'Ikke, ikke, ikke…': Het is tijd voor de Bijbelse moraal

Wanneer men elkaar passeert op straat, groet men elkaar vriendelijk en beleefd. Althans, dat was vroeger vaak het geval. Heren namen gebruikelijk hun hoed af als zij iemand begroetten. En in landen als Japan gebruikt men nog altijd een (korte) buiging als men elkaar begroet. Vandaag de dag groet men elkaar nauwelijks op straat. De meeste mensen kijken op hun mobiele telefoon, staren strak vooruit of draaien opzettelijk hun hoofd de andere kant op om potentieel ongemakkelijke situaties te voorkomen. Deels heeft dit te maken met de verdere ontwikkeling van de technologie: mensen zijn bezig op hun mobiele telefoon en luisteren hun eigen muziek. Aan de andere kant heeft het te maken met de toegenomen individualisering. Men is gericht op zichzelf. Ík moet namelijk op tijd zijn voor mijn afspraak en ík moet mijn eigen doelen bereiken om succesvol en gelukkig te zijn.
Individualisering is dan ook een triest gevolg van het eindeloze streven naar het nooit behaalde ideaal van geluk. Het zou daarentegen juist van waardering en tolerantie jegens elkaar getuigen als wij laten zien dat we de moeite willen nemen om elkaar te groeten. Wij nemen onze verantwoordelijkheid als burgers serieus door naar elkaar om te kijken. Zowel letterlijk als figuurlijk. Veel mensen voelen zich eenzaam en ook de coronacrisis zorgt voor veel gevoelens van eenzaamheid. Laten we er daarom als samenleving voor zorgen dat mensen zich minder eenzaam voelen door iemand een lach te schenken bij het groeten of door simpelweg te vragen hoe het met iemand gaat. Een gezonde moraal wordt gekenmerkt door het omzien naar de ander.
Het haantje in de supermarkt
Ook in winkels -bij uitstek de supermarkt- valt het op dat normen en waarden regelmatig ver te zoeken zijn. U zult de volgende situatie vast herkennen: mevrouw X staat keurig in een lange rij te wachten. Vervolgens gaat er een nieuwe kassa open en komt meneer Y, die helemaal achterin de rij stond, aangevlogen. Meneer Y was kennelijk van mening dat hij op dat moment het voorrecht had om subiet geholpen te worden, terwijl er anderen voor hem in de rij stonden. Had meneer Y nu echt zoveel haast of zat er een andere reden achter? Voelde hij zich allicht belangrijker dan mevrouw X? Dit gehaaide haantjesgedrag getuigt niet alleen van slechte manieren, maar ook van disrespect tegenover anderen.
Gedag tegen gezag?
“Hoi, ik ben Marieke, jullie nieuwe wiskundelerares. Spreek me maar aan met jij hoor.” Dit is een voorbeeld van tutoyering in het onderwijs. Op zich is een prettige band tussen leraar en leerling geen enkel probleem. Er ontstaat echter wél een probleem als leraren en leerlingen elkaar teveel gaan beschouwen als vriendjes en vriendinnetjes. De leraar krijgt daardoor het imago van iemand die vooral onderdeel is van de groep in plaats van iemand die boven de klas staat, om met de kennis van zijn vakgebied de pupillen te onderwijzen. Een leraar heeft meestal jaren gestudeerd. Het getuigt van respect om je tegenover zo’n leraar te gedragen. Het opzetten van een grote mond is niet gepast.
Hoe amuserend het verstoren van de les soms ook is: de leraar maakt er zijn werk van om een nieuwe generatie te onderwijzen en op te voeden. De didactische, maar vooral ook pedagogische verantwoordelijkheid van de leraar wordt het beste gewaarborgd als er sprake is van een gezagsverhouding. Enkele tientallen jaren geleden was de verhouding leraar-leerling heel anders. Leerlingen zaten in tweetallen naast elkaar in een houten bankje. De leraar was vaak streng: wie zich misdroeg kon een tijdje in de hoek gaan staan. Enkele tientallen jaren geleden was de status van het leraarschap heel anders: men had respect voor de leraar en dit volgde onder andere uit de manier waarop men de leraar aansprak. Ook uit dit voorbeeld blijkt dat omgangsvormen in verval zijn.
