Wilkin van de Kamp vertelt waarom Jezus' benen tijdens de kruisiging niet gebroken werden
Waar de Romeinen met een ijzeren staaf de benen braken van de twee misdadigers die naast Jezus hingen, bleven de benen van de Heere Jezus intact. Daarmee ging een voorspelling uit Psalm 34 in vervulling, want daar staat: 'De rechtvaardige heeft veel ellende, maar uit dit alles redt de Heere hem. Hij bewaart al zijn beenderen, niet één daarvan wordt gebroken.’ Hoe kwam het dat Jezus' benen intact bleven en die van de misdadigers niet? De bekende christelijke schrijver en spreker Wilkin van de Kamp geeft in onderstaande video antwoord op die vraag.
"Zo’n 1500 jaar voordat Jezus naar de aarde kwam, had God de Israëlieten opgedragen dat ze de botten van het lam voor Pesach niet mochten breken. In Exodus 12 vers 45 lezen we: ‘De Heer had tegen Mozes en Aaron gezegd: nu volgen de regels voor het Paasfeest. Het dier dat je klaarmaakt moet je in huis opeten. Je mag het vlees niet mee naar buiten nemen en je mag de botten van het dier niet breken.’
De Israëlieten zullen zich eeuwenlang hebben afgevraagd waarom dit gebod door God was ingesteld. Bij het slachten van gewone lammeren was het namelijk niet verboden. Pas nadat Jezus gestorven was, werd echt duidelijk waarom de botten van het Pesachlam nooit gebroken mochten worden. Jezus zou dit schaduwbeeld vervullen.
Toen de vrijdag dat Jezus gekruisigd was ten einde liep, gingen een aantal leden van het Sanhedrin naar Pilatus om hem te vragen de kruisiging te beëindigen. Om zes uur in de avond zou de grote sabbat van het Paasfeest beginnen. Voor die tijd moesten de lichamen van de gekruisigden verwijderd zijn. Ze vroegen Pilatus de kruisiging te beëindigen, door de onderbenen van de veroordeelde met een ijzeren staaf te verbrijzelen.
Meestal stierven de slachtoffers dan binnen een kwartier omdat ze hun lichaam niet langer konden opdrukken om de armen te ontlasten, waardoor ze niet langer konden ademhalen en stikten. Johannes schrijft hierover in Johannes 19 vers 32: ‘Toen braken de soldaten de benen van de eerste, die tegelijk met Jezus gekruisigd was, en ook die van de ander. Vervolgens kwamen ze bij Jezus, maar ze zagen al dat Hij gestorven was en daarom braken ze Zijn benen niet.’
Op dat moment vond plaats wat jaren daarvoor voorspeld was in Psalm 34 vers 21: ‘De rechtvaardige heeft veel ellende, maar uit dit alles redt de Heere hem. Hij bewaart al zijn beenderen, niet één daarvan wordt gebroken.’ Als de Romeinse soldaten de benen van Jezus gebroken hadden, dan was Zijn sterven het werk van mensen geweest en niet van God."
Bekijk in onderstaande aflevering de bijdrage van Wilkin van de Kamp terug.
Praatmee