Als wedergeboorte een excuus wordt om niets te doen
In een schilderachtig kerkje aan de rand van het dorp ergens op de Biblebelt, waar het ochtendlicht vroom door de glas-in-loodramen viel, zaten de kinderen van God netjes op een rij. Ze glimlachten devoot en wisselden instemmende knikjes uit. Ach, wat hielden ze toch van liefde, genade en barmhartigheid! Ze spraken graag over Jezus volgen en het evangelie verkondigen ā zolang dat verkondigen maar geen ongemak veroorzaakte, natuurlijk.
De predikant klom de kansel op, zijn bijbel stevig in de hand. Vandaag zou hij het hebben over wedergeboorte. āJe moet opnieuw geboren worden!ā, riep hij, zijn stem weergalmend door de houten balken. āHet is heel eenvoudig! Je hoeft alleen maar te wachten op Gods tijd, en je zult wedergeboren worden!ā
Instemmend gemompel vulde de ruimte. Wat prachtig simpel! Geen ingewikkelde zielenstrijd of lastige keuzes. Gewoon afwachten op wedergeboorte.
āDe wedergeboorte is van levensbelang!ā, vervolgde de predikant, zijn ogen met ernst vervuld. āEn als je het echt wilt, dan zul je het ontvangen. God wil dat geven!ā Hij pauzeerde dramatisch en liet zijn blik over de gelovigen glijden. āEn dat is het! Dan ben je wedergeboren!ā
āWat betekent dat eigenlijk, wedergeboren zijn?ā, fluisterde een nieuwkomer op de achterste rij, die per ongeluk in deze verzameling heiligen was beland.
āSsst!ā, siste een oudere dame met een hoed zo groot als haar gevoel voor superioriteit. āDat maakt niet uit. Het is een mysterie, snap je?ā
Na de dienst stroomden de kinderen van God naar de kerkzaal. Ze schonken elkaar kopjes troost in vloeibare vorm en glimlachten tevreden. Wat een opbeurende preek was het weer geweest!
āHet is zo geruststellend om te weten dat we wedergeboren zijnā, zuchtte een vrouw terwijl ze haar koekje en koffie nam. āEn dat, zolang we geloven in wedergeboorte, we verder niets hoeven te veranderen.ā
āInderdaadā, beaamde een ander. āGeen gedoe met moeilijke keuzes of pijnlijke zelfreflectie. En gelukkig hoeven we ons ook geen zorgen te maken over die verdwaalde zielen buiten de kerk. We kunnen alleen maar hopen dat ze ooit wedergeboren willen worden.ā
Buiten liep een zwerver langs het kerkje. Zijn ogen vielen op de glas-in-loodramen die Jezus omarmend met open armen toonden. Even bleef hij staan, voelde een moment van hoop, maar liep toen verder. Geen van de kinderen van God had hem gezien. Ze waren veel te druk bezig met gesprekken over wedergeboorte en het wonder van hun eigen behoud.
En zo ging het week na week, maand na maand. Want ja, de kinderen van God hielden zielsveel van wedergeboorte. Zolang het maar geen gevolgen had voor hun comfortabele levensstijl.
In een andere klein pittoresk dorpje ergens op de Biblebelt, waar de kerktoren als een vinger naar de hemel wees, bevond zich een gemeente die zichzelf beschouwde als de uitverkorenen van God. De leden waren zo verzonken in hun eigen heilszekerheid, dat ze nauwelijks tijd hadden voor iets anders - laat staan voor hun naasten.
