cip.nl is nu cvandaag.nl
Start gratis maand
Ds. O. M. van der Tang
Dit artikel is nu opgeslagen in je dashboard.
Bewaar artikelen in je dashboard.

God

12 oktober 2022 door Ds. O. M. van der Tang

Misleidende prediking? Wanneer preekt dr. Van den Brink de Wet dan wel?

Graag reageer ik op de briefwisseling tussen ds. A. Kort en dr. G. A. van den Brink. Ik had de toezegging gedaan voordat de briefwisseling plaatsvond. De lust om te reageren is me na de briefwisseling wel enigszins vergaan. Het valt niet mee om in de wirwar van boude stellingen en persoonlijke kwalificaties een lijn van argumentatie te ontdekken waarop nog op zinvolle wijze gereageerd kan worden.

cvandaag Premium logo

Dit artikel is je cadeau gedaan door cvandaag Premium lid Jeffrey Schipper.

Word ook lid

Ik wil reageren op de visie van dr. Van den Brink zoals hij die weergeeft in zijn eigen woorden. Ik merk daarbij wel op dat dr. Van den Brink dat helaas nauwelijks doet in zijn weergave van degenen tegen wie hij oppositie voert. Daarmee is hij tenminste medeverantwoordelijk voor de verwarring en de ergernis die ontstaan. Ik beperk me tot hetgeen hij in zijn laatste brief schrijft, wat hij kennelijk als de kern van zijn eigen visie beschouwt:

‘De Wet moet gepreekt worden; waarom? Om de hoorders te laten sterven (Romeinen 7:9), dat is: hen ertoe te brengen dat ze alle hoop verliezen om door eigen inspanning behouden te worden (zie de kanttekening bij Romeinen 7:9). Om dat te bereiken heb ik het Evangelie niet nodig; want het Evangelie doodt niet!
Het Evangelie moet gepreekt worden; waarom? Om de hoorder te laten leven (Galaten 3: 2,5), dat is: hen te brengen tot geloof in Christus en tot de wedergeboorte. Om dat te bereiken, heb ik de Wet niet nodig, want de Wet maakt niet levend!
Bijna alle kritiek op mijn lezing heeft met de visie op Wet en Evangelie te maken. Veel mensen vinden dat het Evangelie pas goed gepreekt is als ook de Wet (uitvoerig) is gepreekt. Daarmee ben ik het radicaal oneens, want je kunt dood en leven niet met elkaar in evenwicht houden. Veel critici vonden mij eenzijdig, omdat ze de Wet misten in mijn lezing. Maar ik bracht in mijn lezing het Evangelie, en als ik dat breng, wil ik over de Wet niet horen.’

Kennelijk is de prediking van het Evangelie alleen voldoende om het nieuwe leven te verwekken. Dan kunnen we de Wet afschaffen.

Uit wat ik verder van dr. Van den Brink tot me heb genomen trek ik de conclusie dat dit niet het enige punt is waarop ver uiteenlopende visies zijn. Die zijn er ook op het gebied van de plaats van de uitverkiezing in de prediking, de wedergeboorte, de betekenis van de doop. Die zaken hangen ook allemaal met elkaar samen. Maar we moeten ergens beginnen om de kluwen te ontwarren, en ik begin bij deze draad, en laat de andere zaken in dit bestek liggen, hoe fundamenteel en beslissend ze ook zijn.

De functie van de Wet
Dr. Van den Brink erkent dat zowel de Wet als het Evangelie gepredikt moeten worden. Eens! De Wet moet gepredikt worden, en waar de Wet recht gepredikt wordt, zullen de hoorders ‘sterven’. Dat doet de Wet zelf overigens niet, dat doet Gods Geest Die daartoe de Wet als middel gebruikt. Wat betekent dat sterven? Dat betekent meer dan dr. Van den Brink citeert uit de Kanttekening bij Rom. 7:9. De volledige Kanttekening luidt: ‘Dat is, ik ben in mijn gemoed overtuigd dat ik midden in den dood lag, en heb den moed verloren van door de gehoorzaamheid der wet te kunnen behouden worden.’

