Weer terug naar de ene beker bij de viering van het avondmaal?
‘Ik verwacht dat de gezamenlijke beker, die in veel gemeenten tijdens de coronapandemie is vervangen door plastic cupjes, weer zal terugkeren.’ Dat zei Arnold Huijgen, toenmalig hoogleraar aan de Theologische Universiteit Apeldoorn en sinds kort aan de PThU onlangs in het Nederlands Dagblad. Hij denkt dat de belangrijke symbolische functie van de ene beker de reden is dat in veel kerken het drinken uit de gezamenlijke beker terugkomt. ‘Als je niet uit één beker drinkt, mis je toch een belangrijk symbool van het avondmaal. Het is de beker die je doorgeeft en waardoor je de gemeenschap ervaart.’
Ik deel de verwachting van Huijgen niet en denk dat het gebruik van kleine bekertjes een blijvertje is in veel protestantse en gereformeerde kerken waar avondmaalsgangers vóór de coronacrisis uit één of meer grote bekers dronken.
En ook al heeft het gebruik van het drinken uit één beker (hoewel het er meestal meerdere zijn) voor veel mensen de symbolische waarde die Huijgen er aan hecht, het is nog maar de vraag of je theologisch gezien daar zoveel waarde aan moet hechten, dat het de voorkeur verdient om het zo snel mogelijk weer in te voeren. Kerkhistorisch valt daar wel wat tegenin te brengen. De Heidelbergse Catechismus bijvoorbeeld kent het fenomeen ‘doorgeefbeker’ helemaal niet.
Wat zegt de Bijbel?
Het drinken uit de ene beker is volgens mij geen principiële zaak die je rechtstreeks uit de Bijbel kunt afleiden. We weten dat Christus het avondmaal heeft ingesteld tijdens de Pesach-viering. Daar ging de beker met wijn verschillende keren rond onder de gelovige deelnemers. Maar omdat bij de eerste viering slechts dertien mensen aanwezig waren, zegt het niet zoveel dat er één beker rondging. Tot vóór corona gebruikten bijna alle gereformeerde kerken meerdere grote bekers bij het avondmaal. Maar in vele evangelische kerken en ook bijna overal in het buitenland drinkt men al decennia lang de wijn die het bloed van Christus symboliseert uit kleine bekertjes. Vaak wacht men tot iedereen een klein bekertje heeft en drinkt dan met z’n allen op hetzelfde moment. Zo brengt men de verbondenheid in het geloof en het feit dat men de eenheid al tot uitdrukking.
Beide vormen zijn naar mijn mening even waardevol en brengen tot uitdrukking dat je als gemeente samen het ene lichaam van Christus vormt en dat je gelovig drinkt van de wijn als teken van Christus’ bloed tot volkomen verzoening van al onze zonden.
Wat zegt de gereformeerde belijdenis?
In artikel 35 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis staat: “Christus heeft een aards en zichtbaar brood voorgeschreven als sacrament van zijn lichaam en de wijn als het sacrament van zijn bloed. Hiermee verzekert Hij ons ervan: zo zeker als wij het sacrament ontvangen en in onze handen houden en het eten en drinken met onze mond, om ons leven in stand te houden, zo zeker ontvangen wij in onze ziel door het geloof – dat de hand en de mond van onze ziel is – het ware lichaam en het ware bloed van Christus, onze enige Heiland, om ons geestelijke leven in stand te houden.”
In Zondag 28 (vraag en antwoord 75) van de Heidelbergse Catechismus staat, dat “ik het boord en de wijn, als betrouwbare tekenen van Christus’ lichaam en bloed, uit de hand van de dienaar ontvang en met de mond geniet.”
Deze twee passages uit de gereformeerde belijdenis zeggen niet zoveel over het gebruik van kleine bekertjes. Je kunt uit zondag 28 hooguit afleiden, dat de gaande viering in Heidelberg gebruikelijk was: iedereen krijgt brood en wijn uitgereikt door de predikant. Hier staat niet de vraag centraal hóe je brood en wijn aanpakt en inneemt, maar dát je het gelovig ontvangt en eet. De gereformeerde belijdenis zegt niets over de praktijk van de avondmaalsviering en laat dat over aan de christelijke vrijheid.
Wat zegt de gereformeerde traditie?
Sinds de Reformatie heeft de vormgeving van het avondmaal in de Gereformeerde Kerken altijd behoord tot de ‘middelmatige dingen’ waarin de plaatselijke kerken en de gelovigen elkaar vrij lieten. Dat geldt ook voor de manier waarop het avondmaal gevierd werd.
