Donor worden of niet? Als christen kun je het er maar moeilijk mee hebben!
Onlangs heeft u een paarse folder in de bus gehad met daarop de tekst: “Het nieuwe donorregister. Wat betekent het voor mij?” Deze folder zal bij de meeste ontvangers een afstotingsreactie hebben veroorzaakt. Want al dan niet donor worden is een vraag waar we liever niet over nadenken, omdat het appelleert aan de eindigheid van het leven.
Toch is het verstandig om er aandacht aan te besteden, want wie op 1 juli 2020 nog geen keuze heeft aangegeven in het donorregister, staat vanaf die datum automatisch geregistreerd als donor.
Geen gemakkelijke zoektocht
Ik heb in ieder geval wel een keuze gemaakt. En dat was niet gemakkelijk in de wetenschap, dat ik mijn lichaam van God heb gekregen en dat ik Hem van top tot teen toebehoor.
Daarbij komt, dat donatie in de Bijbel nergens specifiek wordt genoemd. Ik moest het daarom doen met praktische informatie, Bijbelse principes en gebed.
Mijn praktijkervaring
Allereerst dit: wat transplantaties betreft, heb ik al enige praktijkervaring aan de ontvangende kant. Een jaar of 10 geleden heb ik namelijk een hoornvlies mogen ontvangen. En omdat het transplantaat zich niet zo prettig voelde op mijn oog, is het drie jaar geleden vervangen door een hoornvlies, dat beter bij mij bleek te passen. En zo is er na een uitzichtloze periode van 25 jaar, aan de rechterkant een oog en een wereld voor mij opengegaan.
Destijds trok ik de grens bij weefseltransplantatie en zag er geen bezwaren in om een hoornvlies te ontvangen of te doneren. Maar nu ik het onderwerp wat verder heb uitgediept, is mijn visie toch gaan schuiven. Ik zal u daar verderop in het artikel wat meer over vertellen.
Eerst zal ik enkele Bijbelteksten behandelen, die bij de keuze om al dan niet donor te worden, nogal eens worden genoemd. Daarna zullen enkele christelijke en ethische vraagstukken de revue passeren.
Bijbelteksten vóór donatie
Ik zal beginnen met de Bijbeltekst die veel christenen inspireert om donor te worden:
U zult uw naaste liefhebben als uzelf. (Matteüs 22:37b)
Sommige voorstanders van donatie zien in deze tekst zelfs een wettische verplichting om donor te worden, een gebod van God. Daarbij vergetend, dat liefhebben nooit verplicht kan worden gesteld. Het blijft altijd een keuze.
Ook willen voorstanders van donatie nog wel eens verzen uit de Romeinenbrief aanhalen. Een daarvan is Romeinen 12:1.
Ik roep u er dan toe op, broeders, door de ontfermingen van God, om uw lichamen [aan God] te wijden als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk: [dat is] uw redelijke godsdienst.
Het is weliswaar een tekst die oproept tot levensheiliging, maar ik zou hem niet direct willen verbinden met donatie.
Tot slot noem ik deze mogelijke pro-donatietekst:
Waarin prees u zich dan gelukkig? Want ik [kan] van u getuigen dat u, zo mogelijk, uw ogen zou hebben uitgerukt en aan mij gegeven zou hebben. (Galaten 4:15)
Ook hier wordt door de voorstanders een vergezochte link met donatie gelegd. Want hier wordt mijns inziens eerder een sprekend voorbeeld, een “bij wijze van spreken” bedoeld, dan een goedkeuring van donatie.
Bij alle deze teksten wordt bovendien uitgegaan van de persoonlijke vooronderstelling, dat donatie Gods wil is. En dat is nog maar helemaal de vraag.
Bijbeltekst tegen donatie
En moge de God van de vrede Zelf u geheel en al heiligen, en mogen uw geheel oprechte geest, de ziel en het lichaam onberispelijk bewaard worden bij de komst van onze Heere Jezus Christus. (1 Thessalonicenzen 5:23)
Ook hier lijkt het mij, aan de andere kant van het spectrum, vergezocht om op grond van deze tekst donatie te verwerpen. Want wat is onberispelijk? Lichamelijk verkeer ik al jaren in een verre van onberispelijke staat. Zo zijn er een paar kiezen getrokken, wat wervels ontdaan van uitsteeksels en er is een stukje bot uit mijn heup gesneden, waarmee twee van mijn nekwervels zijn vastgezet.
Nee, zowel de vóór- als de tegenteksten moeten danig worden ingekleurd, donatiegewicht in de schaal te leggen. Mij hebben ze in ieder geval niet kunnen helpen bij mijn zoektocht.
Organen zijn lichaamseigen
Waar ik wél wat mee kan, is het feit dat God organen lichaamseigen heeft gemaakt. Het is niet voor niets, dat mensen die een orgaan hebben ontvangen hun hele leven medicijnen moeten slikken tegen afstoting. Medicijnen die ook nog eens hele vervelende bijwerkingen hebben. Zoals een sterk verhoogde vatbaarheid voor infecties en een aanzienlijk grotere kans op het krijgen van kanker. Voor mij zijn dit tekenen aan de wand, dat organen niet gemaakt zijn om te dienen als vervangingsexemplaar in een ander lichaam.
Maar ja, voor hetzelfde geld kan gezegd worden, dat God ons de kennis heeft gegeven om deze medicijnen te ontwikkelen…
Een verzameling organen
In dit verband vraag ik me af waar de grens ligt van het maakbare leven. Waar stopt het proces, waarbij een mens wordt gezien als een klinische verzameling organen en weefsels waarmee naar believen kan worden geschoven?
