Hoe ontvingen profeten Gods boodschap? 5 uitdrukkingen uitgelicht
![Jan Hoek en Mart-Jan Paul Jan Hoek en Mart-Jan Paul](https://images.cvandaag.nl/artikel-foto/e47d3683f5ac63376a748d528f3cd29a/jan-hoek-en-mart-jan-paul.png)
Er waren verschillende manieren waarop de profeten Gods boodschap konden ontvangen. We behandelen hieronder diverse uitdrukkingen die gebruikt worden: het horen van een stem, woorden van een engel, Geestvervoering, het komen van de Geest en de hand van God op de ontvanger.
Het horen van een stem
In de tijd van Samuël is het woord van de HEERE schaars en is er geen visioen dat in de openbaarheid komt (1 Sam. 3:1). Er zijn dus weinig profetische activiteiten. In die omstandigheden wordt de jonge Samuël geroepen. Uit de geschiedenis blijkt dat Eli (als hogepriester) dit eerst niet in de gaten heeft en ook dat Samuël hiermee geen ervaring heeft. ‘Het woord van de HEERE was nog niet aan hem geopenbaard.’ (vs. 7) Na verloop van tijd ontvangt Samuël meer woorden van God (ook in ‘verschijningen’) en het volk merkt dat de boodschappen uitkomen. Het gevolg is dat heel Israël zijn positie erkent (vs. 19-21).
Engel
Na de scheuring van het rijk blijkt er in Bethel een oude profeet te wonen (1 Kon. 13:11). Hij vertelt aan de man van God die een boodschap aan Jerobeam doorgaf: ‘Ik ben ook een profeet, zoals u, en een engel heeft door het woord van de HEERE tot mij gesproken.’ (vs. 18) Hij noemt een engel als bemiddelaar. Uit de inhoud van de boodschap blijkt echter dat de oude man loog.
De profeet Daniël ontvangt van een engel informatie over de geestelijke strijd die gaande is en over de toekomst (Dan. 10-12). De profeet Zacharia krijgt in zijn nachtgezichten toelichtingen van een engel (Zach. 1-6).
Geestvervoering
Wanneer de profeet Samuël Saul tot koning zalft, noemt hij als teken dat Saul een groep profeten zal tegenkomen die zal afdalen van een offerhoogte. ‘Zij hebben luiten, tamboerijnen, fluiten en harpen bij zich, en zij zijn aan het profeteren.’ (1 Sam. 10:5) Dan zal de Geest van de HEERE vaardig worden over Saul en zal hij ook gaan profeteren. Even later gebeurt dit ook (vs. 10-13).
De term ‘profeteren’ wordt ook wel vertaald met ‘in (geest)vervoering raken’. Dit gebeurt op grond van 1 Samuël 19:20-24, maar het Hebreeuwse woord hoeft niet te wijzen op een vorm van extase. Het profeteren kan bestaan hebben uit het loven van God met muzikale begeleiding en uit het doorgeven van boodschappen van de Heere.
Geest
De relatie tussen het werk van de Geest en het profeteren komt herhaaldelijk naar voren. Dat betreft het profeteren van de zeventig oudsten (Num. 11) en het genoemde voorbeeld van Saul. De profeet Ezechiël vermeldt meermalen dat de Geest van God op hem komt (2:2; 3:24; 11:5), en ook dat de Geest hem verplaatst naar een andere regio om daar iets te tonen (3:12,14; 8:3; 43:5). Bij de profeet Joël klinkt de belofte dat God Zijn Geest zal uitstorten op alle vlees (namelijk de Israëlieten), zodat zij zullen profeteren, en (profetische) dromen en visioenen zullen zien (Joël 2:28-29). Nehemia zegt in zijn gebed: ‘Vele jaren bent U geduldig geweest ten opzichte van hen, en hebt U hen door Uw Geest gewaarschuwd, door de dienst van Uw profeten, maar zij namen het niet ter ore.’ (Neh. 9:30)
Hand van de HEERE
De profeet Ezechiël gebruikt de uitdrukking dat de hand van de HEERE op hem was (1:3; 3:14). Dat gebeurt ook in 8:1. In die beschrijving is het opmerkelijk dat de oudsten van Juda voor hem zitten (vgl. ook 14:1; 20:1). Op dat moment krijgt de profeet een visioen te zien, en dus niet ’s nachts of in de eenzaamheid.
