De hel: een goddeloze uitvinding?!

De laatste tijd is āde helā een heet onderwerp in de christelijke pers. De theoloog Arnold Huijgen wijdde onlangs zijn inauguratie hieraan. We spreken er te weinig over, zo meent hij, en in preken zou het vaker aan bod moeten komen. Het Nederlands Dagblad vroeg recentelijk een aantal voorgangers hoe zij dit onderwerp in hun kerken ter sprake brachten. Evenals bij Huijgen, blijken ook zij er verlegen mee te zijn. Jezus heeft meer dan wie ook over āde helā gesproken en ervoor gewaarschuwd, zo klinkt in enkele reacties. Maar wat en waar en hoe āde helā is wordt nergens duidelijk of concreet. Dat is tragisch, want die onduidelijkheid ligt niet aan de Schrift. Laten we de feiten eens op een rijtje zetten.
Geen hel maar Gehenna
In de Statenvertaling is het woord āhelā de weergave van twee totaal verschillende Griekse woorden: hades (=dodenrijk, Hebr. she-olā) en gehenna. Voor de bijbellezer zeer verwarrend, want die krijgt de indruk dat het Ć©Ć©n begrip betreft. De NBG51 heeft die verwarring gecorrigeerd door uitsluitend gehenna weer te geven met āhelā. In de NBV is het woord āhelā helemaal verdwenen doordat men het woord gewoon onvertaald heeft gelaten. Dat laatste is wellicht de beste keuze, aangezien gehenna een plaatsnaam is en zulke namen worden in principe onvertaald gelaten. Ze worden hooguit getranslitereerd: Jeroesjalajim wordt in het Nederlands Jeruzalem en Chevron wordt Hebron, enzovoort. Trouwens, Gehenna is zelf is ook een Griekse transliteratie van het Hebreeuwse Gai Hinnom, dat ādal van Hinnomā betekent. Jezus sprak nooit over de hel, maar consequent over Gehenna. Zijn luisteraars begrepen maar al te goed dat Hij daarmee verwees naar het beruchte dal ten zuidwesten van de stad Jeruzalem. Bij Hem treffen we zeker geen vaagheid over āde helā: zijn luisteraars konden er zo naartoe lopen! Letterlijk.
Kinderoffers
De reden dat Gehenna zoān berucht dal is, wordt in de Hebreeuwse Bijbel (ons āOude Testamentā) uitgebreid toegelicht. Een tweetal goddeloze koningen uit het huis van Juda, Achaz en Manasse, lieten in dit dal kinderen door het vuur gaan (2 Kron. 28:3; 33:6; Jer. 7:31). Deze gruwelijke praktijk die men van de omliggende volken had afgekeken, was kwaad in de ogen van JAHWEH. Volgens de profeet Jeremia werd juist deze praktijk de aanleiding voor Jeruzalems verwoesting (Jer.19:1-8).
Een godslasterlijk concept
De beruchte reputatie van Gehenna is gebaseerd op het feit dat IsraĆ«lieten op die plaats hun kinderen ritueel door het vuur lieten gaan. Deze praktijk geldt als de goddeloosheid ten top. Bij herhaling wordt gezegd dat dit idee in Gods hart nooit is opgekomen (Jer.7:31; 19:5). Laat dit goed op u inwerken. Want wat de christelijke theologie heeft gedaan is Gehenna omvormen tot een āhelā, waarin God Zelf de gruwelijke daden pleegt die Hij nadrukkelijk als goddeloos kwaad veroordeelt. Met andere woorden de gruwelijkste praktijk ooit, heeft men geprojecteerd op God Zelf! En dat ook nog eens ātot in eeuwigheidā. Dat laatste begrip is een kwestie apart, maar ik volsta hier met de vaststelling dat āeeuwigheidā in de Schrift (Gr. aion) duidt op een wereldtijdperk met zowel een begin als een einde (āvĆ³Ć³r de aionenā, āvoleinding der aionenā, etc.). Eeuw-ig betekent in de Bijbel niet eindeloos, maar houdt verband met eeuw, aeon.
Jezusā toevoeging in Marcus 9:48 over Gehenna āwaar hun worm niet sterft en het vuur niet wordt uitgeblustā wordt hardnekkig foutief uitgelegd. Met deze opmerking refereert Hij aan Jesaja 66:24 waar sprake is van een verbrandingsplaats bij Jeruzalem waar lijken liggen te ontbinden. Dat is inderdaad een nogal macaber aanblik, maar wel iets totaal anders dan wat de christelijke traditie van ervan heeft gemaakt: een onderaards oord waar zielen worden gefolterd. In de grondtekst van Marcus 9:48 staat ook niet dat het vuur onuitblusbaar is, maar dat het niet wordt gedoofd. Iets heel anders. En dat āhun worm niet sterftā betekent niet dat deze mensen niet sterven, maar de maden die hen aanvreten niet sterven. Maden sterven sowieso niet, maar verpoppen zich.
Kortom, het gangbare begrip van āde helā staat in alles haaks op wat de Schrift leert over Gehenna.
Hel versus gericht
De Bijbel is er volkomen helder over dat God oordeelt en gericht uitoefent. En dat doet Hij lang niet altijd zachtzinnig. Denk maar aan de zondvloed of aan Sodom en Gomorra. Maar denk erom: Gods oordelen zijn verhoudingsgewijs kortdurend. Psalm 30 vers 6 zegt: āwant een ogenblik duurt Zijn toorn, een leven lang Zijn welbehagenā. God zet de dingen recht, precies wat het woord āgerichtā ook betekent. Dat proces kan uiterst pijnlijk zijn, maar het heeft altijd het oogmerk van herstel. God straft niet om te straffen, maar om recht te zetten en om terecht te brengen. Gods gerichten zijn daarom ook altijd een uiting van Zijn liefde en trouw. Hij laat niet varen de werken van Zijn handen. Daarom is er geen groter karikatuur van de God van de Bijbel, dan het leerstuk van de hel.
AndrƩ Piet is Bijbelleraar en heeft sinds 2000 de bijbelstudie-website Goed Bericht onder zijn hoede. Bovenstaand artikel verscheen onlangs op zijn website en is met toestemming overgenomen door Cvandaag.
Praatmee