Het eerste deel slaat dr. Van den Brink over: ik ben in mijn gemoed overtuigd dat ik midden in den dood lag. De wet heeft dus een overtuigende functie, namelijk ook hiervan dat we midden in de dood liggen. De wet maakt ons onze doodstaat bekend. De wet geeft dus kennis, die we voorheen niet hadden. En we kunnen lezen dat Paulus dit als het begin van zijn vernieuwing beschouwt. Het gebod is gekomen, en dat verwekte de ommekeer, dat veroorzaakte de droefheid naar God.

Bij een vergelijkbare tekst, Gal. 2:19, lees ik de Kanttekening bij ‘der wet gestorven’: ‘Dat is, ik heb door de wet geleerd, dat ik een groot zondaar ben, naar de wet den vloek en dood onderworpen, en dat de gerechtigheid die de wet eist, in mij niet is, en dienvolgens dat de wet mij in den dood laat.’
Dr. Van den Brink zegt: Om dat te bereiken, heb ik het Evangelie niet nodig, want het Evangelie doodt niet. Eens!

Wat is het nu? Evangelie zonder de Wet, of Evangelie vermengd met de Wet?

Evangelie zonder de Wet, of Evangelie vermengd met de Wet?
Maar dan vervolgt dr. van den Brink en zegt: ‘Het Evangelie moet gepreekt worden; waarom? Om de hoorder te laten leven (Galaten 3: 2,5), dat is: hen te brengen tot geloof in Christus en tot de wedergeboorte. Om dat te bereiken, heb ik de Wet niet nodig, want de Wet maakt niet levend!’

Daar gaat het mijns inziens scheef, omdat kennelijk de prediking van het Evangelie alleen voldoende is om het nieuwe leven te verwekken. Daarvoor heeft dr. Van den Brink de Wet niet nodig. Kennelijk hoeft de Wet niet eerst te doden, voordat het Evangelie zal doen leven. Wel, als dat zo is, waarom zou iemand ooit nog de Wet preken? Dan kunnen we de Wet afschaffen. Dan kunnen we eenvoudig alleen de mensen de belofte van het Evangelie verkondigen, en dan worden geestelijk dode mensen levend. Dan worden de mensen behouden, dan is er vrucht op de prediking.
En die consequentie trekt dr. Van den Brink kennelijk ook. ‘Maar ik bracht in mijn lezing het Evangelie, en als ik dat breng, wil ik over de Wet niet horen.’

Het is overigens niet eens waar dat dr. Van den Brink in zijn lezing alleen het Evangelie bracht zonder de Wet. Want in zijn vier punten die hij aanhaalt om te weer te geven waarover wel consensus bestaat zegt hij in zijn derde punt: wij hebben een Zaligmaker nodig, en hij onderbouwt dat door te verwijzen naar Rom. 3:19: opdat alle mond gestopt worde en de gehele wereld voor God verdoemelijk zij (ik citeer in de SV). Maar dr. Van den Brink, waarom zegt u dat, als u van de Wet niet wilt horen? Leert het Evangelie dan dat de gehele wereld voor God verdoemelijk ligt? Nee, toch? Daarom luidt het eerste deel van die tekst: Wij weten nu dat al wat de wet zegt, zij dat spreekt tot degenen die onder de wet zijn. Dus dr. Van den Brink beweert dat hij alleen het Evangelie brengt in zijn lezing, zonder de Wet, maar hij morrelt op een vreemde wijze een les die ik alleen uit de Wet kan leren in zijn Evangelie. Wat is het nu? Evangelie zonder de Wet, of Evangelie vermengd met de Wet?

