Presentie van Gods volk in de wereld krijgt gestalte van de Gekruisigde

Tot op de dag van vandaag draagt Israƫl de last van de verkiezing. Het vertoont daarmee het gelaat van zijn Messias.
Het verhaal gaat dat aan het begin van de geschiedenis God Zijn Thora aanbood aan de volken van de wereld. Maar de volken bedankten voor de eer. Voor elk van hen bevatte de Thora wel een gebod dat God onmogelijk van hen kon vragen. Voor de kinderen van Ezau was dat het gebod āU zult niet doodslaan.ā Jakob had Ezau voorzegd: āVan je zwaard zul je leven.ā (Gen.27:40) De kinderen van Ammon en Moab struikelden over het gebod āU zult geen overspel plegen.ā Ze hadden hun bestaan te danken aan incest (Gen.19:30-38). Voor de kinderen van IsmaĆ«l was dat het gebod āU zult niet stelen.ā De Engel van de Heere had IsmaĆ«l een wilde ezel van een mens genoemd, een rover, en gezegd dat zijn hand tegen allen zou zijn (Gen.16:12). Toen God bij de kinderen van IsraĆ«l kwam, kreeg Hij een welwillend onthaal: āWij zullen Uw geboden doen en gehoorzamen.ā
De last van de Thora
Het verhaal suggereert dat de volken van de wereld vanwege een tragische weeffout in hun bestaan het niet in huis hebben om de last van de Thora te dragen. Alleen Israƫl zegt toe de geboden van God te zullen gehoorzamen om ze pas later te kunnen begrijpen. Het toont een optimisme waarvan het Oude Testament geen weet heeft.
Nog voordat God Zijn Thora aan IsraĆ«l kan geven, loopt het mis. Terwijl Mozes verblijft op de SinaĆÆ om de twee stenen tafelen in ontvangst te nemen, danst IsraĆ«l reeds rond het gouden kalf. āIk heb dit volk gezien, en zie, het is een halsstarrig volkā, zegt de HEERE tegen Mozes. Nog voordat IsraĆ«l maar ƩƩn voet in het beloofde land heeft gezet en het volk en masse belooft: āWij zullen de HEERE dienen, want Hij is onze Godā, bezweert Jozua dat hiervan geen sprake kan zijn. āU zult de HEERE niet kunnen dienen, want Hij is een heilig God, Hij is een na-ijverig God. Hij zal uw overtreding en uw zonden niet vergeven.ā (Joz.24:16-19)
Zelfs IsraĆ«ls groten ā Mozes, David, Salomo ā geven er blijk van dat de last van de Thora hun te zwaar is. Mozes mag het beloofde land zelf niet binnengaan omdat hij Gods bevel om tot de rots te spreken, negeert en besluit deze te slaan met de staf waarmee hij in Egypte wonderen had verricht. David, nota bene de man naar Gods hart, valt meermalen door de mand, met zijn overspelige relatie met Bathseba en de moord op zijn trouwste officier Uria als dieptepunt. Als hij aan het einde van zijn leven een tempel voor de HEERE wil bouwen, blijkt hij te veel bloed aan zijn handen te hebben. Salomo, de man die wel toestemming krijgt voor het bouwen van de tempel, trekt er zeven jaar voor uit terwijl hij maar liefst dertien jaar spendeert aan het bouwen van zijn eigen paleis. Hij struikelt ten slotte over zijn harem en eindigt zijn koningschap in afgoderij.
Gods persoonlijk eigendom
Het lijkt er, kortom, niet op dat de geschiedenis van Israƫl ontspringt aan het vrijwillig aanvaarden van de Thora. Israƫl is weliswaar hoeder van de Thora maar dan wel zijns ondanks. Dat is het verhaal dat we aantreffen in Deuteronomium 7:16-19.