Calvijn
Calvijn gaat in zijn Institutie meerdere keren in op de vraag hoe je moet omgaan met middelmatige zaken. Volgens Calvijn moet iedere christen eerst bij zichzelf en vanuit de Bijbel nagaan, waarom hij iets wel of niet doet. Middelmatig is niet hetzelfde als: het maakt niets uit. Middelmatig betekent: je mag elkaar er niet aan binden. Speciaal met het oog op het avondmaal schrijft Calvijn dan: ‘Wat verder de uiterlijke wijze van handelen betreft: het doet er niet toe of de gelovigen het brood in de hand nemen of niet, of ze het onder elkaar verdelen of dat ieder eet, wat hem gegeven wordt, of ze de beker weer de diaken in de hand geven of aan hun naaste overreiken, of het brood gezuurd is of ongezuurd, of de wijn rood is of wit. Dit zijn middelmatige dingen, die in vrijheid van de kerk gelaten zijn.’ Het gaat er uiteindelijk om, dat ‘de gelovigen in passende orde aan de heilige maaltijd deelnemen, terwijl de dienaren het brood breken en aan het volk uitreiken.’ (Institutie 4.17.43) Behalve het brood reikten de predikanten ook de bekers met wijn uit, maar dat staat er bij Calvijn niet bij. Calvijn kende het gebruik van kleine bekertjes waarschijnlijk niet. Dus kun je ook niet met 100% zekerheid zeggen, hoe hij hierover zou hebben gedacht.
Gereformeerde Synodes
In de gereformeerde kerken was er al bijna meer dan 425 jaar geleden aandacht voor bijzondere voorzorgsmaatregelen bij de avondmaalsviering om besmettingsgevaar bij gevaarlijke ziekten te voorkomen. In 1581 boog de Synode van Middelburg zich over de vraag op welke wijze mensen met lepra (een zeer besmettelijke ziekte) het avondmaal mee konden vieren. Volgens de synode kon men kiezen voor een aparte hoek in de kerk voor de leprozen alleen. Of ze konden aan de gemeenschappelijke tafel aangaan, maar dan als laatste.
En ruim 100 jaar geleden lag er op de Synode van Leeuwarden 1920 de vraag of er bij de avondmaalsviering ook gebruik gemaakt kan worden van afzonderlijke bekertjes als er sprake is van het lijden aan een ziekte waarvan naar medisch oordeel het besmettelijke karakter vaststaat. De synode antwoordde, dat als er door het gebruik van een gemeenschappelijke beker gevaar van besmetting bestaat, een kerkenraad na ingewonnen advies van de doktoren, alle maatregelen mag nemen die nodig zijn om dat gevaar van besmetting zoveel mogelijk te voorkomen. Die uitspraak werd herhaald door de Synode van Sneek in 1939: het al dan niet gebruiken van afzonderlijke bekertjes bij het gevaar van besmettelijke ziektes wordt aan de kerkenraden overgelaten. Wel adviseert de synode om de eenheid van de avondmaalsviering met afzonderlijke bekertjes te laten blijken door één schenkbeker of schenkkan te gebruiken.
Zeer besmettelijk
In de uitspraken van hierboven valt me op, dat het om zeer besmettelijke ziekten gaat. En via de ene beker kunnen ernstige en minder ernstige ziektes en kwalen worden doorgegeven.
Hoe levensbedreigend is het coronavirus op dit moment in Nederland?
Sommigen zullen zeggen: het valt, nu er goede vaccins zijn, allemaal wel mee, dus we kunnen met een gerust hart de kleine bekertjes weer vervangen door een aantal grote bekers.
Anderen reageren daarop met: doordat onze kennis op het gebied van hygiëne is toegenomen, weten we nu veel beter dan vroeger welke risico’s we lopen.
Maar, zegt nummer drie: de HERE zal er wel voor zorgen dat je er niks aan overhoudt, dus vertrouw maar op Hem.
Ja, denkt dan nummer vier: maar ik wil die broeders en zusters die na me komen niet aansteken met mijn verkoudheid, koortslip of Pfeiffer of wat dan ook. En een volgende broeder of zuster, die toch al terughoudend is in lichamelijke contacten vanwege een zwakke gezondheid, overweegt sinds corona om de ene beker maar over te slaan of zelfs helemaal niet naar het avondmaal te gaan.
Rekening houden met elkaar
In Romeinen 14 schrijft de apostel Paulus hoe je als gemeente om moet gaan met verschil van mening. Je moet elkaar verdragen en aanvaarden als het niet om wezenlijke zaken gaat. Bij het avondmaal gaat het om het eten van het brood en het drinken van de wijn. De beker zelf speelt daarbij geen rol. Dus mogen we elkaar de christelijke vrijheid gunnen als gemeentes en als christenen om bij het avondmaal samen uit de ene beker te drinken of allemaal afzonderlijk uit kleine bekertjes. Waar het om gaat is, dat we het avondmaal vieren tot versterking van ons geloof.
