NGK-predikant deelde confronterende preek tijdens Opwekking: "Ik bouwde op mijn identiteit"
Vanavond is de jaarlijkse Pinksterconferentie Opwekking van start gegaan. NGK-predikant Chris van Zwol verzorgde vanavond in de tot de nok toe gevulde centrale samenkomsttent de aftrap van de conferentie. In zijn preek focuste Van Zwol zich op Openbaring 1 waarin het gaat om de ontmoeting tussen de apostel Johannes en de Heere Jezus. Johannes, die Jezus kent, is angstig tijdens die ontmoeting. Gods licht is te confronterend. Van Zwol vertelt dat Gods licht juist die plekken aan de oppervlakte brengt die we liever verborgen houden. Dat was ook in zijn eigen leven het geval: "De spotlights schenen vol op mijn bewijsdrang. Ik bouwde op mijn identiteit."
“Ik ben vaak het grootste obstakel in Gods zegeningen. God is groot en weet onze harten te winnen”, vertelt Van Zwol. “We stappen in het Bijbelboek Openbaring, dat moeilijke Bijbelboek met die vele visioenen en vreemde beelden. Johannes krijgt in Openbaring een hemels inkijkje in Gods plan voor ons. Het is het als ware dat je in die hemelse observatietoren komt en de bemoediging krijgt dat God betrokken is op deze boze aardbol. Vanavond lezen we van een wonderlijk weerzien tussen de apostel Johannes en Zijn Koning Jezus.”
Vervolgens leest de NGK-predikant de verzen 9 tot en met 11 uit Openbaring 1: “Ik, Johannes, die ook uw broeder ben en deelgenoot in de verdrukking en in het Koninkrijk en in de volharding van Jezus Christus, was op het eiland genaamd Patmos, omwille van het Woord van God en het getuigenis van Jezus Christus. Ik was in de geest op de dag des Heeren en ik hoorde achter mij een luide stem, als van een bazuin, die zei: Ik ben de Alfa en de Omega, de Eerste en de Laatste, en: Wat u ziet, schrijf dat op een boekrol en stuur het aan de zeven gemeenten die in Asia zijn: naar Efeze, naar Smyrna, naar Pergamus, naar Thyatira, naar Sardis, naar Filadelfia en naar Laodicea.’
We lezen hier van een wonderlijk weerzien tussen Johannes en Jezus. De apostel Johannes heeft alles al met de Heere Jezus meegemaakt, hij heeft het verlossingswerk van Jezus zien gebeuren. Hij kende Jezus al toen Hij nog een rijzende ster was én hij kende Jezus’ bittere einde toen Hij werd veroordeeld en aan het kruis werd vermoord. Ja, Johannes maakte die grote teleurstelling mee tot aan die eerste heerlijke dag dat Jezus als overwinnaar van de dood opstond. Het is dezelfde Johannes die de kracht van de Heilige Geest heeft ontvangen op die eerste pinksterdag. Johannes is volgens de traditie de apostel die Jezus bijzonder heeft liefgehad. Er was een bijzondere band tussen die twee. Samen met zijn broer Jakobus en Petrus vormden ze een driemanschap die meer te zien kregen dan de rest.”
Van Zwol merkt op dat Johannes Jezus zelfs heeft zien veranderen in hemelse luister, toen Hij op de berg der verheerlijking omringd werd door Mozes en Elia. “Johannes heeft alles al meegemaakt en dan zou je toch zeggen dat het een wonderlijk weerzien tussen die twee zou worden? Een broodnodige bemoediging in deze tijd van verbanning, want om het getuigenis van Jezus zit Johannes op dat piepkleine eiland Patmos. Van alles wat we lezen, zou je toch denken dat het toch een heerlijke reünie is waar menig christen jaloers op zou zijn geweest?
