Met welke indicaties kloppen cliënten over het algemeen bij Daphne aan? “Het zijn niet altijd diagnoses maar wel vaak bepaalde thema’s. Sommige jongeren willen bijvoorbeeld bepaalde emoties beter leren reguleren of werken aan hun zelfbeeld. Het aangeven van grenzen is ook vaak iets waar veel jongeren mee worstelen. Dit zijn zaken die kunnen spelen bij een depressie of angststoornis. Het zijn de onderliggende vragen en thema’s waar je dan mee aan de slag gaat. De meeste jongeren komen gedurende een half jaar, één keer in de twee weken langs. Eerst vindt er dan voorafgaand aan de sessie een intakegesprek bij een collega plaats. We wisselen de therapie ook wel af, dat ze de ene week cognitieve gedragstherapie volgen en de week erop bij mij komen bijvoorbeeld. Maar een sessie kan ook eenmalig zijn.”
Gedragsverandering
Wanneer ziet Daphne haar inspanningen beloond worden? “Als iemand meer inzicht gekregen heeft in zichzelf en daar gezonder gedrag aan kan koppelen. Dat je in de acties van degene merkt dat hij/zij beter met zijn situatie om kan gaan. Een jongere gaat bijvoorbeeld eerder naar bed of gaat anders met zijn ouders om. Dan zie je dat diegene het geleerde echt gaat toepassen. Of jongeren dragen opeens andere kleren omdat ze die leuker vinden en zich minder aantrekken van wat anderen van hen vinden. Daar word ik erg blij van.”
Er zijn in Nederland enorme wachtlijsten op het gebied van psychische zorg. Vooral veel jongeren geven aan met mentale klachten te kampen tegenwoordig. Hoe kijkt Daphne hier tegenaan? “Er is inderdaad meer vraag naar hulp. Maar die vraag is niet altijd terecht. Ik denk dat er ook een groep jongeren en kinderen is die normaal gesproken geen hulp zouden krijgen maar dat nu wel krijgt. Zij kampen met een vrij lichte problematiek zou je kunnen zeggen. Hierdoor raakt de zorg overbelast en blijft er minder tijd over voor de groep die met zwaardere problemen te maken heeft. Ik ben zelf ook ouder van twee jonge kinderen en je denkt dan al snel: ‘Oei, is mijn kind wel normaal? Kan het wel meekomen op school?’ Ik denk dat dit wel een trend is. We proberen ouders daarom te begeleiden in het normaliseren van bepaalde gevoelens. Maar ook te kijken waar het eigen netwerk ingezet kan worden en hoe andere jongeren van dezelfde leeftijd met dezelfde situaties omgaan. Het lijden hoort ook bij het leven. Maar we kunnen daar niet altijd goed mee omgaan in deze maatschappij.”
Tien jaar geleden lag de drempel voor het vragen van psychische hulp bij jongeren nog veel hoger volgens Daphne. “Ouders denken nu soms ook: ‘Als we er niet snel bij zijn, gaat het straks helemaal mis.’ De ernstige verhalen die je dan in de media hoort over middelengebruik en dergelijke kunnen heel beangstigend zijn voor ouders.”
Toch lijken er juist ook heel veel (overheids)campagnes gericht te zijn op het eerder aan de bel trekken bij psychische klachten. Hoe kijkt Daphne daar dan tegenaan? “Er zijn ook schrijnende gevallen waarbij mensen te laat om hulp vragen. Maar je moet het complete systeem goed onder de loep nemen. Scholen, de huisarts, de gemeente, de kerk en familie kunnen ook allemaal een rol spelen bij sommige hulpvragen. Kan iemand daar ook terecht? Moet het altijd binnen de professionele hulpverlening opgelost worden? Of kan iemand ook één keer in de twee weken met een tante iets gezelligs gaan doen? Of een tijdje bij opa en oma logeren? Ik zeg niet dat dit altijd de oplossing is, maar een deel van de jeugd zal er wel een stuk mee geholpen worden. Bespreek de problemen van je kind eerst eens als ouders onderling op een feestje of verjaardag bijvoorbeeld.”
Individualisering
Zou de grotere vraag naar professionele hulp op psychisch gebied dan vooral komen door de individualisering van de maatschappij? Daphne antwoordt bevestigend. “Dat lijkt mij wel. We zien dat er veel minder een beroep wordt gedaan op het eigen netwerk. Het is niet meer normaal om op de koffie bij de buurvrouw je problemen te delen. Jongeren hebben daarnaast een klap gehad van corona waardoor ze minder mensen konden ontmoeten, terwijl dat juist voor hen zo belangrijk is. Ook zien we dat zij tegenwoordig hele grote woorden gebruiken. Ze zeggen bijvoorbeeld sneller: ‘Ik ben depressief’, waar ze eerder nog ‘Ik heb een rotdag’ zeiden. Daarom beantwoordt de helft van de jongeren de vraag of ze depressief zijn bevestigend. Maar als je dan alle kenmerken van een depressie afgaat heeft iemand niet een echte depressieve stoornis. Je kunt dan eerder spreken van een rotdag. Jongeren maken dingen soms heel groot in hun leven, dat mag ook best. Maar je moet dat wel in het juiste perspectief kunnen plaatsen.”
Wat maakt de hulpverlening die Daphne en Eleos verlenen specifiek christelijk? “Dat is vooral de hoop en het perspectief dat we hebben. We weten waar we onze kracht vandaan mogen halen. God ziet onze problemen, Hij heeft het goede met ons voor. Maar jongeren worstelen soms ook met hun geloof of hebben bepaalde vragen. Dat je weet welke achtergrond ze hebben en hier samen over kunt praten vormt dan al een groot deel van de behandelrelatie die je met elkaar hebt. Zo’n relatie maakt 80 procent van de hele therapie uit zeggen onderzoekers. Als je een goede klik hebt maakt het soort therapie of protocol dus niet eens zo heel veel uit. Daar helpt het christen zijn dus erg in mee. Je kunt er allerlei vragen over stellen en begrijpen waar jongeren vandaan komen.”
