Avondmaalswijn in bekertje van borrelglasformaat vind ik onprettig
Op een keer mocht ik het avondmaal bedienen als gastpredikant in een gemeente waarin de stukjes brood niet alleen waren voorgesneden, maar ook van een prikkertje waren voorzien. Ik moest wel even slikken toen ik dat zag...
Het avondmaal vraagt om een besef van de heiligheid en aanwezigheid van God. Het is immers een oefening in de gemeenschap met Christus. Allerlei liturgische handelingen zijn na de coronacrisis minder vanzelfsprekend geworden. Dat geldt
met name voor het drinken uit één of meerdere bekers. In de gemeenten waarin dat weer wordt ingevoerd, wordt nu doorgaans ook de optie gegeven om uit kleine bekertjes te drinken.
In de gemeente waar de stukjes brood van een prikkertje waren voorzien, hielp de gedachte dat het lichaam van Christus ook doorboord was, mij erdoorheen, maar ik vermoed niet dat dat de achterliggende intentie was.
De praktijk van het avondmaal is ook belangrijk voor het voeden van het heiligheidsbesef; noem het de vreze des Heeren. Persoonlijk vind ik het erg onprettig om te drinken uit een bekertje in borrelglasformaat. Je moet daarbij je hoofd achterover houden en dat voelt heel anders aan dan het drinken uit een grote beker. Maar misschien ben ik daarin te gevoelig.
Bodem bedekt
Bij de avondmaalsbediening (in de gereformeerde traditie, red.) wordt de tafel van tevoren klaargezet en met een linnen tafellaken gedekt. In het midden staan vier glazen en drie tinnen schalen. In de een schaal wordt witbrood gelegd, in brede stukken gesneden. De twee kleine schalen blijven leeg.
Voor het breken van het brood spreekt de dienaar van het Woord de woorden: ‘Het brood dat wij breken, is de gemeenschap met het lichaam van Christus.’ Zodra hij dit gezegd heeft, breekt hij het brood en legt het op twee kleine schalen totdat de bodem daarmee bedekt is, zodat iedereen aan tafel een stuk kan nemen. Vervolgens geeft hij het gebroken brood aan degenen die recht tegenover hem zitten en aan zijn zijden en zegt: ‘Neem, eet, gedenk en geloof dat het lichaam van onze Heere Jezus Christus aan het kruis in de dood is overgeleverd tot vergeving van al onze zonden.’ Daarna neemt hij zelf ook een stuk brood en eet het op.
Niet te snel
In de gereformeerde traditie is het breken van het brood essentieel. Zelf heb ik om die reden altijd aan de kosters gevraagd om het brood wel in repen, maar niet in gesneden stukjes klaar te zetten, zodat iedereen echt gebroken brood krijgt en geen klein wit kubusje.
Het was voor de gereformeerden zo wezenlijk dat de kerkorde van Emden (1571) in artikel 21 de gemeenten verplicht om gewoon brood te gebruiken en dat bij de uitdeling te breken. Alle andere dingen worden vrijgelaten: lopen of zitten, psalmen zingen of iets uit de Bijbel lezen, en zelfs het gebruik van de woorden ‘dit is Mijn lichaam’ mogen gebruikt worden, mits de voorganger alle schijn van consecratie vermijdt. De consecratie was immers in de rooms-katholieke traditie het moment dat de priester de ouwel omhoog hief en uitsprak: ‘hoc est corpus Meum’ (‘dit is Mijn lichaam’).
De gemeenschap met Christus is de gemeenschap met Zijn gekruisigd lichaam en vergoten bloed, waarin Hij Zelf ons vanuit de hemel doet delen. Laten we
dan ook een beetje zuinig zijn op de sacramentele handelingen die ons daaraan herinneren, en niet te snel meegaan met allerlei veranderingen die ingegeven worden door pragmatisme.
Verder lezen? Word abonnee van De Waarheidsvriend! Maak gebruik van deze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-! Prof. dr. Henk van den Belt is hoogleraar Systematische theologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) en aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA).
Praatmee