Dit artikel is nu opgeslagen in je
dashboard.
Bewaar artikelen in je dashboard.
Het dorp waar ik geboren ben, ligt aan de Veluwezoom. Ik speelde eigenlijk altijd buiten en was een gelukkig kind. Maar door seksueel misbruik, waarbij me het zwijgen werd opgelegd, ontwikkelde ik eetproblemen. Die zwijgplicht maakte ook dat ik moeilijk bereikbaar werd voor mijn ouders.
Toen een vriend van mij stierf, bleef ik zitten op school. Al vroeg ging ik op zoek naar de zin van het leven. Ik koos voor de studie theologie, in de hoop God te vinden. Maar ik vond Hem niet. Wel vond ik een kleine geloofsgemeenschap. Daar adviseerde men mij om naar een dokter te gaan vanwege mijn eetproblemen. Die dokter verwees me naar een kliniek. De opname deed me geen goed. Een alcoholiste in mijn groep werd verliefd op me en was opdringerig. Dat was ingewikkeld. Misbruik door een verpleegkundige maakte het er niet beter op. Hij werd overgeplaatst en daarmee was de kous af. Bezoek van familie, van studiegenoten of vanuit de gemeente, kreeg ik nauwelijks. Na twee jaar werd me gezegd: ‘Op je verstand zul je het wel redden.’ Ik pakte een nieuwe studie op, omgangskunde en gezondheidskunde. Daarnaast sloot ik me aan bij een vrouwenhuis. Ik deed aan transcendente meditatie en karate. De vrouwenbeweging was als een warm bad. Ons motto was: ‘Alle vrouwen zijn lesbisch, behalve die het nog niet weten.’ Ik had meerdere relaties, deed mee in een heksenkring en legde me toe op waarzeggerij.