Andere persoonlijkheid
Wat mij ook huiverig maakt, zijn de verhalen van mensen, die na een orgaantransplantatie een andere persoonlijkheid leken te hebben gekregen.
Hoewel daartegen ingebracht kan worden, dat dit ook door de medicijnen tegen afstoting of een toegenomen vitaliteit kan komen. Maar toch…
Het opstandingslichaam
En hoe verhoudt donatie zich eigenlijk tot het toekomstige opstandingslichaam, zo vraagt menig christen zich af. Want vroeg of laat krijgt een kind van God een opstandingslichaam, een lichaam dat niet langer aan verval onderhevig zal zijn en dat niet bepaald wordt door tijd en ruimte. In hoeverre tast orgaandonatie dit opstandingslichaam aan?
Zelf geloof ik dat de angst hiervoor ongegrond is, want anders zou iemand die door een frontale botsing verminkt sterft, of die omkomt bij een brand, onmogelijk een opstandingslichaam kunnen krijgen. Nee, ik geloof dat God bij machte is om het niet bestaande of gebrokene te herscheppen en dat Zijn macht verder reikt dan ons voorstellingsvermogen.
Hoe dood is hersendood?
Een behoorlijk essentiële vraag bij orgaandonatie, is wanneer iemand nou eigenlijk dood is? Tot 1968 werd algemeen aangenomen dat de dood intrad, wanneer het hart definitief ophield met pompen.
Om echter de bruikbaarheid van organen te verlengen, zodat ze bruikbaarder worden voor donatie heeft de Harvard universiteit de dood opnieuw gedefinieerd: een mens wordt sindsdien geacht dood te zijn, wanneer hij blijvend in coma is. En zo werd hersendood de nieuwe doodsnorm.
Maar is een hersendode ook werkelijk dood? Ik denk dat iemand waarvan het hart nog klopt wel degelijk leeft. Een mens is toch veel meer dan zijn hersens? Ook ben ik er niet zo zeker van dat de ziel het lichaam heeft verlaten als een mens hersendood is, want lichaam ziel en geest zijn Bijbels gezien één geheel en onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wie is de mens dan om dit, omwille van donatie, te scheiden in een lichamelijke dood en een hersendood?
Horrorscenario
Er zijn in dit verband nogal wat voorbeelden van mensen die aanvankelijk hersendood werden verklaard, maar die toch bij kennis kwamen en zich alles wat bij hun “sterfbed” was besproken konden herinneren.
Stel dat we nog een stapje verder gaan en het komt daadwerkelijk bij zo iemand tot donatie… Wat een horrorscenario, wanneer je als “overledene” moet meemaken dat er zonder verdoving organen uit zijn lichaam worden gehaald, omdat de dood onjuist is gedefinieerd.
Zeker is wél, dat hij na die ingreep echt dood is…
Traumatisch voor nabestaanden
Tot slot wil ik nog stilstaan bij de impact van donatie op nabestaanden. Want bij orgaandonatie gaat de dierbare vrijwel direct na het overlijden onder het mes. Er is voor de nabestaanden nauwelijks tijd om afscheid te nemen. En als hij terugkomt van de operatiekamer is daar ineens die doodskleur. Ook de wetenschap dat er een incomplete dierbare terugkomt van de operatietafel, kan belastend zijn. Het zijn allemaal redenen waardoor de rouwverwerking danig verstoord kan worden.
Ja, de overledene mag dan (als het goed is) niks merken van de donatie, maar zijn daad van naastenliefde is dat vaak niet voor de nabestaanden…
Mijn beslissing
Nu kom ik terug op de eerdergenoemde hoornvliestransplantatie. Ik vertelde u, dat ik destijds de grens heb getrokken bij orgaandonatie en dat ik weinig problemen had met het ontvangen van een donorhoornvlies. Inmiddels is mijn standpunt toch wel veranderd. Want nu ik weet hoe het er aan de gevende kant aan toegaat, is mijn aanvankelijke keuze vóór weefseldonatie, veranderd in een tegen. Ik wil namelijk de tijd krijgen om daadwerkelijk te sterven. Ook moeten mijn nabestaanden de tijd krijgen om ongestoord afscheid van mij te nemen.
En aangezien ik een ander niet wil aandoen wat ik voor mijzelf afwijs, is het logisch dat ik in de toekomst ook zelf geen transplantaat meer wil ontvangen.
Het leven verlengen
Donor ja, donor nee? Het is bepaald geen onbelangrijke keuze, maar valt qua gewicht toch volkomen in het niet bij een andere keuze. Ik bedoel de keuze vóór of tegen het offer van Jezus, vóór of tegen verzoening met God.
Want wie een donororgaan heeft gekregen, wandelt wellicht wat langer en wat kwieker op deze aarde rond, maar als hij Jezus Christus niet heeft aangenomen als Heer en Heiland, dan voegt dat donororgaan, behalve wat aardse jaren, helemaal niets toe. Want ook mét dat nieuwe tweedehandsorgaan zal de dood onherroepelijk komen.
En dan zal blijken dat alleen zij die door de Here Jezus zijn verlost, zullen leven tot in eeuwigheid. Daarom is het verspreiden van Gods Woord onnoemelijk veel belangrijker dan het afstaan of ontvangen van een orgaan of weefsel!
De ultieme donatie
Jezus gaf zijn leven om mij te verzoenen met God, waardoor ik nieuw leven ontving. Goedbeschouwd is dát de ultieme donatie. Hij gaf niet een orgaan of wat weefsel, nee, Jezus gaf Zichzelf! En doordat God Hem na drie dagen uit de dood opwekte, geloof ik dat déze donatie in ieder geval wél 100% Gods wil, 100% geslaagd en 100% afstotingsbestendig is!
Praatmee