Wij zijn geen hartenkenners, maar wij kunnen uit Christus’ handelwijze wel leren dat er onderscheid gemaakt moet worden tussen verschillende soorten hoorders van het Woord.

Maar als hij meent in zijn lezing alleen het Evangelie te kunnen brengen, wanneer preekt dr. Van den Brink de Wet dan wel? Of doet hij dat in het geheel niet? En als hij het nog wel doet, hoe beslist hij dan wanneer of tot wie hij de Wet verkondigt, dan wel het Evangelie? Vormt hij zich een oordeel over zijn hoorders, en bepaalt hij dan of Hij de Wet gaat verkondigen of het Evangelie? Dat kon Christus doen omdat Hij Hartenkenner is, en dat deed Hij ook. Tot de rijke jongeling sprak Hij eerst van de Wet, volgens de Kanttekening ‘om hem daardoor tot erkentenis van zijn onvolmaaktheid, en daarna tot het geloof in Hem te brengen’. Let op het woordje ‘daarna’. Dat veronderstelt een orde. Tot de bloedvloeiende vrouw sprak Christus niet van de Wet. Zij kende haar nood en had reeds de toevlucht tot Hem genomen om door Hem behouden te worden. Wij zijn geen hartenkenners, maar wij kunnen uit Christus’ handelwijze wel leren dat er onderscheid gemaakt moet worden tussen verschillende soorten hoorders van het Woord.

Het is mijn stelling dat in de verkondiging van Gods Woord:
1. Wet en Evangelie beide moeten klinken;
2. Dat er een orde is in die verhouding van Wet en Evangelie (namelijk dat de zondaar eerst door de Wet verbroken zal worden voordat er plaats is voor de troost van het Evangelie);
3. Dat er onderscheid moet gemaakt worden in de prediking tussen bekeerd en onbekeerd, gelovig en ongelovig.

Waar klinkt de oproep tot bekering?
Het valt op dat Van den Brink consequent de oproep tot bekering lijkt te vermijden in zijn stellingnames. Hij spreekt slechts van het geloof in Christus. Inderdaad, zonder geloof kan niemand Gode behagen, en zonder geloof wordt niemand zalig. Het geloof is onmisbaar tot zaligheid. Maar waarom wordt de prediking van Christus samengevat in Markus 1:15 met: Bekeert u en gelooft het Evangelie? Waarom vat Paulus zijn prediking samen in Handelingen 20:21 met: Betuigende beide Joden en Grieken de bekering tot God en het geloof in onzen Heere Jezus Christus? Waarom sprak Petrus op de Pinksterdag: Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in den Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden?
Komt in deze orde van bevel van bekering en geloof niet hetzelfde grondpatroon van de prediking naar voren, die bestaat in de orde van Wet en Evangelie? Of meent dr. Van den Brink dat de volgorde er niet toe doet?

Het valt op dat Van den Brink consequent de oproep tot bekering lijkt te vermijden in zijn stellingnames.

Ik sluit af met enkele citaten, die ik van harte onderschrijf en die naar mijn mening mijn drie stellingen ondersteunen. Allereerst een citaat van Maarten Luther uit zijn verklaring van Psalm 51:

‘Als de harten verschrikt zijn, dan is het eerste deel van de theologie, waarin gebruik gemaakt wordt van de wet en de bedreigingen van de wet, opdat de zondaar tot zelfkennis komt en zijn valse gerustheid verliest, waarin wij allen leven, zolang wij nog staan voor de openbaring van de Goddelijke toorn, voltooid. Hier mogen wij dan niet bij blijven staan. Wij moeten voortschrijden tot het tweede deel, want dat maakt pas de kennis van de theologie compleet: ‘God geeft de nederigen genade’ (1 Petr. 5:5). Al de genoemde bedreigingen en schrikkelijke voorbeelden moeten betrokken worden op de verharde en geruste zondaren. Voor hén geldt dat God een verterend vuur is. De berouwvollen en verslagenen van hart daarentegen zijn het volk van Zijn genade. De goede Herder Die Zijn leven voor hen gaf, begeert hun wonden te verbinden en te genezen. Zij mogen dan ook niet toegeven aan de overleggingen van hun hart, die hen trachten te weerhouden van het gebed en van het hopen op Gods genade, omdat zij zoveel zonden hebben. Zij moeten met David uitroepen: ‘Wees mij genadig, o God!’ Zulke bidders behagen God.’

