dover kon ik erbij. Heel voorzichtig, want je mocht de kaars niet aanraken. Iedereen keek in stilte toe. Langzaam kringelde de rook van de pit omhoog. Christus verdween in de lucht. Hemelvaart.
Staren naar de hemel
Mooie herinneringen, dat zeker. De meesten van ons zullen bij de hemelvaart wel aan vertrek of afscheid denken. Maar nu, zoveel jaren later, voel ik me daar toch wat ongemakkelijk bij. Doen we nu niet net zo als die Galileeërs uit het boek Handelingen die na Jezus’ hemelvaart naar de hemel bleven staren? ‘Terwijl Hij zo heenging en zij nog naar de hemel stonden te turen, stonden er opeens twee mannen naast hen in witte kleren, die zeiden: Galileeërs, wat staan jullie daar toch naar de hemel te kijken?
Wij zijn vroom op de hemel gericht, maar het lijkt wel of wij ondertussen vergeten deze aarde lief te hebben. We kijken omhoog en zien nauwelijks wie naast ons staan. Hoe heeft dat zo kunnen gebeuren? Laten we eens op zoek gaan, een zoektocht door Bijbel, liturgie en kunst.
De dubbele beweging van hemelvaart
Laten we de zoektocht beginnen bij de evangeliën. Het is opvallend dat alleen Lukas over de hemelvaart vertelt. Matteüs en Johannes hebben het niet. Marcus heeft het wel (16:19), maar dat is een twijfelgeval omdat uitgerekend deze regel ontbreekt in een aantal oude handschriften.
Het bijzondere van Lucas is dat hij het twee keer vertelt, eerst aan het einde van het evangelie (Lucas. 24:50–53) en dan aan het begin van het boek Handelingen (1:9–11). Nu zijn het evangelie volgens Lucas en het boek Handelingen twee delen van één werk. De hemelvaart is hierin de scharnier tussen beide delen. Het draait letterlijk om de hemelvaart.
Dat draaipunt van de hemelvaart markeert bij Lucas een dubbele beweging. Aan het eind van het evangelie is er een beweging omhoog, een vertrek. Aan het begin van Handelingen volgt op de beweging omhoog meteen een verwijzing naar de terugkeer, ‘op dezelfde manier als jullie Hem naar de hemel hebben zien gaan’ (Handelingen 1:11). Er is dus een beweging omhoog, meteen gevolgd door een beweging omlaag. Hoe moeten we nu die beweging omlaag begrijpen?
Traditio legis, de gave van de Wet
Om de beweging omlaag te begrijpen moeten we zoeken in de liturgie van de vroege kerk. In de vroege kerk was er nog geen onderscheid tussen de hemelvaart en de gave van de heilige geest op Pinksteren. De hemelvaart maakte deel uit van één grote beweging van Jezus, door het dodenrijk heen, door de verrijzenis heen, omhoog naar de hemel naar de rechterhand van God. Het hoorde allemaal bij de paastijd die vijftig dagen duurde.
Tot in de vierde eeuw vielen Hemelvaart en Pinksteren in Jeruzalem op één dag. Dat weten we uit het reisverslag van Egeria, een aanzienlijke dame uit het westen van het Romeinse rijk die in die tijd een pelgrimstocht naar het heilige land maakte. Ook andere bronnen uit die tijd vertellen dat Hemelvaart en Pinksteren samenvielen.
Wat vierden ze op die dag? Natuurlijk de gave van de heilige Geest, zoals Handelingen 2 zegt. Maar ze vierden ook nog iets anders, iets wat wij vergeten zijn. De vroege christenen vierden op die dag ook dat Christus aan Petrus de Wet gaf. Met een technische term heet dat de Traditio legis, de gave van de Wet. Het gaat dan niet om een nieuwe Wet, maar om de Tora, de vijf boeken van Mozes, gelezen vanuit de ervaring dat Christus de levende is.