Maar het was even schitterend als verbijsterend wanneer we lezen in de verzen 12 tot en met 17: ‘En ik keerde mij om, om de stem te zien die met mij had gesproken. En toen ik mij had omgekeerd, zag ik zeven gouden kandelaren. En te midden van de zeven kandelaren zag ik Iemand Die op de Zoon des mensen leek, gekleed in een gewaad tot op de voeten, en op de borst omgord met een gouden gordel; en Zijn hoofd en haar waren wit, als witte wol, als sneeuw, en Zijn ogen waren als een vuurvlam, en Zijn voeten waren als blinkend koper, gloeiend gemaakt in een oven, en Zijn stem klonk als het geluid van vele wateren. En Hij had zeven sterren in Zijn rechterhand en uit Zijn mond kwam een tweesnijdend scherp zwaard; en Zijn gezicht was zoals de zon schijnt in haar kracht. En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten, en Hij legde Zijn rechterhand op mij en zei tegen mij: Wees niet bevreesd, Ik ben de Eerste en de Laatste.’"
"Johannes ervaart een DDoS-aanval op zijn brein, vervolgt Van Zwol. "Wanneer hij zich omdraait om te zien welke stem tot hem gesproken heeft, is dat voor hem overweldigend. Het horen en het zien vergaat hem in de ontmoeting met Zijn opgestane Heer. Hij probeert er woorden aan te geven, maar in het zoeken naar woorden proef je dat mensenwoorden absoluut te kort schieten. Want eerst vergelijkt Johannes de stem die hij hoort met een bazuin, maar even later gebruikt hij een heel ander beeld. Dan gebruikt hij het beeld van vele wateren. Ik moet dan denken aan de Noordzee bij een machtige storm of aan een kolkende rivier die buiten zijn oevers treedt. Het is indrukwekkend maar ook afschrikwekkend.”
Van Zwol vertelt dat Jezus’ stem een stem is die gezag inboezemt. “Een stem die een mens doet zwijgen en horen. Maar dan het licht: het zicht is even schitterend als verbijsterend. Want er staat dat het gezicht van deze Mensenzoon straalt als de zon in haar kracht. Ik weet dat in de zon kijken bepaald niet goed is voor je ogen. Ik heb dat als kind ooit eens een paar seconden geprobeerd en dan zie je heel lang heel weinig. Dat Johannes dus überhaupt in dat felle licht iemand kan ontwaren is mij een raadsel. Ik stel me dan voor dat hij zijn ogen tot spleetjes maakt en dat hij dan in dat stralende licht een Vorst ziet staan in grandeur en glorie. Want volmaakt zuiver straalt Zijn gezicht. Zijn haar is als witte wol, als sneeuw. Hier staat niet zomaar even een vorst, maar een overwinnaar. De Overwinnaar. Dat kan je zien aan de gouden gordel om Zijn borst en de zeven sterren in Zijn hand. Alles getuigt in Openbaring van een geweldig gezag. Zijn ogen vlammen en hij doorziet je met één blik. Zijn ogen zijn als een röntgenstraling. Voor Hem kan je niets verborgen houden en uit Zijn mond komt een tweesnijdend, scherp zwaard.”
Van Zwol merkt op dat Jezus woorden van beslissende waarde spreekt. “Aan Zijn voeten draagt Hij koper dat net uit de oven komt, dat nog gloeiend is van de smelting. De koers van deze Koning bepaalt de toekomst. Happend naar adem probeert Johannes het onbeschrijfelijke te vatten. Het is schitterend, maar ook verbijsterend. Indrukwekkend, maar ook afschrikwekkend. De reactie van Johannes daarop zou je heftig kunnen noemen als we het zeventiende vers lezen: ‘En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten’. Vrezend voor Zijn leven valt Johannes als dood voor Jezus’ voeten neer. Niet als een daad van wil, maar als een reflex van iemand die door de bliksem getroffen wordt. Jezus is in Zijn glorie dichter dan ooit bij Johannes gekomen. Het is simpelweg te veel voor Johannes. Zoveel hemelse luister doet Johannes buigen. Hoe is het mogelijk dat deze vertrouweling, deze vriend van Jezus, zo heftig reageert op dit wonderlijke weerzien?”
Ook na Pinksteren is een ontmoeting met de Heere Jezus nog altijd confronterend, stelt Van Zwol vast. “En weten wij waar het over hebben als God dichterbij dan ooit in uw en jouw leven wil komen? Want als God écht dichtbij komt in Zijn stralende licht, dan kunnen wij mensen dat niet aan. Vroeger dacht ik dat dat vooral te maken had met Gods toorn over onze zonden. Ik moest dan altijd aan de berg Sinaï denken, de berg die bulderde en barstte en zo Gods heiligheid symboliseerde. Raak je die berg aan, dan is dat je dood. Ik dacht dat Gods licht hetzelfde was als Gods oordeel. Later ontdekte ik dat Gods licht alles is wat God is. Johannes schrijft dat God licht is en in Hem geen spoor van duisternis is.”
