De val van Afghanistan: ook een ‘gematigde duivel’ is nog steeds een ‘duivel’
Na 20 jaar westerse militaire en civiele aanwezigheid in Afghanistan was het verleidelijk om te denken: ‘ze zoeken het nu zelf maar uit’. Duizenden NAVO-militairen hebben het leven gelaten bij het vechten tegen de Taliban, waaronder ook 25 Nederlanders. Langer blijven, betekent nog meer offers brengen, zonder zicht op een eindstreep. Het is gemakkelijk om dan te denken: ‘het is toch hun eigen land, ze moeten er ook zélf voor willen vechten’. Toen Biden deze gedachten in april uiteenzette bij zijn besluit om de Amerikaanse troepen snel terug te trekken, leverde dat geen rel op in de media. Integendeel, met een zekere opluchting werd erop gereageerd: de knoop was doorgehakt.
De snelle terugkomst van de Taliban heeft velen verrast. Mij niet. En ik geloof er niks van dat inlichtingendiensten het niet wisten. Bij mijn werk als krijgsmachtpredikant in Afghanistan (2017-2018) kreeg ik zicht op de bult geld aan contracten en subsidies die het Westen meenam. Onze ‘bondgenoten’ werkten veelal vooral met ons samen vanwege de inkomsten. In een straatarm land is dat geen schande, de Afghanen valt daarin niets te verwijten. Maar wij verwarden ‘wie betaalt bepaalt’ met ‘vooruitgang’.
Werkelijke interesse voor de Afghaan en haar/zijn leven was zeldzaam. We probeerden vooral veiligheid óp te leggen, infrastructuur aan te leggen en praktische vaardigheden over te brengen, maar deden niet aan ‘waardenoverdracht’ of ‘waardencommunicatie’. Er werd niet met elkaar gepraat. In 4 maanden Afghanistan heb ik zelf geen Afghaan gesproken, behalve onze schoonmaker (die nu niet welkom is). Het was een complete tunnelvisie. Terwijl: iedereen die er geweest is, weet van de vergaande corruptie, de persoonlijke belangen, de complexe samenleving, het drugsgebruik, maar we wilden het niet zien. We zagen het door de vingers en zeiden: ‘maar de meisjes gaan nu wel naar school!’ Alles voor de bühne van de media en het politiek draagvlak.
Zeker als je hoort dat er in Kabul nauwelijks een schot gelost is, en dat de president in aller ijl de benen heeft genomen, denk je: ‘dit zijn geen herders, maar huurlingen’. Misschien wel, maar wat zou jij doen? We moeten dan vooral ook heel goed naar onszelf kijken. Naar onze zelfgenoegzaamheid, wat verhinderde om te erkennen wat de werkelijke problemen waren. Een groot probleem dat we zelf gecreëerd hebben, een waarden-vacuüm rond westers geld. De implosie van de Afghaanse regering en het veiligheidsapparaat is een drama, maar het kon nu niet anders meer. Het was een zeepbel, een illusie. Je kunt veel tegen de Taliban hebben, maar ze weten waarvoor ze vechten: hún land, hún cultuur, hún geloof. Dat wint het altijd van opportunisme. Het werpt je terug op vragen als: Waar zou ik dan voor willen vechten? Hoe sterk zijn mijn waarden verankerd? Waar ligt mijn houvast? Waar doe ik het voor?
Ontzettend pijnlijk is dit hele verhaal ook voor de Nederlandse veteranen, voor gewonden, voor nabestaanden. Wat is de zin van ons optreden geweest? Al dit nieuws opent weer die oude littekens, het verdriet is eindeloos. Nu zit je hier in Nederland, machteloos en gefrustreerd. Het is inderdaad pijnlijk, maar ook belangrijk om te erkennen dat er blijkbaar grenzen zijn aan wat wij mensen gedaan krijgen. Het is vaak too little too late, of in dit geval too much too long. Als militair kun je gelukkig je toevlucht nemen tot een plichtsethiek (‘ik heb gedaan wat ik moest doen’) en een deugdethiek (‘ik heb mijn best gedaan’). Daar moet je niet min over doen. Dat is al heel wat. Is dat voldoende? Zelf ben ik blij dat ik de oordelen over wat ieder van ons wel of niet gedaan heeft over mag laten aan God.
Ondertussen rest ons om ruimhartig verantwoordelijkheid te nemen voor de brokstukken van ons handelen. Voor alle vluchtelingen uit Afghanistan zou nu snel een verblijfsvergunning moeten komen. Want leven onder de Taliban, dat is een hel. Alle berichten dat ze nu ‘gematigd’ zouden zijn, kun je in de prullenbak gooien: ook een ‘gematigde duivel’ is nog steeds een ‘duivel’. Voor vrouwen, voor minderheden, voor andersdenkenden breekt een duistere tijd aan.
Ds. Teun de Ridder is krijgsmachtspredikant binnen de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Bovenstaande blog verscheen deze week op de website van De Ridder en is met zijn toestemming overgenomen door CIP.nl.
Praatmee