Moeilijke Bijbelteksten: Zijn de 10 stammen van Israƫl verdwenen?
In de serie Moeilijke Bijbelteksten behandelt Bijbelleraar Marco van Putten in korte artikelen onderwerpen uit de Bijbel die moeilijk worden gevonden. Dit artikel gaat over de vermeende verdwijning van 10 van Israƫls stammen.
Een meerderheid van gelovigen denkt dat 10 stammen van IsraĆ«l verdwenen zijn. Ze zouden opgegaan zijn in of verstrooid onder de volken doordat de āAssyriĆ«rs ze gevangennamen en daarna als slaven verkochten. Toch staat er herhaaldelijk in de Bijbel dat God al IsraĆ«ls twaalf stammen tezamen weer zal laten terugkeren naar het beloofde Land (Js 30:3; Hos 1:11-12; Zac 10:6). Hoe kan dat?
Davidisch koninkrijk vernederd
De vermeende 10 stammen zouden zelfstandig een apart koninkrijk hebben opgericht naast het Davidische koningshuis. Zo lijken ze gerebelleerd te hebben en zou hun verstrooiing het gevolg daarvan zijn.
De werkelijkheid is, zoals zo vaak, anders. In circa 931 voor Christus keerde zich vrijwel heel Israƫl van het koningshuis van David af. Alleen de stam Judah (of althans het grootste deel ervan) bleef loyaal aan dat koningshuis.
Jeruzalem was de Davidische residentiestad en bovendien de tempelstad geworden. Omdat de stad in het stamgebied van Benjamin ligt, sloot ook die stam zich (grotendeels) bij de Davidische koning aan. Zo ontstond het schaduwkoninkrijk Judah.
In de Bijbel wordt die nieuwe situatie ook genoemd, namelijk het van Godswege ontstaan van een apart huis van EfraĆÆm/IsraĆ«l, naast dat van Judah/David. Toch gebruiken de Bijbelse profeten vaker de benaming āhet huis van Jakobā, wat staat voor heel IsraĆ«l. Vooral met het oog op de verlangde hereniging (Js 10:21; Ezech 37:22; Hos 1:11).
Het Bijbelverslag laat zien dat die nieuwe situatie een volksverhuizing onder de Israƫliem tot gevolg gehad (1 K 12:16; 2 Kr 11:13-14). Belangrijkste voorbeeld is de stam Simeon dat eertijds bij de Judeeƫrs woonden, maar vervolgens naar het nieuwe koninkrijk Israƫl trok (34:6).
Het koninkrijk van de EfraĆÆmiet Jerobeāam werd daarna terecht IsraĆ«l genoemd, want dat vertegenwoordigde het. Het schaduwkoninkrijk Judah raakte dunbevolkt en was bovendien economisch zwak. Toch wilde diens koning de IsraĆ«liem voor hun daad straffen door ze aan te vallen (1 K 12:21). Deze wederzijdse vijandigheid die erdoor ontstond duurde voort (14:30; Js 11:13) en verklaart de negatieve beoordeling van het huis van Jozef in het JudaĆÆsme. Daar komt bij dat in de ballingschapstijd de bevolkingsbenaming āJodenā in gebruik kwam, wat verwarring geeft.
De gedachte van de verdwijning van 10 stammen wijst er in elk geval op dat de geschiedenis van het huis van Israƫl (ook wel huis van Jozef genoemd (Zac 10:6)) niet helder en goed gekend is. Maar staat er, met het oog op het aangekondigde herstel van heel Israƫl, niet meer over in de Bijbel?
Ontstaan tweespalt
De reden dat de IsraĆ«liem hun loyaliteit aan Davids huis introkken laat zich verklaren. Het begon eigenlijk met koning Salomo, Davids zoon, die op latere leeftijd ernstig afweek van Gods verbond. Daardoor keerde God Zich begrijpelijkerwijs van het Davidische koningshuis af (1 K 11:11, 39) en Hij stelde Jerobeāam aan als koning over Zijn volk IsraĆ«l (verzen 37-38).
