Sterrenkok Arend van der Heijden kookt voor daklozen: “Ik wilde iets goeds doen"

Hij kookte voor Madonna en Bruce Springsteen, maar vandaag staat Arend van der Heijden liever in een keuken waar mensen binnenkomen die honger hebben, naar eten én naar aandacht. In Hour of Power vertelt hij hoe een moment bij het sterfbed van zijn vader zijn leven kantelde. "Ik voelde een aanwezigheid van God, waarvan ik het bestaan niet kende. Ik voelde me op dat moment gezien, werkelijk gezien.”
Die ervaring veranderde de richting van zijn leven. Arend had al voor iedereen gekookt, zegt hij zelf, maar merkte dat het hem niet meer vervulde. “Ik voelde een soort roeping om iets echt goed te doen.” Wat volgde was geen stap omhoog, maar juist een beweging naar mensen die vaak buiten beeld blijven. “Dus ik wou voor de armen gaan koken. Dat is mijn passie geworden.”
Arend groeide op zonder stabiel gezin. “Ik ben grootgebracht, zeg maar, op mijn vijfde heb ik een internaat en kindertehuis gewoond.” Het maakte hem niet ontspoord, maar wel zoekend. “Zo’n leven is het zoeken naar aandacht. Het is ook alleen zijn, maar je bouwt een fantasie op van hoe het zou kunnen zijn.” Vooral rond kerst voelde dat scherp. “Ik was vaak alleen over. De meeste mensen gingen naar hun familie en ik was gewoon alleen met een pater of een broeder of een zuster.”
Later gaat hij op zoek naar zijn ouders. Zijn moeder blijkt ernstig ziek. Zijn vader vindt hij terug als kok. “Ik vond hem op mijn dertiende in een stad in een bistro. Dus de appel valt niet ver van de boom. De band is ingewikkeld. Het was afstand, maar toch was er verbinding.”
Bij het sterfbed van zijn vader gebeurt iets wat Arend niet loslaat. “Het sterven was voor mij het moment dat ik een soort wind voelde om mijn schouders en mijn hoofd. En het was heel vredig.” Daar ervaart hij voor het eerst bewust Gods nabijheid. "Ik voelde een aanwezigheid van God, waarvan ik het bestaan niet kende. Ik voelde me op dat moment gezien, werkelijk gezien.”
Arend voelt in dat moment niet alleen Gods nabijheid, maar ook het verdriet en het schuldgevoel van zijn vader. Hij ervaart hoe zijn vader er méér voor hem had willen zijn dan hij ooit heeft kunnen zijn. Die ervaring raakt hem diep. “Als ik daar nu over spreek, raakt me dat nog steeds.” Wie God voor hem is, verwoordt hij eenvoudig. “God is voor mij degene die alles gemaakt heeft. Die mij kent in alles.” Het besef van die nabijheid geeft hem rust en houvast. Het maakt dat hij zich veilig en gedragen weet en verder kan gaan.
Die nabijheid leidt tot een concrete keuze. “Ik voelde een soort roeping om iets echt goed te doen.” Hij had al voor iedereen gekookt, maar nu kwam de vraag wat hij met zijn leven wilde betekenen. Hij beschrijft het als een moment waarop hij van een afstand naar zijn eigen leven keek en besefte dat hij een andere richting op moest. Die roeping bleef niet abstract. Arend: “Ik zag gewoon mensen die minder bedeeld zijn, mensen van de straat.” Hij besloot zijn vakmanschap bewust voor hen in te zetten. Niet alleen door eten uit te delen, maar door aanwezig te zijn.
Voor Arend draait het niet om het uitdelen van zakjes eten. Hij wil mensen aan tafel brengen, omdat daar echte ontmoeting mogelijk wordt. “Aan tafel gaan, aandacht geven, verbinding voelen.” In die nabijheid ziet hij ruimte om God in de ander te herkennen.
De vrienden en vriendinnen van de straat
Arend spreekt bewust niet over cliënten, maar over “de vrienden, vriendinnen van de straat”. In 2019 begint hij in Parkstad. “Ik ben begonnen in een zaaltje te koken voor 200, 300 man.” Het zit meteen vol. Tijdens coronatijd groeit het initiatief explosief. “Toen hebben we voor duizenden mensen gekookt.” Inmiddels zijn het er veel meer. “Tot heden hebben we 800.000 maaltijden gemaakt.”
Daarvoor is organisatie nodig. “Tijdens de coronatijd had ik 120 vrijwilligers.” Er kwamen pallets eten binnen. “We startten met brood, fruit, soep.” Later werd het uitgebreider. “Uiteindelijk was het een volledige maaltijd met soep en dessert.” Toch gaat het hem niet om aantallen. “Het doel is om samen aan tafel te gaan, want eten is ontmoeting. Aan tafel gaan, aandacht geven, verbinding voelen en de taal spreken die er is.” Dat is voor hem diaconie. “Het is belangrijk om ook aandacht te hebben en uiteindelijk in de ander God te zien.”
Hij ziet hoe schaamte mensen tegenhoudt. “Mensen schamen zich om te komen.” En als er onveiligheid is, zijn ze weg. Daarom kiest hij voor nabijheid. “Helpen daar waar niemand helpt.”
Wat als het verleden weer aanklopt? Stel dat hij wordt gevraagd terug te keren naar de sterrenkeuken. Arend is duidelijk. Hij blijft waar hij nu is. En dat koken doet hij met zorg. “Goede bouillon, het bereiden van mooi vlees of verse groenten.” Hij denkt aan gezondheid. “Veel verse groente met gember en knoflook voor de immuniteit van mensen.”
Aan tafel begint het volgens hem niet met eten, maar met houding. Op de vraag wat hij zou doen bij het laatste avondmaal, antwoordt hij: “Eerst de voet wassen.” En waarom? “Je moet jezelf kleiner maken en de ander groter.” Dat noemt hij de kern van Caritas. “Nederig zijn.”
De Bijbel is voor Arend dagelijkse voeding. “Ik sta heel vroeg op en lees.” De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan raakt hem diep. “We helpen mensen, maar we maken geen infuus van de hulp.” Het doel is herstel. “Uiteindelijk op eigen kracht doorgaan.” Als hij zijn leven samenvat in één bijbeltekst, citeert hij Spreuken. “Vertrouw op de Heer met heel je hart. Steun niet op je eigen inzicht.” En dan zegt hij: “Dat is echt mijn leven.”
Bekijk hieronder het interview met Arend in Hour of Power.




































Praatmee