Zijn alle mensen kinderen van God? Een inkijkje in mijn zoektocht
Er zijn van die vragen die niet bedoeld zijn om snel beantwoord te worden, maar om ons stil te zetten bij het hart van het geloof. De vraag ‘Zijn alle mensen kinderen van God?’ is er zo één. Ze raakt aan de diepste laag van ons mens-zijn en ons Godsbeeld: hoe ver strekt Gods liefde? Waar eindigt zijn vaderschap? Of eindigt het misschien nergens? Hieronder probeer ik niet de grenzen van de Bijbelse leer op te rekken, maar de breedte van Gods trouw aan zijn schepping te verkennen. Lees het als een zoektocht naar het hart van een Vader die zijn schepping niet
loslaat.
1. Het wonder van het kind
Denk aan de geboorte van een kind. Welke gelovige ouder zou zijn pasgeboren baby niét beschouwen als leven dat door de Vader zelf is gemaakt? Samen met de psalmist zeggen we: ‘Kunstig geweven.’ (Psalm 139) We horen Gods aanspraak door Jesaja heen: ‘Jij bent van Mij.’ En met Paulus belijden we: ‘Voor de grondlegging van de wereld uitgekozen, bestemd en gewild.’ (Efeziërs 1:4-5)
Wanneer we onze kinderen aan God opdragen, doen we dat vanuit het besef dat zij eerst en vooral Gods kinderen zijn, en bidden we dat wij als ouders iets mogen weerspiegelen van Gods eigen vaderschap.
2. Van ‘onze’ kinderen naar ‘alle’ kinderen
Maar kunnen we nog verder gaan? Zijn ‘alle’ kinderen (niet alleen die van gelovige ouders) kinderen van God? De woorden van Jezus zijn hier veelzeggend: ‘Laat de kinderen tot mij komen en verhinder hen niet, want van hen is het Koninkrijk van God’ (Marcus 10:14).
































Praatmee