Bidden voor jeugdwerk mag en moet niet vrijblijvend zijn
Jaren geleden, toen ik leider van de tienerclub in mijn gemeente was, bad ik specifiek voor een van de tieners. Zijn thuissituatie was erg lastig en zelf was hij ook niet de makkelijkste. Op de een of andere manier kreeg ik het op mijn hart om voor hem te bidden. Ik zag dat hij het nodig had.
Op een dag stond hij zomaar bij me voor de deur: ‘Ik dacht: laat ik eens kijken of Herman cola in huis heeft’, zo zei hij. Een beetje verbaasd over deze plotselinge visite, liet ik hem natuurlijk binnen. Het was het begin van een lange reeks bezoekjes en bezoeken, waarin van alles gebeurde. Soms deden we alleen maar spelletjes (ik stimuleerde hem om ook zijn vrienden mee te nemen) en soms waren er heftige dingen te bespreken.
Helaas voorkwam dat niet dat hij op een gegeven moment toch de verkeerde kant op ging, met als gevolg dat het contact stopte. Dat duurde tot God hem – helemaal onverwacht – bij de nek greep en het verlangen in hem wekte om terug te keren naar Hem. Het was opnieuw een verhoring van gebed. De tiener van toen kwam tot persoonlijk geloof en groeide uit tot een vruchtdragende rank aan de Wijnstok (Joh.15:1-8).
Meestrijden in de gebeden
In zijn boek Hoe moet je bidden? Een praktisch boek voor gewone mensen wijdt Pete Greig een afzonderlijk hoofdstuk aan de voorbede. Er staan in dit boek best dingen waarbij we ons als gereformeerde christenen ongemakkelijk kunnen voelen vanwege de wat evangelische toonzetting, maar dat neemt niet weg dat we ervan kunnen leren. In wat ik hieronder schrijf, heb ik me er in ieder geval gedeeltelijk door laten inspireren.
Het is natuurlijk heel goed om in het algemeen voor het jeugdwerk van de gemeente te bidden. Maar het gaat in het jeugdwerk om concrete clubs en verenigingen, om concrete kinderen, tieners en jongeren en om concrete noden en uitdagingen. De voorbede mag en moet dus ook concreet zijn.
Als Paulus in Kolossenzen 4:12 zegt dat Epafras voor de christenen in Kolosse ‘strijdt in de gebeden’, mag je ervan uitgaan dat Epafras weet wat er in Kolosse speelt. Hij zal niet maar in het algemeen aan God gevraagd hebben ‘of Hij bij de christenen in Kolosse wil zijn’. Net als Paulus weet hij waarvoor hij kan danken (1:3) en waarvoor hij moet bidden (vgl. 1:9). De specifeke noden van de gemeente zijn hem bekend
en dáárvoor strijdt hij mee in de gebeden.
Mijn 06-nummer
Om voor het jeugdwerk, de kinderen, tieners en jongeren te bidden, is het dus nodig dat we weten wat er speelt. Met welk thema zijn ze bezig? Zijn er voldoende leidinggevenden? Waar loopt de leiding tegenaan? Welke vragen spelen er onder de tieners en jongeren? Welke verleidingen zijn er? Het is goed als het jeugdwerk daarover de nodige dingen deelt, of dat we er zelf naar vragen: ‘Hoe gaat het op de
jongensclub? Zijn er specifieke dingen waarvoor ik kan bidden?’
Dat geldt ook als we het komende seizoen voor een specifiek kind of een specifieke jongere gaan bidden. Het mooiste zou zijn als dat kind of die jongere dat van ons weet, zo van: ‘Ik wil het komende seizoen voor je bidden. Als je ergens voorbede voor wilt, mag je dat aan me doorgeven. Hier heb je mijn 06-nummer.’ Dat zal lang niet altijd kunnen, maar we kunnen in ieder geval een béétje proberen te volgen waar de betrokken jongere mee bezig is. Daar kun je ook ‘tussen neus en lippen door’ achter komen, door hem of haar zomaar eens aan te spreken: ‘Hoi, hoe gaat het?’
Herman van Wijngaarden is conceptontwikkelaar bij de HGJB. Verder lezen? Word abonnee! Maak gebruik van deze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!
Praatmee