Wie als christen geen vruchten draagt bevindt zich op gevaarlijk terrein
De Jakobusbrief is sterk gericht op praktisch christendom; dat betekent: je kunt wel zeggen dat je een volgeling van Christus bent, maar je moet dat waarmaken door je daden. Zeggen dat je ‘geloof’ (jegens God) hebt zonder dat de vruchten van dit geloof zichtbaar zijn, is waardeloos.
Paulus zegt in Romeinen en Galaten dat een mens niet gerechtvaardigd wordt door ‘(goede) werken’, maar door in geloof te vertrouwen op God en op het volbrachte verlossingswerk van Christus. Maar of het een écht geloof is, zal moeten blijken uit de werken die eruit voortvloeien. Let dus op dit verschil: goede werken zijn geen voorwaarde voor de rechtvaardiging (het door God rechtvaardig verklaard worden); maar: goede werken zijn wel de noodzakelijke vrucht van de rechtvaardigmaking: als die vrucht ontbreekt, is er blijkbaar nooit een echt geloof geweest.
Jakobus neemt weer het voorbeeld van de armen en de rijken: als de rijke de arme aan zijn of haar lot overlaat (desnoods met ‘vrome’ woorden erbij; Jak. 2:16) en niet in diens behoeften voorziet, dan is hij een mooiprater: hij pocht misschien wel op zijn ‘geloof’, maar er blijkt niets van dat geloof: de vruchten ontbreken; het is geen ‘geloof dat door liefde werkt’ (Gal. 5:6). Het is een dood geloof.
Jakobus verduidelijkt dat door een klein dialoogje (Jak. 2:18): de één heeft (zogenaamd) geloof, maar het is geen echt geloof, want er zijn geen goede werken die eruit voortvloeien. De ander heeft ‘werken’; dat wil zeggen hij heeft óók geloof, maar hij kan dat ook aantonen door de werken die er het resultaat van zijn.
Wil je verder lezen?
Als lid krijg je onbeperkt toegang tot cvandaag.nl
Praatmee