Wordt de geschiedenis in politieke discussies voor de kar gespannen?
22 juni 2020 was een aangename dag voor Ingrid van Engelshoven, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Op deze morgen presenteerde prof. dr. James Kennedy, voorzitter van de commissie Herijking Canon van Nederland, de nieuwe Canon van Nederland. In de opdrachtbrief aan Kennedy schreef mevrouw Van Engelshoven dat zowel positieve aspecten als schaduwkanten van de Nederlandse geschiedenis aandacht moesten krijgen. In de Tweede Kamer bleek het onderwerp van de herziening van de Canon uit 2006 tot 21e eeuwse Hoekse en Kabeljauwse twisten te leiden. Maar minister Van Engelshoven zegevierde.
In de herijkte canon is veel meer ruimte voor vrouwen. Waar in de oude canon vier vensters specifiek in het teken stonden van vrouwen, zijn dat er nu zeven. De beroemde keizer Karel V moest het veld ruimen voor de in brede kring veel minder bekende hertogin Maria van Bourgondiƫ. En de roep om inclusiviteit en meerstemmigheid resulteerde in een venster over Anton de Kom, de antikoloniale Surinaamse schrijver.
Slavernij stond al in de canon uit 2006, maar de oplaaiende hartstochten over het maken van excuses over slavenhandel en kolonialisme, deden de commissie besluiten tot deze knieval voor de tijdgeest.
In de 21e eeuw zijn we erachter gekomen dat Nederland in de 17eeuw met de VOC en de WIC en tijdens de dekolonisatieoorlog in IndonesiĆ« aan de verkeerde kant van de geschiedenis stond. Spijtbetuigingen en sorryās rolden over elkaar heen. Uiteindelijk bood koning Willem-Alexander in 2020 aan IndonesiĆ« excuses aan āvoor de geweldsontsporingen van Nederlandse zijdeā. Hij deed dit in het volle besef ādat de pijn en het verdriet van de getroffen families generaties lang voelbaar blijvenā.
Is dit geschiedenis of een modieuze therapeutisering van het verleden met het oog op heden? Ik vrees het laatste. Wordt de geschiedenis in politieke discussies gebruikt of misbruikt? Is hier sprake van historisch of partijpolitiek besef? Kan geschiedenis het antwoord geven op problemen in het hier en nu? Is er Ć©chte interesse in het verleden, of wordt het verleden pragmatisch of opportunistisch voor de eigen kar gespannen?
De discussie over panelen op de Gouden koets, de naam āCoentunnelā en āGouden Eeuwā, slavernij, straatnamen, Zwarte Piet, standbeelden leiden tot een koude burgeroorlog. Trots maakt plaats voor schaamte over ons verleden. Als geboren Brabander voel ik mij verongelijkt door de economische onderdrukking die Holland de vroegere Generaliteitslanden heeft aangedaan. En wanneer zullen onze vrouwen op de stoep staan met de vraag om herstelbetalingen wegens aangedaan leed in het verleden?
Iemand die naar mijn smaak ons verder helpt in deze kakofonie van gekleurde opvattingen over geschiedenis is Neerlands grootste historicus, Johan Huizinga (1872-1945). Hij heeft ons een omschrijving van geschiedenis nagelaten, die een antwoord geeft op onze vraag. Volgens Huizinga is 'Geschiedenis de geestelijke vorm, waarin een cultuur zich rekenschap geeft van haar verleden'. Maar hij zei er niet bij dat men die geestelijke vorm voetstoots dient te accepteren.
Door een erosie van de grens tussen toen en nu dreigt geschiedschrijving te veranderen van studie naar het verleden naar een morele therapie voor het heden. Als wij pretenderen het beter te weten, dienen we ook beter te doen. Bij een vervagende grens tussen heden en verleden is het āmoeilijkā te accepteren dat slavernij altijd heeft bestaan.
Waar het mij om gaat is, dat een moralistische veroordeling van het verleden iets anders is dan een moreel perspectief erop. Dat laatste is onmisbaar. Maar laten discussies over āsorryā, āspijtā āschuldā niet tot een infantiele ballenbak voor eigen gebruik verworden. Ooit zal iemand excuses eisen voor onze rol hierin.
Ton van der Schans, docent Geschiedenis bij Driestar Educatief en voorzitter van de Vereniging Geschiedenisleraren Nederland.
Dit artikel verscheen in het tijdschrift Zicht. Benieuwd naar de andere artikelen? Ga snel naar onze website!