Onderzoek proefschrift GerGem-predikant afgerond: geen sprake van plagiaat
āEen ernstige zaak, een academicus onwaardigā, zo stelde dr. G. A. van den Brink begin dit jaar naar aanleiding van het proefschrift van dr. G. W. S. Mulder. Vanwege de kritiek werd door de Vrije Universiteit in Amsterdam een intern onderzoek ingesteld. De Commissie Wetenschappelijke Integriteit (CWI) van de VU is tot de conclusie gekomen dat predikant, verbonden aan de Gereformeerde Gemeenten (GerGem) zich in zijn proefschrift niet schuldig heeft gemaakt aan een schending van de wetenschappelijke integriteit. Dit advies is overgenomen door het College van Bestuur (CvB) van de VU.
CWI heeft naar eigen zeggen alle onderdelen van de klacht nauwkeurig gewogen. Dit heeft geleid tot de eindconclusie dat de geuite bezwaren ongegrond zijn en de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening niet is geschonden: de wetenschappelijke integriteit is niet in het geding en er is geen sprake van plagiaat. Het College van Bestuur heeft het advies van het CWI overgenomen. Overigens staat het zowel klager als beklaagde vrij om zich binnen zes weken te wenden tot het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI) voor een nader advies.
Reacties
Voor dr. G. W. S. Mulder is het goed dat er duidelijkheid is gekomen over de geuite klachten en vooral dat zijn blazoen is gezuiverd. āIk ben blij met de gemotiveerde beslissing van de VU.ā
Promotor prof. dr. W. van Vlastuin: āIk heb gemerkt dat de commissie zeer grondig te werk is gegaan. Elk onderdeel van de klacht is minutieus getoetst.ā Hij is blij met de eenduidige conclusie: āHet is goed nieuws voor de promovendus, de promotoren, de promotiecommissie en uiteindelijk ook voor het geheel van de faculteit en de universiteit.ā
Ook voor dr. G. A. van den Brink, die zich eerder publiekelijk kritisch over het werk van Mulder heeft uitgelaten, is het naar eigen zeggen een geruststelling dat de wetenschappelijke integriteit niet in het geding is.
Voorgeschiedenis
Het proefschrift van dr. G.W.S. Mulder richt zich op de manier waarop gereformeerde piƫtisten in de Nederlanden tussen 1600 en 1800 hun prediking afstemden op de tijd en omstandigheden van hun hoorders. Mulder analyseert in zijn onderzoek homiletische handboeken van diverse theologen. Hij onderzoekt hoe deze theologen het tijdgebonden aspect in hun prediking instrueerden en legitimeerden, met aandacht voor zowel algemene culturele als persoonlijke geestelijke aspecten. In de conclusie trekt dr. Mulder lijnen naar de huidige situatie en reflecteert hij op hoe de prediking het hart van de hoorder kan bereiken.
Van den Brink wees in zijn kritiek specifiek op het hoofdstuk over de piĆ«tistische auteur Guiljelmus Saldenus, waarin volgens hem opvallende tekortkomingen te vinden zijn. 'Mulder besteedt 12 pagina's aan Saldenusā werk zonder Ć©Ć©n verwijzing naar de inhoud van het geschrift zelf', stelde de hersteld hervormde predikant via Refoweb.nl. Hij sprak het vermoeden uit dat Mulder geen kennis heeft van het Latijn, gezien de foutieve vertaling van de titel en de vermoedelijke afhankelijkheid van een eerdere samenvatting door G. van den End uit 1991. 'Ik ben in Mulders proefschrift niets tegengekomen wat niet ook in Van den Ends werk staat.'
De kritiek beperkte zich niet tot Saldenus. Van den Brink noemt ook andere auteurs, van wie Mulder hun Latijnse werken onvoldoende zou hebben bestudeerd. Van den Brink stelde dat Mulder voetnoten en verwijzingen heeft overgenomen uit het werk van andere academici zonder de originele bronnen zelf te raadplegen. Hij noemde dit een ernstige schending van academische normen. Ook zouden er titels zijn genoemd die wel in de bibliografie staan, maar niet in het proefschrift zelf voorkomen, wat verdere vragen opriep over de zorgvuldigheid van het werk. Van den Brink concludeerde dat het proefschrift ernstige tekortkomingen vertoont en dat de suggestie dat Mulder bepaalde auteurs zelfstandig heeft bestudeerd, onjuist zou zijn.
Praatmee