De HEERE Zelf heeft IsraĆ«l uitgekozen, niet op basis van geschiktheid of welwillendheid, maar op basis van Zijn liefde. Achter Zijn liefde gaan geen diepere oorzaken schuil. God heeft IsraĆ«l lief omdat Hij hem liefheeft. Wel heeft die liefde verregaande consequenties. Ongevraagd is IsraĆ«l een āheilig volkā en Gods āpersoonlijk eigendomā.
Dit privilege heeft twee kanten. āPersoonlijk eigendomā is taal van het Oude Oosten, ontleend aan Assyrische en Hittitische verdragen die oppermachtige heren sloten met hun overwonnen vazallen. Om zijn vazalstatus waar te maken, zal IsraĆ«l aan de verplichtingen van het verbond met God moeten voldoen. Als Gods āheilig volkā moet het in radicale afzondering leven, wil het niet verstrikt raken in de vruchtbaarheidscultus van de afgoden.
Tegelijkertijd deelt IsraĆ«l in Gods beloften aan Abraham en in Abrahams roeping om een zegen te zijn voor de volken. Het slavenvolk krijgt het land KanaƤn als eeuwige erfenis in de schoot geworpen. Maar de landbelofte lijkt maar moeilijk te verenigen met de roeping om de volken tot zegen te zijn. Wanneer de HEERE de KanaƤnitische volken aan IsraĆ«l heeft uitgeleverd, moet het āhen volledig met de ban slaanā. Op Gods bevel kent IsraĆ«l geen genade (Deut.7:2). IsraĆ«l moet de altaren van de KanaƤnieten afbreken, āhun gewijde stenen in stukken slaan, hun gewijde palen omhakken en hun beelden met vuur verbrandenā (vs.5). Vrouwen, kinderen, babyās, ze mogen niet gespaard worden. Het zal een onmogelijke opgave blijken te zijn.
Israƫls geschiedenis eindigt in een impasse: het tienstammenrijk wordt in 722 v.Chr. gedeporteerd naar Assyriƫ en als het tweestammenrijk in 538 v.Chr., na zeventig jaar ballingschap in Babel, terugkeert naar zijn eigen land, is het niet werkelijk vrij maar blijft het grotendeels een speelbal van vreemde grootmachten. Zo lijkt Gods verkiezing Israƫl noodlottig te worden.
Slachtschapen
Meerdere keren heeft IsraĆ«l dat zelf voorvoeld. āMaar om U worden wij de hele dag gedood; wij worden beschouwd als slachtschapenā, klinkt het in Psalm 44:23. Onmiddellijk nadat in Psalm 89 God sprekend wordt ingevoerd en Hij verzekert dat Davids nageslacht voor eeuwig zal blijven en zijn troon heerlijk zal pralen, rijst de klacht: āMaar Ć hebt hem verstoten en verworpen, U bent verbolgen geworden op Uw gezalfde. U hebt het verbond met Uw dienaar tenietgedaan, U hebt zijn diadeem ontheiligd en op de aarde geworpen.ā (Ps.89:39-40)
In Jesaja 63 klinkt zelfs het verwijt: āHEERE, waarom doet U ons afdwalen van Uw wegen? Waarom verhardt U ons hart, zodat wij U niet vrezen?ā (vs.17) De woorden worden gevolgd door een sombere constatering: āSlechts korte tijd heeft Uw heilig volk het [land] in bezit gehad. Onze tegenstanders hebben Uw heiligdom vertrapt. Wij zijn geworden als mensen over wie U van oude tijden af niet hebt geheerst, die niet naar Uw Naam zijn genoemd.ā
De verkiezende God
Toch is dit niet het hele verhaal. De Schrift verhaalt niet alleen van de verkiezing van Israƫl. Daarboven uit torent de verkiezende God, Die Zich in Zijn toorn vanwege Israƫls onvermogen om aan de goddelijke roeping te voldoen toch niet definitief van Zijn volk kan afkeren. Een sprekend voorbeeld treffen we aan in Jeremia 4:19-21.
