Calvijn over de uitverkiezing: schreef hij een noodlotsleer of een troostboek?
De verkiezing tot zaligheid is een belangrijk thema bij Calvijn. Uitgebreid schrijft hij erover, aldus ds. J. Belder in De Waarheidsvriend. Wie Gods Woord serieus neemt, kan er niet omheen. ‘Hoe dikwijls lezen wij niet over Zijn Raad, voornemen, besluit en welbehagen?’
Huiveringwekkend
In de Institutie begint Calvijn niet met de verkiezing. In de laatste editie (1559) brengt hij die pas ter sprake halverwege boek III, na eerst uitvoerig geschreven te hebben over God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest, over het geloof, de rechtvaardiging en het christelijk leven.
Niet minder belangrijk dan de plaats in zijn theologie is wat hij erover schrijft. ‘De predestinatie, ofwel de voorbeschikking of voorverordening, noemen wij het eeuwig besluit van God. (...) Voor sommigen wordt het eeuwige leven, voor anderen de eeuwige verdoemenis voorverordineerd.’ (III.21.5) Dat bracht Calvijn veel hoon en smaad. Hij zou God tot auteur van ongeloof en zonde maken, het beeld oproepen van een onbarmhartige, onberekenbare, wrede despoot, die naar willekeur handelt. Maar Calvijn week niet. Hij zag immers dat de prediking van het Evangelie tweeërlei uitwerking heeft. Dat slechts weinigen komen en behouden worden, herleidt hij uiteindelijk naar Gods ‘eeuwige verkiezing’ (III.21.1).
Steeds gaat het Calvijn om Gods eer. Zou de Heere afhankelijk zijn van wat de mens doet, dan houdt Hij op om God te zijn. Evenals Luther heeft hij zich dan ook met kracht verzet tegen de idee van de vrije wil. ‘Wij hebben onze zaligheid geheel en al aan God te danken. Hij is de eerste oorzaak van alle dingen. De donkere kant is dat Hij mensen laat onder het oordeel waarin ze zichzelf stortten.’ Calvijn noemt dat een huiveringwekkend besluit, een decretum horribile (III.23.7). Dat mensen voor eeuwig verloren gaan, daarvan is God toch niet de schuld, die ligt in onze val en zonde (III.23.8).
De predestinatie maakt ons klein voor de hoge, heilige God. Als Hij de keuze niet zou maken, zou geen mens komen. Zo diep is immers onze val. Liggen mijn zaligheid en verlossing vast in God, in Zijn onwrikbare trouw en goedheid, dan schenkt mij dat ook zekerheid en troost. Indien ik ook maar het minste zou moeten bijdragen aan mijn behoud, dan ben ik er nooit zeker van genoeg te doen. Voor Calvijn hangt alles van God af.
Genadige verkiezing
Maak het leerstuk van de verkiezing vooral niet los van Christus. Want hoe zou de Vader ons kunnen liefhebben buiten Hem (III.24.5)? Hij is de spiegel waarin wij onze verkiezing mogen zien, zonder bedrogen te worden (III.24.5; 2 Tim.1:9,10). We worden allen uitgenodigd te komen en te zien hoe wij in Christus verkoren zijn. Calvijn wil niet over de predestinatie spreken buiten Hem om en los van Hem. Wie Christus met een waar geloof aanneemt, mag er zeker van zijn dat hij van eeuwigheid verkoren is. In Hem ligt de zekerheid van onze verkiezing en niet in onszelf (III.24.5).
Zo staat het ook in de Dordtse Leerregels en onze Nederlandse Geloofsbelijdenis (art.16). Dat getuigt van de invloed en de geest van Calvijn. ‘Wij hebben een overtuigend bewijs, een vast getuigenis, dat onze namen geschreven staan in het boek des levens, wanneer we gemeenschap hebben met Christus.’ (III.24.5) En dan citeert hij Romeinen 8:32 en Johannes 3:16. Ieder die in Hem gelooft, is overgegaan van de dood in het leven.
Maar hoe komen wij tot gemeenschap met Christus? Door de prediking van het Evangelie. Door gehoor te geven aan de nodiging om te komen. Door Christus in het geloof aan te nemen. Voor Calvijn is het dan ook een grote dwaasheid om buiten Christus te zoeken wat we in Hem hebben verkregen. In Hem maakt God van Zijn verkiezing geen geheim. In Hem rust het hart – het verkiezende hart – van de Vader. Hij is het concentratiepunt van Gods verkiezende liefde.
Ds. J. Belder uit Harskamp is emeritus predikant. Lees de volledige tekst van dit artikel in De Waarheidsvriend van donderdag 29 oktober 2020, of download de gratis pdf.
Praatmee