Als Mozes
Uit de beschrijving van Handelingen 2 kun je opmaken dat vroege christenen Pinksteren vierden tegen de achtergrond van het Joodse Wekenfeest, Sjavoeot. De lezing van Sjavoeot is Exodus 19–20, waar Mozes de Tora ontvangt op de berg Sinaï en deze aan het volk geeft. De idee was nu dat Christus als Mozes bij zijn opstijgen naar de hemel tegelijk de Wet gaf aan de gemeente in de persoon van Petrus.
De basis voor die gedachte vinden we in Psalm 68. Deze psalm klonk in de vroege kerk bij de viering van Hemelvaart en Pinksteren. Paulus wist daar nog van. Hij verwijst ernaar in zijn brief aan de Efeziërs (Ef. 4:8–9). Het aardige is dat in Psalm 68:18–19 sprake is van Gods opstijgen op de berg en ‘het invorderen van gaven,’ maar dat de vroege kerk (misschien onder rabbijnse invloed) daarvan maakte ‘het geven van gaven,’ zoals we ook bij Paulus zien.
Hemelvaart en Pinksteren hoorden dus bij elkaar. Het opstijgen van Jezus was tegelijk een neerdalen. Dat neerdalen gebeurde in de Traditio legis, de overhandiging van een nieuw perspectief op het Oude Boek, samen met de gave van de Geest. De Geest onderwees je in dat perspectief. De Geest leerde je het Woord te bewaren en het te doen.
Traditio legis in Rome
De bloeitijd van deze beleving zien we tussen de vierde en de zesde eeuw, met name in Rome. Uit die tijd hebben we talloze afbeeldingen van de Traditio legis, vooral op oudchristelijke sarcofagen en op mozaïeken in de christelijke basilica’s.
De afbeeldingen verschillen wel van elkaar. Jezus zit op een stoel of staat op een berg terwijl hij de Wet aan Petrus geeft. Soms staat Jezus op een hemelbol, zoals in de doopkapel in Napels. Of hij verschijnt terwijl hij opstijgt in de wolken, met een boekrol in zijn hand als symbool van de Wet, zoals in de basilica van Cosmas en Damianus in Rome.
Liturgische verschuiving
In de loop van de tijd zijn Hemelvaart en Pinksteren los van elkaar komen te staan. Bij Augustinus, bisschop uit de vijfde eeuw, zie je dat al aankomen. In de Romeinse gebedenboeken (sacramentaria) uit de zesde eeuw worden beide feesten verder uit elkaar gehaald. De viering van Hemelvaart komt helemaal in het teken van het afscheid te staan. Op Pinksteren ligt de focus dan op de gave van de Geest. De gave van de Wet zien we dan niet meer.
Is het erg dat we de Traditio legis, de gave van de Wet, zijn kwijtgeraakt? Ik denk het wel. We lopen het risico dat we achterblijven met een afwachtend geloof. We lopen het risico dat we ons blindstaren op de hemel, zoetjes getroost door de bemoediging van de Geest. Dat is heel fijn voor de gemeente die naar de kerk komt voor een bemoedigend woord. Maar het is erg eenzijdig. De gave van de Wet betekent dat je de opdracht hebt hier en nu al deze aarde lief te hebben en te verzorgen. Dat is ooit trefzeker verwoord door Huub Oosterhuis, in ‘De tafel der armen’:
Aanschijn der aarde, wie zal jou vernieuwen?
Hij die alles zal zijn in allen,
heeft ons bestemd om, aarde, jouw aanschijn te vernieuwen.
Zorgen dat wie niets hebben hun rechtmatige deel krijgen. Zo zegt Lucas het over de eerste christenen: zij deelden hun bezit naar ieders behoeften en loofden God (Handelingen 2:41–47). De gemeente kan pas echt vieren als zij de verantwoordelijkheid voor deze wereld aanvaardt. De hemelvaart van Christus zet ons met beide benen stevig op Gods aarde. Alle reden dus op weer eens stil te staan bij de herkomst van Hemelvaartsdag!
Ari Troost is als docent verbonden aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU). Deze blog verscheen eerder ook op de website van de PThU.
Praatmee