Carola was klaar om te sterven: "Maar tijdens een gebed gebeurde er van alles in mijn lichaam"

Carola Veldhuizen werd als kind ziek en belandde van de ene ziekte in de andere. Ze kwam in een rolstoel en slikte maar liefst 21 verschillende medicijnen. Ook werd haar verteld dat ze nooit ouder dan 25 jaar zou worden. "Maar tijdens een gebed gebeurde er van alles in mijn lichaam", vertelt ze over een bijzondere gebeurtenis die alles veranderde. Volgende maand viert Carola haar 33e verjaardag. Tegenover Groot Nieuws Radio vertelt ze haar indrukwekkende getuigenis.
Als ze 7 jaar oud is, krijgt Carola pijnklachten en vermoeidheidsverschijnselen. “Het leek heel erg op jeugdreuma en pfeiffer. Maar dat was het allebei niet. Toen werd het parvovirus genoemd, een verzamelnaam wanneer ze het eigenlijk niet meer weten. Dat was het begin van altijd moe zijn, altijd pijn hebben. Op mijn negende kreeg ik ook buikpijn. Omdat ik het niet zo goed had op de basisschool zei de vertrouwensarts, tevens mijn huisarts, dat ik buikpijn máákte. Je hebt het niet naar je zin op school, dus je zult wel buikpijn faken. Na een jaar waren mijn ouders er klaar mee en zijn we naar een andere arts gegaan. Die zei: als het echt zo erg is, moet je bloed laten prikken. Niet veel later lag ik op de operatietafel omdat ik een gescheurde blinde darm had.”
Achteraf blijkt dat het om een eierstokontsteking ging. Omdat de klachten genegeerd worden, steekt de ontsteking ook de blinde darm aan die vervolgens scheurt. “Rond die periode begon ook mijn menstruatie. Dat was heel erg onregelmatig. Logischerwijs hebben ze me toen meteen de pil gegeven. Maar die is ontworpen voor jongvolwassenen en niet voor 10-jarige meisjes. Daardoor is mijn hypofyse helemaal van slag geraakt. Er werden teveel hormonen of juist te weinig aangemaakt.”
Dat is echter nog maar het begin. Carola krijgt veel meer klachten, onder meer aan haar knieën. Op haar 15e wordt ze hieraan geopereerd. Ze vraagt om een beenverdoving, maar bij het inspuiten krijgt ze een hartstilstand. “Het gekke is, dat in die split second dat je nog leeft, je zintuigen het doen. Ik hoorde die man heel hard schreeuwen. Mijn vader stond erbij en die man stond te schreeuwen dat hij weg moest. Er werd met een lampje in mijn pupillen gekeken. Ik weet nog dat die man helderblauwe ogen had. Ik kan me de geur van de operatiekamer nog herinneren, het geschreeuw van mijn vader en het gepiep van het apparaat dat stil sloeg. Daarna was ik weg. De reanimatie duurde best wel lang, want dat wilde niet vanzelf. Gelukkig lukte dat wel. Toen hebben ze me direct onder narcose gebracht omdat ik dan stabiel was. Ze hebben me tien uur onder narcose gehouden en al die tijd wisten ze niet of ik er überhaupt iets aan overgehouden had. Ik was bijna zes minuten weggeweest.”
Carola knapt gelukkig weer op. In de jaren daarna blijven er echter gezondheidsklachten en die nemen ook steeds meer toe. Vervolgens komt de logische vraag of ze ooit boos op God geweest is door dit alles. “Toen ik 20 jaar was, kreeg ik een maagbloeding. De operatie aan mijn knie was mislukt en daardoor had ik heel veel pijnstillers. Dat is natuurlijk super slecht voor je maag en op een gegeven moment is mijn maag ermee gestopt. Ik kwam zwaar uitgedroogd en met hele hoge koorts in het ziekenhuis. Ik hoorde de zusters op de gang zeggen: ‘Houd haar maar in de gaten, maar ze redt het toch niet’. Dat was voor mij ook het moment waarop ik dacht: nu is het klaar. Ik was er toen zo klaar mee. Ik heb tegen God gezegd: ‘Of ik word beter, of ik ga vannacht dood’. Niets ertussenin. Geen gezeik en geëtter meer. Ik was er echt klaar mee. Maar dat was maar heel kort en krachtig. Mijn apparatuur sloeg op hol en toen kwam er een zuster naar me toe en zei tegen mij: ‘Rustig maar meisje, alles komt goed.’ Terwijl ze dat zei bukte ze voorover en viel er een kettinkje met een kruisje uit haar uniform. Ik dacht: dat is een snel antwoord, dan is het goed.”
Na de maagbloeding komt Carola er al snel achter dat het zeker niet beter gaat worden. “Mijn maag was gestopt met verteren. Als ik een broodje at, deed ik er een dag over om die te verteren. Daardoor miste ik alle vitaminen en mineralen. Ik had al heel gauw door dat dat heel essentieel is voor je lijf om überhaupt te blijven leven. Ik kwam op mijn 21e in de overgang en toen dacht ik: nu is mijn lichaam echt helemaal van de leg.”
