7 redenen waarom christenen niet verplicht zijn hun tienden te geven
Maak jij elke maand een tiende van je inkomsten over naar de kerk? Theoloog Thomas Schreiner is gespecialiseerd in het Nieuwe Testament en hij legt bij de Gospel Coalition uit waarom hij denkt dat we als christenen niet verplicht zijn om onze tienden te geven.
Velen denken dat christenen tien procent van hun inkomen aan de kerk moeten geven. Ook in de kerk wordt er vaak gesproken over de offergaven of het geven van je tienden. Maar anderen geloven dat het geven van tienden niet noodzakelijk is.
Welk standpunt doet het meest recht aan het Woord van God?
Liefde is veel belangrijker dan onze visie op het geven van tienden (1 Kor. 13). Maar toch wil ik beargumenteren waarom ik denk dat het geven van tienden niet een verplichting is voor christenen en waarom christenen daar niet in aangemoedigd hoeven worden. Zo'n standpunt vraagt natuurlijk om uitleg.
Tienden in het Oude Testament
Wat zegt het Oude Testament over tienden? Abraham gaf een tiende van wat hij had veroverd aan Melchizedek (Gen. 14:20), in Hebreeën wordt hiermee de superioriteit van Melchizedeks priesterschap over het priesterschap van Levi aangegeven (Heb. 7:4-10). Toen Jakob zijn hoofd in Bethel te rusten legde beloofde God hem te zegenen, op zijn beurt beloofde Jakob God een tiende van alles wat hij in bezit zou krijgen (Gen. 28:22).
Een tiende van Israëls zaden, vruchten en vee werd aan de Heer gegeven (Lev. 27:30-32; Deut. 14:22-24; 2 Kro. 31:5-6; Neh. 13:5,12). Het volk gaf een tiende aan de Levieten om hen te ondersteunen (Num. 18:21-24; Neh. 10:38; 12:44), en de Levieten gaven op hun beurt weer hun tienden aan de hogepriester (Num. 18:25-28). Diegenen die hun tienden niet gaven ervoeren de dreiging van een vloek, zij die gaven zouden worden gezegend (Mal. 3:8-10).
Ook al nemen we aan dat er in het Oude Testament tien procent van alle opbrengsten werden geofferd, toch blijft het moeilijk te onderscheiden hoeveel er precies gegeven werd. We kunnen er niet te lang bij stilstaan maar sommigen denken dat er in zeven jaar tijd 14 keer een offergave werd gehouden en anderen denken dat dit 12 keer per zeven jaar plaatsvond. Als we alles bij elkaar berekenen ging het ver over de 10 procent heen. Waarschijnlijk werd er zo'n 20 procent gegeven per jaar.
Waarom het vandaag de dag geen verplichting is
Er zijn zeven redenen waarom christenen deze verplichting tot het geven van hun tienden niet hebben.
1. Gelovigen maken geen onderdeel meer uit van het oude verbond (Rom. 6:14-15; 7:5-6; Gal. 3:15-4:7; Kor 3:4-18)
De geboden van het oude verbond zijn niet langer van kracht voor christenen. Sommigen maken een onderscheid in burgerlijke, ceremoniële en morele wetten om het geven van tienden te blijven ondersteunen. Maar toch is deze indeling in mijn ogen niet wat Paulus bedoelt wanneer hij uitlegt hoe de wet vandaag de dag op ons van toepassing is. Als we deze verdeling wel aanhouden is het geven van tienden zeker geen onderdeel van de morele wet. De morele wetten van het Oude Testament gelden inderdaad ook nog voor ons vandaag de dag en die onderscheiden we dankzij de wet van Christus in het Nieuwe Testament, maar het geven van tienden hoort daar niet bij.
2. De voorbeelden van Abraham en Jakob zijn geen normatieve partonen
Sommigen denken dat het geven van je tienden verplicht is omdat Abraham en Jakob tienden gaven en omdat zij voor het oude verbond leefden. Toch geven deze voorbeelden niet aan dat het geven van je tienden iets is dat altijd moet gebeuren. De gift van Abraham aan Melchizedek was eenmalige gebeurtenis; er is geen bewijs dat hij regelmatig tienden gaf aan God.
Jakobs tienden illustreren zijn danbaarheid richting God voor de bescherming die hij ontvangt. Deze dankbaarheid en gulheid spreken nog steeds tot ons vandaag, maar een historische beschrijving van wat Jakob gaf ondersteunt niet het idee dat alle gelovigen een tiende van hun inkomen aan God moeten geven.