Het hellende vlak van het “IK”
We hebben nu verschillende situaties gezien, waaruit volgt dat er in meer of mindere mate sprake is van verval van omgangsvormen. Regelmatig bepaalt men zelf hun eigen definitie van burgerschap: ik zeg niemand gedag, ik dring voor in de supermarkt, ik behandel mijn docent als mijn leeftijdsgenootje, et cetera. De oorzaak hiervan ligt in twee correlerende ontwikkelingen, namelijk de opkomst van protestbewegingen en de aanzienlijk toegenomen secularisering, beide in de tweede helft van de twintigste eeuw. Allebei hebben ze een volledig nieuw normaal en een volledig nieuwe moraal gecreëerd. Het uitgangspunt van deze nieuwe moraal is steeds: IK.
De seksuele moraal moet zo vrij mogelijk zijn, zodat ík kan genieten. Open relaties? Geen probleem. Ben je zwanger? Je bent baas in eigen buik! Het individu staat centraal en alles moet ten dienste staan aan het individu. Iedereen mag zijn leven inrichten zoals hij dat wil en moet ultieme vrijheid genieten. Monogamie in een relatie is niet meer noodzakelijk en ook het feit dat het hartje van een baby al na enkele weken klopt, doet er niet toe. Het hedonisme werd voor velen de dagelijkse praktijk. Het gevolg? Een consumptiemaatschappij. Goederen en diensten komen steeds meer ten dienste te staan van het bevredigen van de drive naar geluk als hoogste goed en doel. Het nastreven van dit geluk heeft als causaliteit het ontstaan van een individualistische prestatiemaatschappij. Om het ultieme geluk te bereiken, moet men immers knokken en presteren.
De moraal van het Bijbelse verhaal
Maar wat is dan wel een gezonde moraal? Een gezonde moraal is geen utopie, maar is gebaseerd op de Bijbel. God geeft ons de Tien Geboden niet voor niets. Zijn wetten zijn goed voor ons. Een samenleving is veilig als men niet liegt, steelt, doodt, et cetera. Uit de Bijbel volgt ook Gods wil dat wij in liefde tot onze naaste leven. Fatsoenlijk burgerschap en een gezonde moraal zijn zoals in Lukas 11: “En Hij zeide tot hen: Wie van u zal een vriend hebben, en zal ter middernacht tot hem gaan, en tot hem zeggen: Vriend! leen mij drie broden. … Ik zeg ulieden: Hoewel hij niet zou opstaan en hem geven, omdat hij zijn vriend is, nochtans om zijner onbeschaamdheid wil, zal hij opstaan, en hem geven zoveel als hij er behoeft” (Lukas 11 vers 5 en 8).
Het is tijd voor een nieuwe moraal. De Bijbelse moraal. Hoe we dat concreet kunnen maken in de Nederlandse samenleving? Het begint ermee dat christenen zelf leven naar deze moraal. Op deze manier hebben wij als christenen de taak om ervoor te zorgen dat deze Bijbelse moraal zich als een olievlek verspreidt. Verandering van een moraal is lastig en gebeurt vaak geleidelijk. Toch leert de geschiedenis van bijvoorbeeld het calvinisme ons dat het mogelijk is om als minderheid een verandering tot stand te brengen. Daarom moeten wij ons als christenen meer laten horen. Het aandacht vragen voor het ongeboren leven tijdens de jaarlijkse Week van het Leven is daarbij een mooi begin. “Laat uw licht zo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken zien en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken” (Mattheüs 5:16).
Hanna van Garderen is lid van commissie Onderwijs en Tom de Nooijer is lid van commissie Binnenland van SGP-jongeren.