Indiase christenen in zee gedumpt: “We weten niet of ze nog leven”

De onzekerheid is ondraaglijk voor Sadeq Shalom en andere Rohingya-christenen in India. Al bijna twee maanden hebben ze niets meer gehoord van hun geliefden die begin mei door de Indiase autoriteiten gedeporteerd werden – zonder waarschuwing en onder mensonterende omstandigheden. Vijftien christelijke vluchtelingen, waaronder vrouwen en ouderen, werden midden in de nacht in internationale wateren gedwongen in zee te springen. Sindsdien is hun lot onbekend. Morning Star News deelt hun verhaal.
“We willen gewoon weten of ze levend of dood zijn, deze onzekerheid verteert ons", vertelt Shalom vanuit Delhi. De vijftien christenen behoren tot een groep van 38 Rohingya-vluchtelingen die op 6 mei uit verschillende delen van Delhi werden opgepakt en gedeporteerd naar Myanmar, het land dat ze eerder waren ontvlucht vanwege vervolging. De groep had lange tijd onderdak in India, sommigen met geldige visa en UNHCR-registratie.
Geblinddoekt en geboeid
De verhalen van de overlevenden zijn schokkend. Volgens Shalom werd zijn broer John Anwar, samen met zijn vrouw – die net een miskraam had doorgemaakt – op 6 mei meegenomen. Op 9 mei belde Anwar kort vanaf een geleende telefoon vanuit Myanmar: ze hadden het overleefd, maar het was een nachtmerrie.
Voor hun deportatie waren de vluchtelingen geboeid en geblinddoekt. Op weg naar de Andaman-eilanden werd hun geld, eigendommen en zelfs hun UNHCR-documentatie afgenomen. Op zee kregen ze een keuze: spring in het water naar Myanmar of naar Indonesië. Ze kozen voor Indonesië, maar belandden terug op Myanmarese grond. Daar aangekomen, werden ze gelukkig niet direct opgepakt, maar opgevangen door vissers.
“Ze konden niet zwemmen”
Nasir David, een andere christelijke vluchteling in Delhi, maakt zich ernstige zorgen. Zijn ouders – beiden op leeftijd en afhankelijk van dagelijkse medicatie – waren ook onder de gedeporteerden. “Mijn moeder is diabeet, mijn vader heeft hoge bloeddruk. Zonder medicijnen kunnen ze letterlijk elk moment bezwijken", zegt hij.
Volgens David konden zijn ouders niet zwemmen. “Het is een wonder dat ze het strand levend bereikt hebben. Maar daarna bleef het stil. Geen enkel teken van leven.”
Roep om gebed en steun
David en Shalom behoren tot een groep van ongeveer 150 christelijke Rohingya die sinds 2014 in India leven. Ze vluchtten voor het geweld van het leger in Myanmar, waar Rohingya nog steeds als illegale migranten worden beschouwd en geen burgerschap hebben. Hun leven in India was zwaar, maar ze bouwden een bestaan op. Veel kinderen werkten als vuilnisrapers overdag en studeerden ’s avonds. Sommigen slaagden voor hun examens. Ouders vonden eenvoudige banen. Davids vader werd zelfs diaken in hun gemeenschap.
Toch bleef hun status onzeker. In 2017 trok de Indiase overheid de visa van Rohingya in, en de situatie verslechterde. In mei volgde plots de deportatie.
“We zijn niet tegen deportatie", zegt Shalom, “maar de manier waarop is onmenselijk: midden in de nacht, zonder aankondiging, gescheiden van onze families, mishandeld en vervolgens overboord gezet.”
Amnesty International: “Stop met deportaties”
Amnesty International riep op 19 juni de Indiase regering op om onmiddellijk te stoppen met het deporteren van Rohingya. “India moet haar verplichtingen onder internationaal recht nakomen", aldus Aakar Patel, voorzitter van Amnesty India.
India staat wereldwijd onder toenemende kritiek. Mensenrechtenorganisaties, waaronder de VN, hebben herhaaldelijk gewezen op de vervolging van Rohingya door Myanmar. Volgens Open Doors staat India in 2025 op de 11e plaats van landen waar christenen het zwaarst worden vervolgd. In 2013 was dat nog plaats 31.
Hoop in God
Temidden van verdriet en onzekerheid putten David en Shalom kracht uit hun geloof. “Alleen mijn vertrouwen in God houdt mij op de been", zegt David. “We leven in angst, maar weten dat Hij ons ziet. We bidden voor redding en bescherming.”
Ze doen een beroep op de wereldwijde christelijke gemeenschap: “Bid voor ons. Spreek met overheden en ambassades. Help ons een plek te vinden waar we zonder angst kunnen leven.”
David houdt vast aan een hemelse hoop. “Misschien zie ik mijn ouders op aarde nooit meer terug, maar ik geloof dat we elkaar weer zullen ontmoeten – in de armen van onze Verlosser, waar geen tranen meer zullen zijn.”
Praatmee