Elke zondag zaten ze keurig op een rij, glanzend van zelfgenoegzaamheid. De preken gingen steevast over de heerlijke zekerheid van het heil, en hoe uitverkoren ze wel niet waren. āWij zijn wedergeborenā, zei een broeder met een zucht van verlichting, terwijl hij zijn stropdas rechttrok. āWat een voorrecht om geen zorgen te hebben over onze bestemming!ā
Na de dienst klonterden ze samen in de koffiezaal, waar het vooral ging over hoe gelukkig ze waren dat zij de waarheid kenden. āDe wereld buiten deze muren is verlorenā, merkte een zuster op, terwijl ze voorzichtig een koekje at. āGelukkig zijn wij gered. We moeten waakzaam blijven, anders kunnen we besmet raken met de zondigheid van de wereld.ā
En zo gebeurde het dat niemand ooit naar buiten keek. Zelfs toen de buren zich afvroegen wat er toch zo bijzonder was aan die kerk, bleef de deur stevig gesloten. De buurjongen met vragen over het leven na de dood kreeg een kortaf āvraag het aan Googleā als antwoord. En de eenzame weduwe die hunkerde naar gezelschap hoorde alleen het gezoem van de airco als ze langs de kerk liep.
Maar binnen was het gezellig. Er waren bijbelstudiekringen die eindeloos cirkelden rond de vraag wie nu precies uitverkoren was en wie niet. Er waren bidstonden waarin vooral gebeden werd voor het behoud van de eigen ziel, en misschien - als er nog tijd over was - voor een verre naaste die ze nooit hadden ontmoet.
Evangelisatie? Dat was iets voor andere kerken, die misschien niet zo zeker waren van hun eigen heil. āAls God hen wil redden, dan zorgt Hij daar zelf wel voorā, zei een zuster met een tevreden glimlach. En iedereen knikte instemmend, blij dat ze weer een verplichting minder hadden.
En zo bleef het kerkje veilig en afgesloten, als een schatkist vol zekerheid en zelfgenoegzaamheid. Tot op een dag de ramen besloegen en de muren steeds dichter op elkaar leken te komen. Want heil dat niet wordt gedeeld, wordt zwaar om te dragen.
Maar dat was een zorg voor morgen. Vandaag hadden ze nog een Bijbelstudie over de uitverkiezing. Want stel je voor dat ze iets gemist hadden over hun eigen zaligheid. Dat zou pas een ramp zijn.
Beide satires laten zien dat de kinderen van God in de christelijke gemeente te veel naar binnen gekeerd zijn. āDe kinderen van God zijn geen wandelende museumstukkenā, zei Tim Keller ooit. De kinderen van God moeten ook niet teveel op elkaar gericht zijn, maar ze staan in deze wereld, om de kracht van de genade in het Evangelie te verspreiden en de liefde van God door te geven.
Het Nieuwe Testament bevat talloze oproepen om Jezus te volgen. Zo zegt Jezus in het Evangelie van Johannes: āWie mij dient, moet mij volgenā (Johannes 12:26). Deze oproep impliceert een toewijding aan het leven en de leer van Christus, waarbij Zijn volgelingen worden uitgenodigd om Zijn voorbeeld na te streven.
Het volgen van Jezus betekent niet alleen het aannemen van Zijn leer, maar ook het actief deelnemen aan Zijn missie. In het Evangelie van Marcus roept Jezus Zijn eerste discipelen met de woorden: āKom, volg Mij, en Ik zal u vissers van mensen makenā (Marcus 1:17). Deze metafoor benadrukt de verantwoordelijkheid van gelovigen om anderen te bereiken en hen te introduceren in het geloof.
De grote opdracht, zoals verwoord in MattheĆ¼s 28:19-20, vormt een fundamentele pijler voor christelijke evangelisatie: āGa dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb.ā Deze passage onderstreept de universele missie van de kerk om het Evangelie wereldwijd te verspreiden.
De apostel Paulus benadrukt eveneens het belang van evangelisatie in zijn brief aan de Romeinen: āVoor dit evangelie schaam ik mij niet, want het is Gods reddende kracht voor allen die gelovenā (Romeinen 1:16). Paulusā woorden getuigen van een diepgewortelde overtuiging in de transformerende kracht van het Evangelie en de noodzaak om deze boodschap met anderen te delen.
Door de eeuwen heen hebben theologen het belang van een missionaire kerk benadrukt. Dietrich Bonhoeffer, een Duitse theoloog en verzetsstrijder, stelde dat de kerk slechts werkelijk kerk is wanneer zij er is voor anderen. Hij benadrukte dat de kerk haar bestaan ontleent aan haar opdracht om getuige te zijn van Christus in de wereld. Bonhoeffers visie roept de kerk op om niet in zichzelf gekeerd te zijn, maar juist naar buiten te treden en het Evangelie actief uit te dragen.