Vervolgens een citaat van Zacharias Ursinus uit zijn Schatboek:

‘Mensen zijn geen bekwame hoorders van het Evangelie als ze hun zonden en ellende niet kennen. Want door de verkondiging van de wet, waaruit de ellende wordt gekend, wordt de verkondiging van het Evangelie van genade voorbereid. Anders worden de mensen tot zorgeloosheid gebracht en zou de troost onzeker zijn. Want een vaste troost kan niet met vleselijke zorgeloosheid bestaan.
Hieruit is duidelijk dat men met de verkondiging van de wet moet beginnen, zoals we zien dat de profeten en apostelen gedaan hebben. Het doel daarvan is dat de mensen afgebracht worden van de waan van hun eigen gerechtigheid en tot kennis van zichzelf en ware bekering voorbereid worden. Als dit niet gebeurt, worden zij door de verkondiging van de genade zorgelozer en hardnekkiger, en zo worden de parels voor de varkens geworpen om vertrapt te worden.’

En tenslotte een citaat van Isaac Ambrosius uit De eerste, middelste en laatste dingen:

‘Wanneer het bloed van Christus en de belofte van zaligheid aan een niet-verwonde consciëntie aangeboden zou worden, wat zou het dan anders zijn dan het uitgieten van een zeer kostelijke balsem op een gezond lichaamsdeel? Het is de enige, werkelijk duurzame methode om eerst te verwonden door de wet en dan te genezen door het Evangelie; eerst smart over de zonde te veroorzaken, en dan een pleister van Christus’ bloed aan te brengen. Daarom, wanneer het hart is verbroken, dan heeft de man Gods de machtiging het weer te verbinden, dan mag hij Gods barmhartigheid vergroten, dan mag hij de hemelse schoonheid van Christus’ lijden op het allerheerlijkst vertonen.’

Ds. O. M. van der Tang is predikant van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland (GGiN) in Alblasserdam.

cvandaag Premium logo

Christenen die meer diepgang willen kiezen voor cvandaag Premium

Je las net een gratis cvandaag Premium artikel. Meld je aan en start je gratis maand.

Start je gratis maand

Uitverkiezing
- Refodominee diep beledigd door lezing HHK-predikant: "Hij betovert onze jongeren"
- HHK-predikant wijst op reformatorisch probleem: “Dominees prediken levensgevaarlijke dwaling”
- HHK-predikant creëert op subtiele wijze zélf een Evangelie met kleine lettertjes
- “Levensgevaarlijke dwaling” in reformatorische gezindte: 4 ervaringsdeskundigen
- Een boodschap voor wie lijdt onder “misleidende prediking” in reformatorische gezindte
Meer over Uitverkiezing »

Praat mee

Alleen cvandaag Premium leden kunnen reageren op artikelen. Word ook cvandaag Premium lid, praat mee en geniet van nog veel meer voordelen!
Bekijk alle voordelen Inloggen

Reacties

Ook al begrijp ik het betoog, maar wat een verwarring en langs elkaar heen praten doordat men de intentie van de ander niet goed begrijpt. En het is toch zo eenvoudig! Het evangelie (blijde boodschap!) houdt in dat er redding is voor verloren zondaars door geloof in Jezus Christus. En de gelovige mag als gerechtvaardigde door het offer van Christus de Heilige Geest ontvangen die al Gods leefregels in ons hart zal leggen.