Tijdens de veldtocht van Joram en Josafat tegen Moab trekt de profeet Elisa mee (2 Kon. 3). Wanneer er gebrek aan water is, raadplegen de koningen Elisa. Deze vraagt om de komst van een musicus, waarmee waarschijnlijk een lier- of harpspeler bedoeld is. Toen die ging spelen, ‘gebeurde het dat de hand van de HEERE over hem kwam’ (vs. 15). Daarna geeft de profeet de opdracht geulen in de wadi te graven.
Ware en valse profeten
Eerder kwam reeds ter sprake dat er profeten zijn die niet door de Heere gezonden zijn. Zij kunnen in de naam van andere goden spreken, of ze hebben boodschappen verzonnen die niet uitkomen (Deut. 13 en 18). Het onderwerp ‘ware en valse profetie’ heeft een bijzondere plaats in het boek Jeremia. De aanduiding ‘valse’ veronderstelt een verkeerde opzet, maar het is ook mogelijk dat de profeten zelf overtuigd waren van de juistheid van de boodschap. Andere aanduidingen, zoals ‘gezonden en niet-gezonden profeten’ of ‘wettige en onwettige profeten’ zijn ook bruikbaar. Geheel neutrale termen zijn in dit verband niet mogelijk.
De profeet Jeremia ontvangt boodschappen van God en geeft deze door. Er zijn echter ook andere profeten, met tegenovergestelde boodschappen. De Septuaginta vertaalt voor de duidelijkheid soms met ‘pseudoprofeet’, maar de Hebreeuwse tekst geeft dit onderscheid niet, en voor de hoorders in die tijd moet het zeer verwarrend zijn geweest.
In hoofdstuk 28 komt Jeremia tegenover Hananja te staan. Hananja profeteert dat het juk van de koning van Babel binnen twee jaar verbroken zal worden en dat koning Jojachin (Jechonia) en de weggevoerde tempelschatten uit de ballingschap naar Jeruzalem zullen terugkeren. De profeet Jeremia spreekt dit echter tegen: ‘Luister toch, Hananja, de HEERE heeft u niet gezonden. Ú echter hebt dit volk op leugen doen vertrouwen.’ (vs. 17) Daarna kondigt hij de spoedige dood van Hananja aan, en deze voorzegging komt uit. Op die manier komt het volk te weten wie echt het woord van de Heere spreekt.
Behalve op grond van de uitkomst van de profetie kon het volk ook op grond van andere zaken vaststellen wie een ware of valse profeet van de Heere was. Enige belangrijke kenmerken van valse profeten zijn:
a) Ze spreken woorden die het volk en het koningshuis welgevallig zijn; ze hebben nooit een confronterende (onheils)boodschap.
b) Ze roepen niet op tot bekering, maar stijven de zondaren in hun verkeerde gedrag (Jer. 23:14,17,22).
c) Ze hebben zelf een verkeerde levenswandel en tonen immoreel en goddeloos gedrag (Jes. 28:7; Jer. 23:11,14; 29:23).
d) Ze spreken woorden die niet in overeenstemming zijn met de Thora en de boodschap van de eerdere, ware profeten. Consistentie met de Thora (Jes. 8:19-20; Jer. 6:16) en eerdere profetie (Jer. 25:4; 26:5; 28:8) kenmerkt de ware profeten.
Deze kenmerken zijn nauw verwant met elkaar en overlappen elkaar ook gedeeltelijk. Ze kunnen globaal ingedeeld worden in twee groepen: de levenswandel van de profeet en zijn boodschap.
Smaakt bovenstaand boekfragment van prof. dr. Mart-Jan Paul en prof. dr. Jan Hoek naar meer? Bestel hier dan het boek 'Een stem uit de hemel. Gods spreken in de Bijbel en in onze tijd'.
Praatmee