Wanneer Gods licht over ons leven schijnt is dat prachtig, maar tegelijkertijd ook confronterend, merkt de predikant op. “Als dat licht over jouw leven gaat schijnen, dan straalt er volmaakte goedheid, liefde en barmhartigheid over jouw leven. Dat is schitterend, maar ook verbijsterend. Gods licht is volmaakt goed, maar botst ook op mijn leven. Want Gods licht schijnt in mijn duisternis. Als Gods licht over ons leven schijnt, dan botst dat op onze duisternis. Gods licht schijnt dan namelijk ook op de schaduwkanten van mijn bestaan. Daar waar mijn leven niet heilig is en niet lijkt op de nederigheid, goedheid en liefde van Jezus. Gods licht kan dus ook pijn doen. Het licht moet namelijk schijnen op de plaatsen die ik liever verborgen zou houden.”
Van Zwol vertelt het aanwezige publiek vervolgens dat hij daar zelf ook in kan delen. “In aanloop naar Opwekking en toen ik voor dit podium gevraagd werd, schenen de spotlights vol op mijn bewijsdrang. Dat wist ik al langere tijd, maar dat werd door dit podium extra uitvergroot. Ik bouwde mijn identiteit op mijn werk. Als ik maar impact maak met mijn taak, dan voel ik mij wat waard. Daarmee verschoof de focus van mijn werk naar mijn eigen naam en faam. Daardoor werd dit podium een grote botsing tussen God en mij. Ik bad tot God: Heer, laat dit zijn tot Uw glorie en niet tot de mijne. Ik bad tot Hem: kneed mij, ook als het pijn doet."
“Ergens in het voorjaar verloor ik mijn controle over mijn werk", vertelt Van Zwol. "Tijdens die bewuste avond zat ik met mijn gezin aan tafel te eten. Ik kon toen niet meer denken, voelen of praten. Het enige dat tegen mijn vrouw zei, was: ik denk dat ik naar je vader moet. Mijn schoonvader woont in Nijkerk, hier vlakbij. Overspannen ging ik van tafel naar Nijkerk. En weet je wat er gebeurde? Mijn schoonvader zei in één zin iets dat zo waar was: ‘Chris, jij werkt wel voor God maar niet met God.’”
Die opmerking van zijn schoonvader was raak. “Ik werkte vaak om mezelf te bewijzen, maar niet om God te prijzen. Met die woorden reed ik terug naar huis. Vroeger dan normaal ging ik naar bed en daar voelde ik mij ineens verlaten, het was alsof ik in een donker gat viel. Diepe eenzaamheid was wat ik ervoer. Alles waar ik op vertrouwde, was plots waardeloos God leek ver weg te zijn. Mijn controle en mijn perfectionisme bleken ineens gebakken lucht te zijn. Ik ervoer dat ik zonder God niets heb maar vooral niets ben. Ik veroordeelde die schaduwzijde in mijzelf. Het was alsof mijn ziel ineen kromp, deze confrontatie met God was te heftig voor mij."
Van Zwol vertelt dat hij deze confrontatie enige tijd voor zichzelf probeerde te houden. "Ik probeerde uit alle macht mijn negatieve kanten te compenseren door een preek te schrijven over Gods glorie. Ondertussen naderde de datum van de vergadering met Stichting Opwekking waarin wij een eerste outline moesten delen. Ik heb dit schriftgedeelte tien keer opnieuw moeten schrijven, want er was iets wat mijn preek blokkeerde. Ik probeerde het namelijk op mijn eigen manier weer goed te maken met God. Ik ging het weer zelf doen. Weet je wat de bevrijding voor mij was en er echt een doorbraak in mijn leven kwam? Dat gebeurde toen ik op advies van mijn oudste broer met lege handen naar de vergadering van Opwekking ging en ik daar beleed wat er zich tussen God en mij afspeelde. Toen brak God door. De andere broeders en zusters begonnen voor mij te bidden en toen kwam er bevrijding. Juist toen ik mijn duisternis in het licht plaatste, kon God aan het werk."
Praatmee