Dit nieuwe, derde koningshuis keerde zich echter al vrij snel nog ernstiger tegen God door het invoeren van een alternatieve godsdienst (12:29-33). Door deze boosaardigheid liet God al vroeg weten dat Hij dit nieuwe koningshuis zou verwoesten (14:10-11, 14). God kondigde toen ook al het einde van heel Israƫl (alle 12 stammen; vers 15) aan, waarvoor Mozes al had gewaarschuwd (Dt 28:15-57).
Israƫls vierde en vijfde koningshuis
Na de verwoesting van het derde koningshuis keerde God Zich ook tegen de nieuwe koning, zodat hij niet eens in staat was een koningshuis (langdurige regering met minstens een generatie die hem opvolgt) op te bouwen. De opperbevelhebber van die koning, āOmrie genaamd, kon dit wel. Over āOmries achtergrond, zoals zijn stamverband, is niets bekend. Blijkbaar ging natieverband een grotere rol dan stamverband spelen. Dit geldt ook voor het koninkrijk Judah, omdat minstens de stam Benjamin, maar ook leden van andere stammen, er deel van uitmaakte (bijvoorbeeld 2 Kr 15:9).
āOmrie krenkte God waardoor Hij Zich weer tegen IsraĆ«l richtte. Hij stuurde profeten en sloeg het koninkrijk (1 K 17:1). Hoewel sommige Davidische koningen Gods Weg nog navolgden, deden de meesten dezelfde boosaardigheid als IsraĆ«ls koningen. De koningen van beide koninkrijken namen ook steeds vaker dezelfde naam aan, zoals Jehoram, āAchazjah en Joāasj, want ze begonnen zich te verzwageren. Daarom veroordeelde God zowel IsraĆ«l als Judah voor hun boosaardigheid (Jr 3:8).
Israƫls zesde koningshuis
Jehoeā werd koning en verwoestte het huis van āOmrie en doodde ook de zittende koning van Judah (2 K 9:24, 27). Hij verwijderde de afgoderij van buitenlandse goden, maar hield toch vast aan de alternatieve godsdienst die Jerobeāam had ingevoerd. Daarom kastijdde God de IsraĆ«liem, maar had nog niet besloten IsraĆ«l te verbannen en wilde hen ook niet verwerpen.
Naarmate dat de vijandelijkheden tussen de koninkrijken afnamen reisden de Israƫliem van het ene naar het andere koninkrijk en nogal wat profeten werkten zowel in Israƫl als in Judah. Israƫlieten wisselde soms ook van koningsloyaliteit (2 Kr 11:17; 25:6) en een deel van hen hield vast aan de centrale Tempeldienst (11:16; 31:6; 35:18).
Er is ook een oproep bekend van een Davidische koning aan de inwoners van het koninkrijk IsraĆ«l om het PĆ©sach in Jeruzalem te vieren (30:1, 5) en sommigen voerden ook godsdienstig herstel door in de noordelijke stamgebieden (31:1; 34:6-7). Er werden Tempeloffers gebracht voor heel IsraĆ«l (29:24) en IsraĆ«liem uit de noordelijke stamgebieden werden teruggebracht naar de Bijbelse godsdienst (34:33). Dat wijst erop dat er nog steeds IsraĆ«liem in die stamgebieden woonden die door āAssur waren bezet (Jr 41:4-5; 2 Kr 34:21).
Israƫl zevende, achtste en negende koningshuis
IsraĆ«ls laatste koningen kregen te maken met brutale moordpartijen en daardoor volgden koningen elkaar snel op. IsraĆ«l kreeg daardoor van Godswege te maken met invallen van āAram en āAssyriĆ«. Deze laatste natie nam uiteindelijk het koninkrijk IsraĆ«l stukje bij beetje in en bepaalde zelfs wie koning over IsraĆ«l werd. Maar door hun ontrouw aan āAssur maakte het een eind aan het koninkrijk IsraĆ«l en dreigde hetzelfde met het koninkrijk Judah te doen. Dit laatste werd uitgesteld, maar IsraĆ«ls volledige verbanning volgde circa 135 jaar later door de verwoesting van Jeruzalem en diens tempel.
