Geven vanuit armoede is waardevoller dan geven vanuit rijkdom

Wat kun je nou als eenling doen in een wereld waarin de uitdagingen hoog boven ons uitrijzen? Waar grote overstromingen getuigen van de onstuitbare verandering van het klimaat? Waar de ene na de andere oorlog verwoesting zaait? En waar de kerk, onze tempel, langzaam maar zeker afgebroken wordt? Al snel zijn we geneigd om al dat nieuws maar uit te zetten, we proberen het te vergeten. Het is te veel en we kunnen er toch niets aan doen.
Is dat zo? Wat we kunnen doen, is wat in het Marcusevangelie die schuifelende weduwe in de tempel deed: uit onze onmacht kunnen we altijd nog twee kleine muntjes geven. Dan, zegt Jezus, doen we meer dan de rijken die uit hun uitpuilende kluis doneren. Zo prikt hij allerlei waanbeelden door. Zoals het idee dat je pas de moeite waard bent als je in dure kleren rondloopt, bewonderend gegroet wordt op het marktplein, en een ereplaatsje op feesten krijgt.
Toen Hij de tempel verliet, zei een van zijn leerlingen tegen Hem: āMeester, kijk eens, wat een enorme stenen en wat een imposante gebouwen!ā Jezus zei tegen hem: āDie grote gebouwen die je nu ziet ā wees er maar zeker van dat geen steen op de andere zal blijven; alles zal worden afgebrokenā - Marcus 13:1-2.
Leegte
Want waarom heb je dat eigenlijk nodig? Als je de moeite waard bent, dan maakt het toch niet uit of je applaus krijgt? Of op het pluche van een ereplaatsje mag zitten? Daarnaar verlangen is geen teken van rijkdom maar van armoede, innerlijke armoede. Kennelijk is er een leegte in je, een schraalte die constant bevestiging nodig heeft. Dat maakt onvrij, want je wordt afhankelijk van anderen die jou applaus moeten geven of ereplaatsjes aanbieden.
Niet wie weinig geld heeft is arm, maar wie rijk is en almaar rijker wil worden. Dan gooi je veel geld in de offerkist in de hoop dat er daarboven op de muur een koperen plaatje wordt bevestigd, met in krulletters je naam: āIn dankbare gedachtenis aan de gulle gever die deze tempel in stand hielp houdenā. Maar hoezo, tempel? ... Jezus haalt zijn schouders op. Daarvan zal geen steen op de andere blijven ā weg koperen plaatje. Zoals ook vandaag kerkgebouw na kerkgebouw wordt afgebroken. Wat blijft er over?
Hart van de kerk
Er is iets wat blijft: het hart van de zaak, het hart van de tempel en kerk. Wat misschien zichtbaarder wordt dan ooit, is de rijkdom van de arme weduwe. Wat geld betreft was ze arm, maar innerlijk was ze zo rijk dat ze zelfs de paar muntjes die ze nog had, kon weggeven.
De tempel in Jeruzalem is allang verdwenen ā op een funderingsmuur na, die tegenwoordig de Klaagmuur heet ā maar haar verhaal wordt nog steeds overal ter wereld gelezen. Het gebaar van haar bevende hand, die tweeduizend jaar geleden in de schaduw van de enorme tempelmuren een paar muntjes geeft ā dat gebaar blijft bestaan. De rijken rondstappend in dure kleren zijn weg, maar haar gevende hand is er nog steeds. Die is eeuwig, als de hand van God.
Meebewegen
Onze ware rijkdom is God zelf die zich voortdurend aan de wereld geeft en die doet opbloeien, tegen alle verval en vernieling in. Dat we leven, dat we ademhalen, is al een bewijs van de gave van God. Elk mens is royaal bedeeld, schathemeltjerijk ā ook al heb je moeite om financieel de eindjes aan elkaar te knopen. Geven is goddelijk en kent een dynamiek van overvloed: wie geeft, blijft geven, uit de Bron die onophoudelijk opwelt.
Dit jaar is het goed te bedenken dat er in het hart van de kosmos een hand is die mateloos geeft. Wij zijn op onze plaats als we meebewegen met dat gevende gebaar. De weduwe kwam niet allereerst naar de tempel om iets te halen. Nee, ze wilde geven, met een dankzegging die in haar overstroomde. Haar hand was Ć©Ć©n met de gevende hand van God.
Dus wat kunnen we in 2025 doen? Ook wij kunnen onze hand openen en geven vanuit een verborgen rijkdom. Vaak beseffen we pas dat die er is, als we beginnen met geven. Onze paar muntjes zullen blijven, ook als de imposante krachten van vandaag als de steenblokken van de tempel voorbij zijn gegaan.
Mens, durf te geven!
Praatmee