De vraag is wie in dit gedeelte aan het woord is. In de verzen ervoor en erna is de spreker onmiskenbaar God Zelf. Maar de verwijzing naar āde wanden van mijn hartā en de visualisering van het komende strijdtoneel suggereert dat hier de profeet spreekt. Toch lijdt het geen twijfel dat de emoties van de profeet een spiegelbeeld zijn van die van God Zelf. Het hart dat in ondraaglijke pijn ineenkrimpt in vers 19 is dat van Jeremia, maar het hart dat bitter getroffen wordt in vers 18 is dat van God.
Het is dan ook niet zo dat Gods verkiezing IsraĆ«ls noodlot is. Zoals Paulus later analyseert in Romeinen 7, is de Thora geen noodlottig geschenk. Het probleem ligt bij de mensen ā Joden Ć©n heidenen ā die het ontbreekt aan de heerlijkheid van God. De Thora vertelt mensen wel wat hun te doen staat, maar geeft hun niet de kracht te doen wat ze moeten doen. Wil Gods plan om de wereld te redden door middel van de roeping van IsraĆ«l kans van slagen maken, dan moet God Zelf orde op zaken stellen.
De geschiedenis herhaald
Zo daalde de eniggeboren Zoon van God, uit de Vader geboren voor alle eeuwen, om ons mensen en onze redding, neer uit de hemelen. De geschiedenis van IsraĆ«l herhaalt zich in Hem: Hij keert terug naar Egypte, Hij verblijft veertig dagen en nachten in de woestijn en hoewel Hij honger lijdt, krijgt de duivel geen vat op hem. Hij gaat onder in de Jordaan, Hij doorkruist het beloofde land, Hij geneest blinden en kreupelen, Hij drijft de demonen uit en ten slotte eindigt Hij Zijn leven aan het hout om de ātussenmuur, die scheiding maakteā, af te breken en zo tot zegen te zijn voor IsraĆ«l en de volken.
De verkiezing van Israƫl is hiermee niet ten einde. Weliswaar verwerpt het in meerderheid Jezus als Messias maar in hun verwerping voltrekt zich de verzoening van de wereld. Israƫls presentie in de wereld krijgt de gestalte van de Gekruisigde. De gruwel van de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70, de deportatie van honderdduizenden Joden uit Judea onder keizer Hadrianus in het jaar 135, de pogroms in de Middeleeuwen, de Holocaust, 7 oktober 2023: we ontmoeten in Israƫl het gelaat van zijn gekruisigde Messias.
Centrum
In de kathedraal van het Engelse Hereford hangt de Mappa Mundi, de oudste en grootste middeleeuwse kaart van de wereld. Slechts drie continenten ā Europa, AziĆ« en delen van Noord-Afrika ā vertegenwoordigen het bewoonde deel van de bekende wereld. Europa en AziĆ« zijn omgedraaid. AziĆ« en het Oosten, waar de zon opkomt en vanwaar men Christus uit de hemel verwachtte, staan bovenaan. Zoals men in de Middeleeuwen gewoon was, plaatst de kaart Jeruzalem in het centrum van de wereld. Als het meest omstreden gebied op aarde is Jeruzalem het centrum van de wereld in de gedaante van het kruis.
Het is het tegoed van Israƫls verkiezing, want de genadegaven en de roeping van God zijn onberouwelijk. (Rom.11:29) Hoezeer het einde van de wereldgeschiedenis zich wellicht zal toespitsen op de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem zal neerdalen uit de hemel als een tent waar God zal wonen bij de mensen, Joden en heidenen (Openb.21:2-3).
Dr. Henk Dijkgraaf is hoofdredacteur van De Waarheidsvriend. Geïnteresseerd in meer lezenswaardige artikelen? Neem een jaarabonnement (⬠53). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van deze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor ⬠10,-!
Praatmee