In lijn hiermee stelt de missionaire consulent Peter Visser dat de kerk in Europa opnieuw moet beseffen dat zij zich in een zendingsgebied bevindt. Hij merkt op dat in de loop van de twintigste eeuw het besef doordrong dat het hartland van het christendom begon te veranderen in een zendingsgebied. Deze realiteit vraagt om een hernieuwde inzet van de kerk om het Evangelie relevant te maken voor een postchristelijke samenleving.
De christelijke gemeente heeft de roeping om missionair te zijn. Dit houdt in dat zij niet alleen een toevluchtsoord is voor gelovigen, maar ook een gemeenschap die actief het Evangelie uitdraagt naar de wereld om haar heen. Zoals in de Handelingen der Apostelen wordt beschreven, verspreidden de eerste christenen het Evangelie met grote toewijding, ondanks tegenstand en vervolging. Deze toewijding dient als inspiratie voor hedendaagse gemeentes om hun missionaire roeping serieus te nemen.
De liefde van God, geopenbaard in Christus, vormt het hart van het christelijk geloof. Deze goddelijke liefde is onvoorwaardelijk, opofferend en eeuwig. Zoals de apostel Johannes schrijft: āWant God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeftā (Johannes 3:16). Deze daad van ultieme opoffering toont de diepte van Gods liefde.
Het genadeverbond is een uitdrukking van Gods soevereine keuze om een relatie met de christelijke gemeente aan te gaan, gebaseerd op Zijn genade en trouw. In Genesis 17:7 belooft God: āIk zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht na u, al hun generaties door, tot een eeuwig verbond, om u tot een God te zijn en uw nageslacht na u.ā Dit verbond toont Gods verlangen om Zijn volk te redden en met hen in relatie te staan.
Het genadeverbond is een relatie tussen God en de gelovigen, gekenmerkt door wederzijdse liefde en toewijding. Anselm GrĆ¼n schrijft: āDe liefde van God bevrijdt ons van angst en opent ons voor een leven in overvloed.ā Deze liefde nodigt ons uit tot een diepe, transformerende relatie met God.
In het Nieuwe Testament wordt dit verbond vervuld in Christus. De schrijver van de HebreeĆ«nbrief citeert God: āWant dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van IsraĆ«l zal sluiten, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand leggen en Ik zal die in hun harten schrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijnā (HebreeĆ«n 8:10). Dit toont de intimiteit en diepte van de relatie die God met de gelovige nastreeft.
De liefde van God in Christus en Zijn genadeverbond met ons vormen de basis van het christelijk leven. Ze roepen ons op tot een leven van geloof, gehoorzaamheid en wederliefde, in de wetenschap dat God ons eerst heeft liefgehad en ons heeft geroepen tot een eeuwige relatie met Hem.
De kinderen van God worden gekenmerkt door hun diepe liefde voor de goddelijke liefde, genade en barmhartigheid. Deze eigenschappen vormen de kern van hun geloof en dagelijkse wandel. Ze streven ernaar Jezus Christus te volgen, het Evangelie te omarmen en een leven te leiden dat trouw is aan de Bijbelse principes. Hun levensstijl weerspiegelt de nabijheid van Christus, en de liefde van Christus dringt hen om anderen te bereiken met de boodschap van genade.
De Bijbel benadrukt herhaaldelijk de onmetelijke liefde van God voor de mensheid. In 1 Johannes 4:9-10 staat: āHierin is de liefde van God aan ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat wij zouden leven door Hem. Hierin is de liefde: niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons liefhad en Zijn Zoon zond als verzoening voor onze zonden.ā Deze passage onderstreept dat Gods liefde het initiatief neemt en zich uitstrekt naar de mens, zelfs voordat wij Hem liefhebben.
