Een gevoel van eindeloze zinloosheid dreigt me soms te overvallen
‘Hoe houdt U dit vol? Hoelang verdraagt U het nog om de mensheid zó te zien lijden?’, bad ik onlangs tot God. Even daarvoor had ik een ontmoeting die ik niet snel meer zal vergeten. Ik voelde me machteloos tijdens een gesprek met een dakloze man.
Nachtopvang
Het is vrijdagmiddag rond 15:00 uur. Er schuifelt een oude man naar binnen op ons kantoor van het Leger des Heils aan de Zeehaenkade in Utrecht. Hij brabbelt onverstaanbare woorden en probeert ergens verslag van te doen. In grote lijnen haal ik eruit dat hij onderweg is naar de nachtopvang, in de hoop dat daar voor hem de aanstaande nacht nog een bed klaar staat. Anders wordt het een harde bank buiten onder een mistig wolkendeken van -2°C. Ik zeg hem dat hij even plaats mag nemen in onze wachtruimte en geef hem een beker warme chocolademelk.
Dankbaar aankijkend brabbelt hij weer onverstaanbare zinnen. Daarna probeer ik de nachtopvang elders in het pand, die in de wintermaanden bij nachtvorst elke avond vanaf 18:00 uur opengaat, alvast te bereiken. Ik krijg iemand ergens uit het land aan de lijn, die tot haar grote spijt moet zeggen dat de opvang die nacht al vol zit. Zuchtend vraag ik of ze nog één keer goed kan kijken of er misschien tóch nog ergens een gaatje is? Oh ja roept ze, toch nog één plekje! ‘k Slaak een zucht van verlichting en zeg dat ik deze reserveer voor de oude man. Hij schrijft zijn naam op en het voelt alsof hij een koopcontract ondertekend. Want hoe had ik deze tobberige man, los van het feit dat ik gek word bij die gedachte, duidelijk moeten maken dat hij weer retour vrieskou moest?
Zijn ogen verraden iets
Ondertussen zitten mijn collega en ik nog met een klein overzichtelijk probleem, dat we deze man drie uur in onze wachtruimte moeten laten zitten. We geven hem nog koffie en thee met vijf zakjes suiker, vragen steeds of het goed met hem gaat en kijken af en toe vriendelijk zijn kant op. We voelen onze machteloosheid en houden ons hart vast welke nieuwe ‘gevallen’ er nog binnen zullen wandelen. Gelukkig kunnen we de mensen die nog goed ter been zijn verwijzen naar de warme huiskamers van het Leger des Heils elders in de stad. Ondertussen bellen we allerlei nummers om te vragen of er iemand eerder kan komen om even ‘huiskamer’ te zijn. Maar het is vrijdagmiddag en al onze vragen lijken toch bij die ene oplossing te liggen: de man in ieder geval in het hoekje van de wachtkamer te laten zitten totdat de schoonmakers naar huis gaan. Zij zullen hem ‘overdragen’ aan de nachtopvang.
Wanneer ik hem gedag zeg, maak ik voor zover het erop lijkt, nog een kort praatje. Wonderlijk genoeg weet hij me duidelijk te maken dat hij 57 jaar is. Dit is ongelofelijk, want hij oogt een tachtiger; dit doet het straatleven dus met een mens. Verder hoor ik woorden zoals: ‘ik klaar, bijna dood, beter’. 'Nee, hoor, mijnheer!', zeg ik fel: 'Geef de moed alstublieft niet op, want er is altijd hoop; ik zal voor u bidden!' Naar boven wijzend en mijn handen vouwend, voel ik dat mijn gebaren nog wel hoopvol overkomen, maar zijn ogen verraden mij dat hij de strijd bijna opgeeft.
Ontlading
Rijdend op mijn fiets naar huis, komt er een soort ontlading. Ik snik het uit en vraag God: 'Hoe houdt U dit vol? Hoelang verdraagt U het nog om de mensheid zó te zien lijden? U Die zoveel om Uw schepping geeft moet hier toch onvoorstelbaar onder lijden? Als dit mij al zo intens verdrietig, wanhopig en verontwaardigd maakt, wat moet U dan voelen?'
Direct word ik teruggefloten door een stemmetje dat zegt: zo menselijk kun je niet denken van God. Maar hoe meer ik de laatste tijd nadenk over deze vraag, hoe meer ik ga beseffen hoeveel God juist lijdt onder deze vervallen wereld. Wat een onbeschrijfelijk veel leed zien we in onder andere Israël, Gaza en Oekraïne voorbijkomen. Maar ook hier bij ons in situaties zoals onder de dak- en thuislozen. Om het over onze persoonlijke zorgen dan nog maar niet te hebben.
Eindeloze zinloosheid?
Een gevoel van eindeloze zinloosheid dreigt me soms te overvallen. Begrijpen doe ik dit levensmysterie steeds minder, maar toch geven kleine gebaren en ontmoetingen me ook een bepaald soort energie. Energie om het verschil te maken. Energie omdat ik God ervaar in dagelijkse ontmoetingen. Om er zo voor elkaar te zijn, elkaar trachten te begrijpen en op te zoeken in dat wat we nodig hebben. Gezien worden; dát is wat elk mens nodig heeft. Wetend dat het door God geschonken Kerstkind Jezus zorgde voor een ondergrond in deze eindeloze wanhoop en ellende. Hij weet als geen ander wat het is om geen bed of thuis te hebben. Hij weet als geen ander hoe het voelt om geen plek op aarde te hebben, waar warmte en liefde je als een soort vanzelfsprekend tegemoetkomt.
In de Bijbel staat dat Hij beloofd heeft om in de hemel voor ons te bidden en Hij de vele (warme woon)plaatsen daar voor ons zal klaarmaken. In dat vertrouwen leg ik deze ‘oude’ man en de vele andere dak- en thuislozen voor de voeten van de Heere Jezus. Steeds meer geloof ik dat zij en wij daar warm welkom en veilig zijn.
Wil je samen met mij mee strijden tegen eenzaamheid? Klik hier om een bijdrage te leveren.
Schrijfster Conny Luchtenburg-van Cappellen schrijft regelmatig columns voor Cvandaag.
Praatmee