3. Offergaven gingen naar de Levieten en priesters maar er zijn geen priesters en Levieten in het Nieuwe Testament.
Levieten en priesters waren gebonden aan het offergave systeem van Oude Testament. Nu zijn alle gelovigen priesters (1 Petrus 2:9; Reb. 1:6; 5:10; 20:6), met Jezus als onze hogepriester Melchizedek (Heb. 7).
4. De tienden zijn verbonden aan het land Israël onder het oude verbond
Israël vierde elke drie jaar een offergave in Jeruzalem. Maar dat geldt niet voor de christenen van vandaag. Het ging om de Joden als natie, Joden die leefden in het beloofde land. Met de komst van Christus is het Joodse volk niet per se het volk van God. Al zijn Joden wel onderdeel van de kerk door hun geloof in Jezus.
Het aardse Jeruzalem staat niet langer centraal in Gods plannen (Gal 4:25). Gelovigen zijn onderdeel van het hemelse Jeruzalem (Gal 4:26) en kijken uit naar de stad die komt (Heb 11:10), een nieuwe hemel en een neiuwe aarde (Openbaring 21:1-22:5). Abraham is geen erfgenaam van het land Israël, maar de gehele wereld (Rom. 4:13).
5. Als het niet verplicht meer is, hoeveel moeten we dan geven?
Zoals hierboven aangegeven, het ging vaak om meer dan tien procent. Vaak ging het richting de 20 procent. Mensen die een voorstander zijn van tienden moeten zich op 20 procent richten.
6. Toen Jezus het geven van tienden aanhaalde was dat nog voor het ingaan van het nieuwe verbond
Sommigen verdedigen het geven van tienden omdat Jezus het aanprees, ook al zei Hij dat het minder belangrijk was dan andere dingen (Matt. 23:23; Luk 11:42). Dit lijkt een sterk argument maar is niet overtuigend. Jezus had het ook over offers in de tempel (Mat 5:23-24), maar christenen geven daar geen gevolg aan, al zou de tempel herbouwd worden. Jezus' woorden zijn te bergijpen binnen de context van zijn vrijmakende geschiedenis.
Jezus sprak over offers en tienden voordat Hij opstand uit de dood, voordat het nieuwe verbond inging. Hij gebruikte zijn spreken over offers en tienden als voorbeelden voor zijn tijdgenoten. Hij hield zich aan de wet omdat Hij onder de wet geboren was (Gal. 4:4). Daarom kunnen wij zijn woorden over tienden niet serieuzer nemen dan zijn woorden over offers van dieren.
7. Er wordt niet over tienden gesproken als het gaat om geboden om gul te geven in het Nieuwe Testament
Wanneer christenen wordt opgedragen om aan de armen te geven, wordt hen niet gezegd dat ze de armen hun tienden moeten geven. In plaats daarvan moeten ze gul zijn het helpen van mensen in nood (Handelingen 2:43-47; 4:32-37; 11:27-30; Galaten 2:10; 1 Kor. 16:1-4; 2 Kor. 8:1-9:15). Bijvoorbeeld in 1 Korinthe 16:4 vinden we een populaire tekst om tienden te promoten, maar het wordt daar niet genoemd, het gaat hier om een eenmalige gift aan arme heiligen in Jeruzalem.
Geef gul
Ook al is het geven van je tienden vandaag de dag dus niet verplicht, dat betekent niet dat je gierig moet zijn.
We hebben het gebod gekregen om de mensen te ondersteunen die het evangelie verkondigen (Mat 10:10; Lukas 10:7; 1 Kor 9:6-14; 1 Tim. 5:17-18). En terwijl we genieten van de goede dingen die God ons geeft, worden we ook geroepen om gul te zijn richting hen die in nood verkeren (1 Tim 6:17-19; 2 Kor 8-9). Rijkdom kan zo snel een afgod worden die ons bij God vandaan leidt.
Omdat God onze grootste schat is, mogen christenen gul en vrijgevig zijn. Voor de meeste mensen in het Westen betekent dit meer dan 10 procent. Toch geeft de Schrift dus geen gebod tot het geven van een tiende deel. En de Bijbel, en dus niet de traditie, is onze leer en autorteit.
Praatmee