Israƫlitische ballingen in Mesopotamiƫ
De āAssyriĆ«rs deporteerde IsraĆ«liem vooral naar gebieden in het zuiden van hun rijk dat ze hadden bezet. Namelijk in het midden en zuidoosten van het Midden-Oosten. Leefgebieden van BabyloniĆ«rs en Meden.
Zoān 100 jaar later begint āAssurs verval en heroveren BabyloniĆ«rs en Meden hun oorspronkelijke gebieden. De IsraĆ«litische ballingen worden dan inwoners van hun respectievelijke koninkrijken.
Babyloniƫrs vallen kort daarop ook herhaaldelijk het koninkrijk Judah binnen en voeren inwoners eveneens af naar hun rijksgebieden in Mesopotamiƫ. Daardoor werden alle Israƫlitische ballingen dus inwoners van hetzelfde rijk. Daarover gaat het laatste gedeelte van 2 Koningen.
Het zou dan vreemd zijn als de Israƫliem elkaar niet zouden opzoeken of vinden (Jr 3:18; 50:4). Waar die Israƫlitische gemeenschappen verbleven was blijkbaar goed gedocumenteerd, want koningin Ester schreef ze aan (Es 8:9). De terugkeer uit de eerste ballingschap moet dus hebben bestaan uit leden van alle stammen als gedeeltelijke vervulling van Gods profetie over het herstel van heel Israƫl.
Evaluatie
De vraag naar de vermeende verdwijning van 10 stammen van Israƫl blijkt dus geen Bijbelse basis te hebben. Maar er zijn nog andere argumenten tegen de verdwijningsgedachte.
Zo waren er nogal wat Israƫliem woonachtig in de diaspora (het vrijwillige wonen buiten het beloofde Land) toen de ballingschap begon. Tot welke stammen zij behoorden is niet te achterhalen. Zij waren van de ballingschap gevrijwaard, maar God zal ook hen laten terugkeren naar het beloofde land (Js 11:11). Onder hen waren zeker leden van de 10 stammen die verdwenen worden geacht.
Dan is er de profetie van Ezechiƫl over het herstel van alle stamgebieden in de toekomst (Ezech 48:1-7, 23-27).
In het Nieuwe Testament worden de stamgebieden van Zebulon en Naftalie genoemd (Mt 4:13-15). De apostel Paulus stelde van de stam Benjamin te zijn (Rm 11:1; Flp 3:5) en de profetes Hanna was van de stam Asjer (Lc 2:36). Paulus stelde ook dat alle stammen van Israƫl deel zullen hebben aan het nationale herstel (Rm 11:26).
In de Openbaring van Johannes wordt geprofeteerd dat alle stammen van Israƫl deel zullen hebben aan Gods aanstaande koninkrijk (Opb 7:5-8).
Zelfs vandaag weten heel wat Joden dat ze behoren tot een van de 10 verdwenen gewaande stammen.
Kortom, de vermeende verdwijning is een mythe die dit artikel tracht te weerleggen. Niet alleen zijn er geen 10 stammen verdwenen. Van Israƫl gaat geen deel verloren. Over al diens delen/stammen waakt God.
Als Israƫl is verstrooid, dan in zijn geheel. Wat ook een feit is tot op de huidige dag. Maar niemand zal beweren dat Israƫl is verdwenen. Evenzo, zal God Israƫl niet deels, maar geheel (representanten van diens 12 stammen tezamen) laten terugkeren, zoals bij de terugkeer uit de eerste verbanning was gebeurd.
Praatmee