‘Zonde’ is in veel kerken geen populair onderwerp
Ik hoorde een ouderling van een gemeente eens zeggen: “ik heb méér met het woord ‘gebrokenheid’ dan met het woord ‘zonde’”. Je kunt dit geluid vaker horen!
In de christelijke wereld lijkt er een voorkeur te zijn ontstaan om meer uit te gaan van ‘gebrokenheid’ dan van ‘zonde’. Deze verschuiving is niet zonder betekenis en heeft verregaande gevolgen. Er vindt namelijk een verschuiving plaats van ‘de mens als schuldige’ naar ‘de mens als slachtoffer’. Hij is geen ‘dader’ meer, maar iemand die van alles overkomt waarin hij zelf niet de hand heeft.
Er zijn gemeenten ontstaan die ‘gebrokenheid’ zelfs in de naam hebben staan. Zo’n gemeente is bijvoorbeeld Mozaiek in Veenendaal, die met dat sprekende beeld van gebroken steentjes zichtbaar maakt dat ons persoonlijke leven er zó kan uitzien. Het is ook een beeld van de gemeente zélf, die als een bijeengeraapt geheel een mozaïek vormt van ruw gehavende steentjes. Na twaalf jaar mensen uitgenodigd te hebben met: ‘wees welkom, zoals je bent’, heeft Kees Kraayenoord als leider openlijk verklaard dat het niet zonder ‘bekering’ kan. Hij kwam tot de conclusie dat geestelijke groei, navolging en discipelschap soms wel eens wat uit beeld bleven en dat zijn kerk die aanscherping en verdieping nodig had.
Oog voor gebrokenheid
Een tamelijk recent boek over Christelijke tucht vandaag stelt dat het voor de kerk steeds lastiger wordt om over zonde te spreken. De schrijvers zeggen dat het zichtbaar wordt in de omgangstaal. “Waar we vroeger het woord ‘zonde’ gebruikten, spreken we nu over ‘gebrokenheid’. En waar een kerkenraad vroeger zei: Wij moeten van dit of dat zeggen dat het zonde is, gebruiken we nu een enigszins terughoudende formulering en zeggen: dit is Gods bedoeling niet.” Er is dus, zo geven deze schrijvers aan, een moeite ontstaan om dingen nog zonde te noemen. En daarin zijn wij gewoon een spiegel van de cultuur.
De focus ligt nu niet meer bij ‘zonde’, maar bij ‘tragiek’. Pastoraal verhouden predikanten en raadsleden in gemeenten en kerken zich meer en meer tot tragiek – wat mensen in dit leven aan narigheid en leed overkomt – dan tot zaken die mensen verwijtbaar zijn aan te rekenen. Als ‘gebrokenheid’ de vervangende term wordt, dan worden mensen inderdaad eerder slachtoffers dan daders. In de wereld van vandaag kun je er mee voor de dag komen! Die zit niet te wachten op een kerk die zonde nadrukkelijk profileert, maar wel op een kerk die oog heeft voor gebrokenheid. Die gebrokenheid is er onmiskenbaar in vele gedaanten. Dat hoeven we niet te ontkennen. We zien het om ons heen en soms ook bij onszelf.
Waar komen wij vandaan?
Toch is er een tijd geweest waarin kerken en gemeenten er vastomlijnde ideeën op na hielden wat zonde inhield. Er waren lijstjes van onderwerpen waar gelovigen zich verre van moesten houden. Zo weet ik mij te herinneren dat houding en gedrag van gelovigen beoordeeld werden vanuit de thematiek van de ‘wereldgelijkvormigheid’. De uitspraak van de apostel Paulus in Romeinen 12 over onze redelijke eredienst was uitgangspunt voor het leven als christen in de wereld.
Het moest zichtbaar worden dat leden van Christus’ gemeente zich onderscheiden van andere mensen die niet Zijn volgelingen waren. Klassiek is het rijtje van zaken die gemeden moesten worden: bioscoop, dansen, kaarten en kermis. Zulke onderwerpen lijken nu hun actualiteit veelal te hebben verloren. Heeft bijvoorbeeld de kermis nog dat negatieve imago van vroeger? Er zijn genoeg christenen die met hun gezinnen zonder bezwaar voor een dagje uit naar een pretpark gaan. Veel attracties zijn er echter vergelijkbaar met de kermis van weleer.
Wereldgelijkvormigheid brengt ons altijd bij de keuzes die wij maken. Elke tijd heeft hierin weer nieuwe uitdagingen en verleidingen. Paulus oproep blijft daarom steeds actueel: “opdat u kunt onderscheiden wat wezenlijk is” (Fil. 1:10). Altijd weer moet de gemeente van de Heere Jezus zich bezinnen op wat vandaag van belang is. Hoe geven wij anno 2024 gestalte aan ons christen-zijn, aan onze heiliging en de navolging van Heere Jezus? Wereldgelijkvormigheid kent nu andere uitingsvormen. De uitgangspunten van vroeger blijven echter actueel.
‘Zonde’ is geen populair onderwerp
Wij worden in het algemeen niet graag aangesproken op ons gedrag. Dat geldt evenzeer voor de mensen die volgelingen zijn van de Heere Jezus. We zouden het lastig of zelfs onaangenaam vinden als iemand uit onze kerk of gemeente op ons afstapt met de woorden: ‘Hé, er is iets in je gedrag waarover ik mij zorgen maak en wat naar mijn idee tegen Gods Woord ingaat’. Zoiets zouden we ervaren als een aantasting van ons privédomein en als een inbreuk op onze persoonlijke autonomie. Daar zijn we niet zo van gediend.
We geven anderen de ruimte om hun leven naar eigen inzichten in te richten. Tegelijk claimen we die ruimte ook voor onszelf. Ieder heeft recht op respect voor de wijze waarop hij christen wil zijn, is het algemene gevoel. Het elkaar-aanspreken-op-zonde past in zo’n klimaat niet zo erg en we kijken liever een andere kant op. Een ander terechtwijzen, dat doen we toch maar niet. Het komt ons als gelovigen eigenlijk wel goed uit dat ‘gebrokenheid’ de plaats inneemt van ‘zonde’. We hebben, zeggen velen, het toch nooit zo op dat woord ‘zonde’ gehad.
Verlossing van Godswege
‘Gebrokenheid’ kan echter niet de plaats van ‘zonde’ innemen. Dat zou de genoemde ouderling uit het begin van dit artikel wel hebben gewild. Onze schepping is door het bestaan van de zonde zodanig aangetast dat de uitwerking daarvan overal is waar te nemen. De zonde heeft die gebrokenheid veroorzaakt. Alleen door het ingrijpen van Godswege, in de Heere Jezus Christus, is verlossing van zonde mogelijk (Rom. 3:23-25). Om het kortweg te zeggen: de Heere Jezus is niet in de eerst plaats gekomen om onze ‘gebrokenheid’ op te heffen, maar – wat Zijn naam betekent – dat Hij Zijn volk (en de wereld) komt redden van hun zonden (Matth. 1:21). De zonde was het grote probleem en de gebrokenheid het gevolg!
Yme Horjus is emeritus-predikant van de Unie en oud-rector van het Baptisten Seminarium. In 2020 promoveerde hij op zijn proefschrift over tucht in de gemeente. Bovenstaand artikel verscheen eerder op de website van Bijbels Beraad M/V en is met toestemming overgenomen door Cvandaag.
Praatmee