De Puriteinse prediker Jonathan Edwards verwoordde dit als volgt: āDe liefde van God is een onuitputtelijke bron; hoe meer we eruit putten, hoe meer het stroomt.ā Dit benadrukt dat Gods liefde oneindig en altijd beschikbaar is voor degenen die ernaar zoeken.
Genade en barmhartigheid zijn centrale themaās in de Schrift. EfeziĆ«rs 2:8-9 leert ons: āWant uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is de gave van God; niet uit werken, opdat niemand zou roemen.ā Deze verzen maken duidelijk dat redding een geschenk is van God, niet gebaseerd op onze eigen verdiensten, maar op Zijn genade.
De Engelse theoloog John Stott schreef: āGenade is liefde die uitreikt naar mensen die in schuld verkeren en geen recht hebben op liefde.ā Dit benadrukt dat Gods genade zich uitstrekt tot de onwaardigen, en dat Zijn barmhartigheid ons redt van de straf die we verdienen.
De oproep om Jezus te volgen is een centraal aspect van het christelijk leven. In Lucas 9:23 zegt Jezus: āAls iemand achter Mij aan wil komen, moet hij zichzelf verloochenen, dagelijks zijn kruis opnemen en Mij volgen.ā Dit impliceert een dagelijkse toewijding en het afzien van eigen verlangens om Christus te dienen.
Thomas Ć Kempis benadrukte dit in zijn werk āDe Navolging van Christusā: āWie Mij volgt, wandelt niet in duisternis.ā Dit onderstreept dat het volgen van Christus leidt tot een leven in het licht, weg van de duisternis van de zonde.
De liefde van Christus motiveert gelovigen om het Evangelie met anderen te delen. In 2 KorintiĆ«rs 5:14-15 schrijft Paulus: āWant de liefde van Christus dringt onsā¦ opdat zij die leven, niet meer voor zichzelf leven, maar voor Hem Die voor hen gestorven en opgewekt is.ā Deze drang komt voort uit het verlangen dat anderen ook de reddende genade van God ervaren.
Charles Haddon Spurgeon, een prominente Engelse prediker, zei: āAls zondaars verdoemd moeten worden, laat hen dan over onze dode lichamen struikelen. Als zij moeten omkomen, laat hen dan omkomen met onze armen om hun knieĆ«n geslagen, smekend om te blijven.ā Dit krachtige beeld illustreert de urgentie en passie waarmee gelovigen het Evangelie moeten doorgeven.
De verkonding van het Evangelie speelt een cruciale rol in het oproepen van mensen tot geloof. Romeinen 10:14 stelt de retorische vraag: āHoe zullen zij dan Hem aanroepen in Wie zij niet geloofd hebben? En hoe zullen zij in Hem geloven van Wie zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen zonder iemand die predikt?ā
Tim Keller benadrukt: āPrediking is niet slechts uitleg en toepassing; het is oproepen tot een ontmoeting met God.ā Dit suggereert dat prediking een middel is waardoor God direct tot de harten van de mensen spreekt, hen oproepend tot geloof en bekering.
In Handelingen 1:8 belooft Jezus zijn volgelingen de kracht van de Heilige Geest om getuigen te zijn āzowel in Jeruzalem, als in geheel Judea en Samaria, en tot aan het uiterste der aarde.ā Deze tekst benadrukt dat evangelisatie niet beperkt is tot de directe omgeving, maar zich uitstrekt tot de uiteinden van de aarde.
De apostel Paulus benadrukt eveneens het belang van prediking in Romeinen 10:14: āHoe zullen zij dan Hem aanroepen, in Welken zij niet geloofd hebben? En hoe zullen zij in Hem geloven, van Welken zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen zonder prediker?ā Dit vers maakt duidelijk dat het horen van het Evangelie essentieel is voor geloof, en dat prediking daarom onmisbaar is.
Tim Keller heeft veel geschreven over de noodzaak en het doel van evangelisatie. Hij stelt: āHet diepste fundament van christelijke zekerheid is niet hoezeer ons hart op God is gericht, maar hoe onveranderlijk Zijn hart op ons is gericht.ā Deze uitspraak benadrukt dat onze motivatie voor evangelisatie voortkomt uit Gods liefde voor ons, die ons aanspoort deze liefde met anderen te delen.