Laten we daarom elkaar aanvaarden, wanneer de één vrijmoedig met zijn broeders en zusters drinkt uit de ene beker, terwijl de ander met een zuiver geweten drinkt uit het ene kleine bekertje. In beide gevallen wil onze Heiland met zijn bloed het geloof in ons versterken.
In de praktijk
Persoonlijk vind ik de symboliek van de ene beker die je aan elkaar doorgeeft erg mooi. Maar belangrijker vind ik dat iedereen het avondmaal met volle toewijding en dus onbezorgd kan meevieren. Als gemeenteleden vanwege speciale omstandigheden weg blijven of met gemengde gevoelens het avondmaal vieren, moet een kerkenraad er alles aan doen om die moeiten met betrekking tot de hygiëne en besmettingsgevaar weg te nemen. Daarom lijkt het mij heel verstandig om bij het avondmaal de wijn uit kleine bekertjes te blijven drinken. De ‘sterken’ zullen op dit punt toch zeker de ‘zwakken’ tegemoet willen komen. We vieren als christenen het avondmaal toch niet alleen maar voor onszelf, maar met elkaar?
Toegift 1: na Calvijn komt Schilder
In ‘De Reformatie’ van 6 april 1934 neemt K. Schilder het bericht op, dat een groot deel van de Nederlands Gereformeerde Kerk te Koffiefontein zich afgescheiden en bij de Gereformeerde kerk gevoegd heeft, omdat in de eerstgenoemde kerk afzonderlijke bekertjes bij het avondmaal werden ingevoerd. Schilder geeft daar het volgende commentaar op: ‘ Men zal in de nieuwe kerk wel goed blijven preken. En inzake de sacramenten menen, nog beter dan de voormalige broeders, getrouw te blijven aan de instelling van Christus. Er is dus een nieuwe ‘ware kerk’ geboren, indien men meent, dat wat deze heeft genoeg is om ware kerk te heten. Tenzij iemand menen mocht, dat de thans tot in- voering der bekertjes overgegane kerk eo ipso had opgehouden, ware kerk te zijn. maar daar denk ik anders over. Trouwens, over dat andere denk ik ook anders.
Ter verklaring: ‘eo ipso’ betekent ‘door die daad (van invoering van kleine bekertjes) zelf’. Schilder gelooft dus niet, dat je door zo’n besluit ophoudt ware kerk te zijn. En wat hij dan met zijn laatste cryptische zinnetje ‘Trouwens, over dat andere denk ik ook anders’ bedoelt? Volgens mijn interpretatie bedoelt Schilder daarmee, dat hij ook anders denkt over visie, dat je met een grote beker meer trouw blijft aan de instelling van Christus dan wanneer je bij het avondmaal kleine bekertjes gaat gebruiken. Schilder houdt ons hier dan ook heel beknopt de vraag voor: is de invoering van kleine bekertjes bij het avondmaal een kerkstrijd waard? Zijn antwoord sluit aan bij de Schrift, belijdenis en kerkgeschiedenis: Nee, maar verdraagt elkaar in liefde (Ef. 4:2)
Toegift 2: Je kunt van alles krijgen, maar het komt vaak niet door de ene beker
Vaak wordt gezegd, dat wanneer je met meer mensen drinkt uit één avondmaalsbeker, je daar allerlei ziektes en besmettingen van kunt oplopen. Ik verwijs graag naar het artikel The common up and the common cold van de Canadese medicus Dr. Greg Kenyon. Hij is van mening dat de risico’s van het gezamenlijk drinken uit de ene beker aan de avondmaalstafel niet ontkend, maar zeker ook niet overdreven moeten worden. Dat is volgens hem niet de voornaamste bron van het overdragen van allerlei infecties en ziektes. Als dat wel zo was, “zouden we God op onze knieën uitbundig moeten danken dat Hij ons elke keer weer op bovennatuurlijke wijze spaart voor al de besmettelijke bacteriën en virussen die in of op de rand van de avondmaalsbeker op de loer liggen om ons ernstig ziek te maken.” Tegelijk pleit Kenyon wel voor het gebruik van afzonderlijke bekertjes voor mensen met een evident zwakke gezondheid of extreem lage weerstand.
Ds. Ernst Leeftink is actief als predikant van de gereformeerde kerk (vrijgemaakt) in Assen-Peelo. Bezoek hier zijn weblog.
Praatmee