Het theologische Jenga-spel: mag er geschud worden aan christelijke dogma’s?

“Wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar onderga een metamorfose door de vernieuwing van uw denken (nous), opdat gij moogt erkennen wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene.” (Romeinen 12:2)
Ken je het Jenga-spel? Het gaat om allemaal kleine blokjes hout waarmee een hoge toren wordt gebouwd. De bedoeling is om ergens uit de toren een blokje hout weg te trekken en tegelijk ervoor te zorgen dat de toren zo lang mogelijk overeind blijft staan. Hoe lager het blokje dat je eruit trekt, hoe groter de kans dat de toren omvalt. Zie de toren als het theologische huis waarin we ons veilig voelen. De afzonderlijke blokjes van het bouwwerk zijn de christelijke dogma’s. Durven we bepaalde leerstellingen te bevragen en in twijfel te trekken? Of zijn we bang dat ons hele theologische bouwwerk dan in elkaar stort? Hoe vaak kiezen we voor het vasthouden van wat we hebben, vanuit angst om ons geloof te verliezen?
Vijfentwintig jaar geleden was mijn theologische Jenga-toren een stevig en overzichtelijk bolwerk. Ik wist precies hoe het zat met hemel en hel, zonde en genade en wat de blijde boodschap (evangelie) inhield. Het was voor mij overduidelijk wat dwaalleer was. Alles wat in strijd was met de bouwstenen van mijn theologische toren.
Vaak is een crisis in ons leven nodig om aan het theologische Jenga-spel te beginnen. Bij ons (mijn vrouw en mij) was dat het moment waarop één van onze kinderen besloot het hele christelijke geloof over boord te gooien. In een paar weken tijd ging het van zondags op het podium deel uitmaken van het aanbiddingsteam en vol voor de Heer willen gaan naar het verwijderen van alles uit haar kamer wat met het christelijke geloof te maken had. Het voelde voor ons alsof onze wereld instortte. We worstelden met de vraag welke consequenties dit voor haar eeuwige bestemming zou hebben.
Na verloop van tijd begonnen we ons af te vragen of onze (menselijke) liefde voor onze dochter groter kon zijn dan de liefde die God voor haar had? Dat leek ons onmogelijk. Zodoende kregen we steeds meer vragen bij het hemel en hel narratief, waarmee we vertrouwd waren. Vanaf dat moment lichtte er bij het lezen van de Bijbel hele andere teksten op dan voorheen, zoals “God zal alles en in allen zijn” (1 Kor.15:28). Als God eenmaal alles en in allen zal zijn, dan kan daar toch niemand buiten vallen? Of een tekst als “God wil dat alle mensen behouden worden en tot erkentenis der waarheid komen” (1 Tim.2:4). Kan de gevallen mens Gods wil dwarsbomen? Dat zou duiden op de onmacht van God, die zijn wil niet kan waarmaken.
De mooie dogmatische volzinnen over de verborgen en de geopenbaarde wil van God, die ik tijdens mijn theologieopleiding uit mijn hoofd moest leren, bleken ineens geen houvast meer te bieden. Zolang de impact ervan op een veilige afstand blijft, is het makkelijk om aan dit soort dogmatische antwoorden te blijven vasthouden, maar als het je eigen kinderen betreft, dan blijken er ineens scheurtjes te ontstaan in het robuuste bolwerk. Hoewel de toren nog wel rechtop stond, was het eerste blokje van onze theologische Jenga-toren verwijderd. En daar bleef het niet bij…
We begonnen vragen te krijgen over de - binnen de westerse theologie gangbare - visie op het kruis, de zogenoemde satisfactieleer (verzoening door voldoening). Hoe liefdevol is het als Jezus plaatsvervangend de straf heeft moeten dragen die wij verdiend hebben, voordat God ons genadig kan zijn? Is dat te rijmen met de onvoorwaardelijk liefde van Gods wezen? Als wij de ander moeten vergeven, zoals God ons vergeven heeft, waartoe Paulus ons oproept (Ef.4:32), staan wij dan ook in ons recht om onze boosheid en woede eerst ergens te ontladen, voordat we de ander vergeving schenken? Is het echt rechtvaardig als ik, om mijn dochter te kunnen vergeven, eerst een andere dochter de straf laat dragen? Allemaal vragen die het fundament van onze theologische Jenga-toren op haar grondvesten deed trillen. Je laat diepgewortelde dogma’s niet zomaar even los. Het is een pijnlijke geloofsworsteling geweest, een proces waarin we het oude en o zo vertrouwde geloofsfundament onder ons voelden wegzakken.
