Het gaat om John Kluge, voormalig docent aan de Brownsburg High School in de staat Indiana. In 2017 voerde de school een beleid in dat leraren verplichtte leerlingen aan te spreken volgens hun genderidentiteit in plaats van hun biologische geslacht. Kluge, die vanuit zijn christelijke overtuiging gelooft dat God mensen mannelijk of vrouwelijk heeft geschapen, vroeg om een uitzondering.

Aanvankelijk mocht hij leerlingen uitsluitend bij hun achternaam aanspreken. Volgens zijn advocaten werkte die regeling een heel schooljaar probleemloos. Toch trok het schoolbestuur de afspraak in na klachten van enkele leerlingen en collega’s. Kluge kreeg te horen dat hij het beleid moest volgen of vertrekken. In 2018 nam hij ontslag om ontslag op staande voet te voorkomen.

Volgens Alliance Defending Freedom, de organisatie die Kluge juridisch bijstaat, heeft de school daarmee het Amerikaanse burgerrechtenrecht geschonden, dat werkgevers verplicht rekening te houden met de religieuze overtuiging van hun werknemers, tenzij dit tot ‘onevenredige problemen’ leidt.

Het hof van beroep oordeelde dat er onvoldoende bewijs is dat Kluge’s aanpak – leerlingen bij hun achternaam aanspreken – objectief gezien emotionele schade zou hebben veroorzaakt. 'De school levert geen bewijs dat het gebruik van achternamen op zichzelf emotionele pijn zou toebrengen aan een redelijk persoon', aldus het vonnis.

De zaak krijgt opnieuw aandacht vanwege een uitspraak van het Amerikaanse Hooggerechtshof in 2023 (Groff v. DeJoy), waarin werd bepaald dat religieuze bezwaren van werknemers niet zomaar terzijde geschoven mogen worden.

Toch is de kwestie in de VS omstreden. In een afwijkende opinie stelde rechter Ilana Rovner dat de achternaam-aanpak in de praktijk vooral transgenderleerlingen stigmatiseerde en onrust veroorzaakte bij medeleerlingen, ouders en leraren.

De uitspraak betekent dat Kluge zijn zaak voor de derde keer zal voorleggen aan de districtsrechtbank, dit keer met de mogelijkheid dat een jury zich erover buigt.