Keller wijst ook op de transformerende kracht van het Evangelie: āHet enige wat de dood kan doen voor christenen is hun leven oneindig veel beter maken.ā Dit onderstreept de hoop en het nieuwe leven dat het Evangelie biedt, wat een krachtige drijfveer is om dit goede nieuws met anderen te delen.
Het Evangelie heeft de kracht om levens radicaal te veranderen. In Romeinen 1:16 schrijft Paulus: āWant ik schaam mij het Evangelie van Christus niet; want het is een kracht Gods tot zaligheid voor een ieder die gelooft.ā Deze kracht manifesteert zich niet alleen in persoonlijke transformatie, maar ook in gemeenschappen en samenlevingen die door de boodschap van Christus worden beĆÆnvloed.
De kracht van het Evangelie heeft als doel troost te bieden, zonden te vergeven en hoop te schenken. In Jesaja 61:1-2 wordt de Messiaanse opdracht beschreven: āDe Geest van de Heere HEERE is op Mij, omdat de HEERE Mij gezalfd heeft om een blijde boodschap te brengen aan de zachtmoedigenā¦ om te troosten allen die treuren.ā
Naast de eerder besproken passages, biedt de Bijbel verdere aanwijzingen voor de missionaire roeping van de gemeente. In 1 Kronieken 16:23-24 wordt opgeroepen: āZing voor de HEERE, heel de aarde, verkondig dag aan dag Zijn heil. Vertel onder de volken van zijn majesteit, aan alle naties Zijn wonderdaden.ā Deze verzen benadrukken het belang van het wereldwijd verkondigen van Gods redding en grootheid.
Jesaja 49:6 bevat een profetische uitspraak die de universele missie van Gods dienaar benadrukt: āIk maak je ook tot een licht voor de volken, opdat mijn heil reikt tot aan de einden der aarde.ā Deze passage onderstreept Gods intentie dat zijn boodschap alle naties bereikt.
Charles Spurgeon, een vooraanstaand prediker, stelde: āNa God is haast alles afhankelijk van de persoon die van de methode gebruikmaakt.ā Dit benadrukt dat, hoewel methoden belangrijk zijn, de toewijding en het karakter van de evangelist cruciaal zijn voor effectieve evangelisatie.
Een andere krachtige uitspraak komt van Augustinus: āAls je van het Evangelie overneemt wat je bevalt, dan geloof je meer aan jezelf dan aan het Evangelie.ā Dit benadrukt het belang van het volledig omarmen en verkondigen van de gehele boodschap van het Evangelie, zonder selectief te zijn.
Het Evangelie bezit een transformerende kracht die zowel individuen als gemeenschappen kan vernieuwen. In 2 KorintiĆ«rs 5:17 wordt deze transformatie beschreven: āDaarom, als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen.ā Deze vernieuwing vormt de kern van de christelijke boodschap en motiveert gelovigen om dit goede nieuws te delen.
Maarten Luther, de hervormer, benadrukte de centrale rol van het Evangelie in het leven van de gelovige: āHet Evangelie is de schat van de kerk.ā Deze uitspraak herinnert ons eraan dat het Evangelie niet alleen de basis is van ons geloof, maar ook de drijvende kracht achter onze missionaire activiteiten.
De Schotse prediker Robert Murray MāCheyne zei: āVoor elke blik die je op jezelf werpt, werp tien blikken op Christus.ā Dit moedigt gelovigen aan om, ondanks hun eigen tekortkomingen, hun focus te richten op de vergevende en troostende kracht van Christus.
Maar het daadwerkelijk volgen van Jezus is het doorgeven van het Evangelie, omdat het een onlosmakelijk onderdeel van het christelijk leven is. De Bijbel roept gelovigen op om discipelen te maken en het goede nieuws te verspreiden. Het is aan de christelijke gemeentes om deze roeping met passie en toewijding te omarmen, zodat het Evangelie blijft resoneren in een voortdurend veranderende wereld.
Praatmee