Tijdens dat proces kwamen we steeds meer tot de ontdekking dat onze kijk op het evangelie volledig gebaseerd was op de kennis van goed en kwaad. Het ‘evangelie’ waarin we als westerse christenen zijn gaan geloven, waarvan de verzoening door voldoening de kern is, valt alleen uit te leggen zolang we eten van de boom van kennis van goed en kwaad. Het is gericht op het oppoetsen van de oude mens, het vlees. Hebben wij Jezus nodig als zondoffer om onze oude mens te rechtvaardigen of kwam Jezus om onze ogen te openen voor de nieuwe mens, Christus in ons? Was het kruis nodig om de oude mens vrij te spreken of om ons te bevrijden van de oude mens?
Een ander blokje uit het fundament van de Jenga-toren is onze interpretatie van Genesis 3, waarin de zogenoemde zondeval staat beschreven. Gaat het bij de val (in de grondtaal wordt niet gesproken over een zonde-val, maar over een val) werkelijk om de zonden van de mens (hoogmoed en ongehoorzaamheid)? Of zou er vanuit Gods perspectief sprake geweest kunnen zijn van een noodzakelijke val als onderdeel van het scheppingsproces? Ligt de verantwoordelijkheid dan wel bij de mens of is het God die zijn masterplan dwars door alle moeite en lijden heen, ten uitvoer brengt? Zou het dan niet rechtvaardig zijn dat de hele schepping zal delen in de uiteindelijke verlossing van de vloek van zonde en dood, die door de val van kracht is geworden? Bijzonder lastige vragen waar we niet voor zijn weggelopen. De eeuwenoude antwoorden van de christelijke theologie waarmee we zijn opgegroeid, waren voor ons niet langer meer bevredigend.
Zo’n tien jaar geleden stortte uiteindelijk onze hele theologische Jenga-toren in. Het christelijke geloof had voor ons afgedaan. We geloofden nog wel in God als de eeuwige Bron van onvoorwaardelijke Liefde, waaruit alles is voortgekomen en dat het uiteindelijk met de hele schepping goed zal komen. Maar hoe het zit met alles daar tussenin, daar hielden we ons niet meer mee bezig. Na ons vertrek uit de kerk bleek dat de diepgewortelde overtuigingen van het oude bouwwerk nog niet gelijk uit ons leven verdwenen waren. Er volgde een periode van zeven jaar waarin het ‘oude denken’ langzaam maar zeker uit ons systeem verdween. Ons bewustzijn werd gereinigd van het denken in goed en kwaad, waardoor er ruimte kwam voor het denken zonder veroordeling en vanuit verbinding met de hele schepping.
In het voorjaar van 2020, vlak voordat corona (kroon) de wereld binnenkwam, had ik een bijzondere geestelijke ervaring. Binnen enkele weken kwam de passie voor het christelijke geloof en voor de christelijke kerk sterker terug dan voorheen. Hetzelfde gebeurde met het roepingsbesef dat vanaf mijn tienerjaren een belangrijke rol in mijn leven had gespeeld, maar dat helemaal verdwenen leek. Ik begon weer in de Bijbel te lezen, maar nu met een andere bril. Diepe dankbaarheid en vreugde sprongen op in mijn hart. Onvoorwaardelijke liefde zonder veroordeling voor alles en iedereen begon vanuit mijn binnenste te stromen. Ik wil mensen niet meer naar het vlees kennen, maar Christus in iedereen zien. Het oude is voorbijgegaan, zie alles is nieuw geworden (2 Kor.5:17).
Het duurde niet lang of er had zich een nieuwe Jenga-toren gevormd. Een toren die er nooit had kunnen komen, als de oude niet was ingestort. Inmiddels schenken we de jonge wijn van het koninkrijk in nieuwe - zuurdesemvrije - zakken. Hoe geweldig de nieuwe toren inmiddels aanvoelt, we blijven het Jenga-spel spelen.
Peter Overduin schrijft blogs over zijn visie voor een nieuwe Reformatie in de kerk van Nederland. Samen met zijn vrouw Petra werken ze beiden fulltime vanuit stichting Way of Grace aan hun droom.
Praatmee