Ds. J. E. de Groot: "In Peru voelden we ons dicht bij de hemel"

Aan jonge collega’s wil ds. J. E. de Groot drie b-woorden meegeven. Buigen, bidden en belijden hebben de toekomst, zegt hij. En hij voegt er nog drie aan toe. De emeritus-predikant uit Ede leerde de waarde ervan in de praktijk, schrijft De Waarheidsvriend.
"Nog maar anderhalf jaar was ik predikant in Middelharnis toen ik werd gevraagd voor zendingswerk in Peru. Bij de GZB was destijds genoeg geld, maar het ontbrak aan predikanten om uit te gaan. Mijn vrouw is arts en wilde altijd al graag de zending in. Eerder was ik daarvoor al gevraagd, maar in 1977 in Middelharnis kwam de worsteling erover. Ik moest een zendingscollecte aanbevelen maar vond mezelf huichelen; het geld was er al, nu moest ik zelf gaan. En toen ik preekte over Jeremia, die moest maar niet wilde, preekte ik eigenlijk voor mezelf."
"Voordat ik de zending inging, preekte ik dogmatischer dan erna," vervolgt De Groot. "Als ik terugdenk aan mijn eerste gemeente, Langbroek, dan liet ik de zwaargeladen woorden van wedergeboorte en bekering vaak klinken. Dat kwam op uit de dogmatiek. Die noties waren er later ook, maar toen vloeiden ze meer voort uit de Schrift. In Peru moest ik veel de Schrift uitleggen aan voorgangers en lekenpredikers. Wat zegt de bijbeltekst, hoe kun je kernwoorden analyseren? Ik ben daardoor meer in de vorm van bijbelstudie gaan preken; eenvoudiger en direct vanuit de Schrift. Het heeft iets bevrijdends om het Woord te laten spreken, daarop terug te vallen, goed de Schrift te lezen. Dat probeer ik nu nog als ik voorga. Wat staat er? Lees mee. Wat wil God zeggen? De directe stem van God klinkt in Zijn Woord. Bijbelstudie is daarom heel belangrijk.
Ik heb altijd wel appèllerend en indringend gepreekt. Er gebeurt iets in de prediking. Het is de dienst van de verzoening! Daar moet de oproep tot bekering, geloof en toewijding in zitten, het moet dicht bij Schrift en bij het hart van mensen zijn. De hoofdaccenten zijn telkens hetzelfde gebleven. Zondag 1 van de catechismus is de kern: Wat is mijn enige troost in leven en sterven?
Je probeert je daarbij aan te passen aan waar de gemeente is. Gorinchem is anders dan Vlaardingen, Vlaardingen anders dan de BibleBelt, en Peru anders dan Nederland. Daarin probeer je je te verdiepen. Pastoraat vraagt dat je dicht bij mensen staat, dat je de mensen kent. Er is een wisselwerking tussen prediking en pastoraat."
Bijbel opeten
De Groot: "Het werk in de zending heeft mijn vrouw en mij erg verrijkt. In Peru hebben we ons dicht bij de hemel gevoeld. De mensen waren toegewijd, leefden met God. Dat kwam tot uiting in de lofprijzing, het getuigende en de vrijmoedigheid waarmee mensen over Hem spraken. Samen bidden was heel gewoon. Als we met een bepaald project bezig waren, baden we om te weten wat Gods wil was. We zochten Zijn nabijheid en goedkeuring. Mensen waren er van de duisternis tot het licht gekomen en namen het Evangelie ter harte. Dat werkte aanstekelijk op het geloofsleven, we werden erin meegenomen.
Ook in het communistische Cuba ontmoetten we toegewijde christenen. Ze kwamen bijeen in kleine groepen. Ik gaf er les aan zo’n twintig studenten. Om half zeven ’s ochtends was er een bidstond en gingen we allemaal op de knieën. Zelden heb ik zo intens horen bidden als op Cuba. Mensen kennen er minder vrijheid dan wij, zijn vaak arm en de gemeente is klein. Hun gebed was om volharding, om liefde voor de naaste, om werfkracht. Ik heb van hen veel geleerd. De kerken op Cuba groeien, ik denk dat dat juist door de vorming van huisgemeenten gebeurt. Ze beschikken over weinig literatuur, maar kennen de Schrift. De honger naar het Woord is zo groot dat ze de Bijbel bijna opeten.
Toen ik terugkwam, vonden sommigen in Nederland dat ik puriteins, wettisch preekte. Ik gaf bijvoorbeeld plaats aan de vraag hoe je met armoede omgaat, met eenzaamheid, je naaste, geldbesteding. Dat had ik in de jonge kerk in Zuid-Amerika geleerd. Dat is niet direct de lijn van iemand als H.F. Kohlbrugge, die benadrukt dat je als verlost mens zondaar blijft. Toch worden we geroepen om heilig te zijn, om te leven naar Gods wil. Ik benadrukte bij terugkomst uit de zending iets meer dat het leven met God betekenis heeft voor je geld en goed, je lichaam − voor de heiliging.
Het is moeilijk om daarbij niet moralistisch te worden. Er is een spanningsveld tussen het nieuwe leven dat gestalte wil krijgen en het ‘gij geheel anders’ van de gelovige. Je hebt Christus leren kennen, dan moet je leven naar Zijn geboden en beloften. Het is gave en opgave om in dankbaarheid te leven, in ootmoed, afhankelijkheid en zelfverloochening. Een christen zal ook sober leven en niet alleen maar zoeken wat aantrekkelijk is," aldus de predikant.
Praatmee