Uiteindelijk kan Carola bijna niets meer. “Ik was eigenlijk heel erg verzwakt. Mijn lichaam had het echt opgegeven. Ik lag zo’n achttien uur per dag op bed en slikte 21 verschillende medicijnen waaronder morfine en prednison. Ik had negen verschillende ziektes en zat in een rolstoel. Ik had ontzettend veel pijn. De zenuwen in mijn voeten stierven af waardoor ik geen sokken en schoenen meer aankon. Ik had overal in mijn lijf ontstekingen.”
Medisch gezien was Carola ook uitbehandeld. Artsen zeiden niets meer voor te kunnen doen. Ze vertelt desgevraagd dat ze al bezig was met het voorbereiden op de dood en haar begrafenis. “Voor mij was het sterven winst, zoals Paulus zegt. Ik was achttien jaar ziek op dat moment en was er eigenlijk ook wel klaar mee.” Toch bleef ze hopen op een wonder. “Ik ben op een gegeven moment bij een Belgische arts geweest. En toen we België binnenreden, verscheen er een enorme regenboog boven het plaatsje waar we heen moesten. Toen dacht ik echt: ik heb de juiste arts gevonden. Maar mijn lichaam was toen al zover verzwakt dat hij zei: je bent eigenlijk al te laat. Ook hij kon op een gegeven moment niets meer doen.”
Carola volgt op dat moment een opleiding als doventolk en werkt soms ook als doventolk. In 2013 is ze ontzettend ziek maar wordt ze toch gevraagd om te tolken op een vrouwendag in Renswoude. “Alle artsen zeiden dat ik het niet moest doen. Ze zeiden: ‘Als je dit doet, vraag je zoveel energie van je leven. Je valt dan in slaap en wordt waarschijnlijk nooit meer wakker’.” Het andere scenario was niet gaan. Ze zou volgens de artsen haar 25e verjaardag, van ruim een maand later, dan ook niet meer redden. “Het was een paar dagen doormodderen of zes weken. Ik had zoveel morfine dat ik dacht: geen gekke dingen zeggen. Ik zat ook helemaal aan elkaar getapet.”
Op die bewuste vrouwendag gebeurt er echter een wonder. “Het was een vrouwendag dus mannen waren zeer in de minderheid. Mijn vader was er voor het licht en het geluid. Er was ook een aantal partners van organisatoren. Op een gegeven moment kwam er een man binnenlopen. Hij had thuis gezegd: ‘Ik moet naar Renswoude om voor iemand te bidden. Ik weet niet wie, wat of waarom, maar ik ga erheen.’ Hij komt binnen, ziet mij zitten en vroeg: ‘Mag ik voor je bidden?’ Ik zei: ‘Mag het ook straks, want ik ben aan het werk.’ Ik dacht er toen ook niet zoveel bij. Ik kom uit een kerkelijke traditie waar dat niet zo vanzelfsprekend was. Ik had dus ook nog niet zoveel nagedacht over gebedsgenezing. Ik ben wel een keer naar een dienst geweest, maar dat voelde echt niet goed.”
Toch deed ze het dit keer wel. “In die achttien jaar dat ik ziek was, werd er al heel veel voorbede gedaan. Ik dacht: hij gaat waarschijnlijk ook weer bidden voor rust in de laatste dagen. Dat had mijn predikant vlak daarvoor bij mij thuis ook nog gedaan. Maar deze man zei: ‘Ik wil voor genezing bidden.’ Ik reageerde door te zeggen: ‘Baat het niet dan schaadt het niet’. Ik had er ook helemaal geen beeld bij.”
De man begon volgens Carola intensief te bidden. “Hij zei ook heel veel dingen die we helemaal niet besproken hadden. Toen dacht ik wel: hier is iets aan de hand. Hij heeft al van God doorgekregen wat er aan de hand is. Hij bad voor de reiniging van het bloed en het op orde brengen van de vitaminen en mineralen in het bloed, wat bij mij natuurlijk zwaar onder nul was. Hij bad ook voor mijn knieën. Dat voelde heel vreemd, er gebeurde van alles in mijn knie. Het voelde alsof mijn knieschijf naar beneden geduwd werd. Ik wist niet zo goed wat er gebeurde en wilde het logisch verklaren. Ik dacht: hij heeft waarschijnlijk zijn hand op mijn knie. Maar toen keek ik en had hij zijn hand daar helemaal niet liggen.”
Als de man 'amen' heeft gezegd, vraagt hij of Carola wil opstaan uit haar rolstoel. “Ik stond op en dacht: huh? Ik heb helemaal geen pijn in mijn voeten. De zenuwen in mijn voeten waren afgestorven dus normaal gesproken voelde het alsof ik op naalden stond als ik zou staan. Ik ging stampen. Ik voelde geen pijn meer. Ik ging ook huppelen, want dat had ik ook nog nooit gedaan. Ik huppelde voorbij de trap en mijn vader kwam van boven naar beneden toe omdat hij geroepen was. Hij zag mij ineens voorbij huppelen en ging op de trap zitten huilen. Ik ben naar boven gerend. ‘Maar jij kunt toch helemaal geen traplopen?’ kon hij nog uitbrengen.” Nog diezelfde avond geeft Carola haar getuigenis.
Praatmee