Hoofdlettergebruik in de Statenvertaling is geen achterhoedediscussie
De eerste druk van de Statenvertaling dateert van het jaar 1637. In de negentiende eeuw, dus twee eeuwen later, is er een bepaald hoofdlettergebruik geïntroduceerd in de Statenvertaling* dat betrekking heeft op de persoonlijke voornaamwoorden (mij, hij) en de bezittelijke voornaamwoorden (mijn, zijn), de zogenaamde eerbiedskapitalen. En sindsdien heeft de Statenvertaling dat specifieke hoofdlettergebruik.
Mijn stelling is nu dat deze eerbiedskapitalen een meer gelaagde en daardoor veel rijkere lezing van de Heilige Schrift verhinderen. Deze stelling wil ik graag toelichten met een Schriftuurlijk voorbeeld uit het Bijbelboek Richteren, hoofdstuk 14, waarin het gaat over Simson, de Nazireeër Gods en richter.
De verzen 5 en 6 zijn hierna weergegeven in drie Bijbelvertalingen, waarvan de eerste twee, de Authorized Version en de Statenvertaling 1657, de eerbiedskapitalen niet kennen.
5. Then went Samson down, and his father and his mother, to Timnath, and came to the vineyards of Timnath: and, behold, a young lion roared against him.
6. And the Spirit of the LORD came mightily upon him, and he rent him as he would have rent a kid, and he had nothing in his hand: but he told not his father or his mother what he had done.
Judges 14 Authorized Version
what he had done
1. what the Spirit of the LORD had done
2. what Samson had done
5. Alsoo gingh Simson met sijnen vader ende sijne moeder henen af, na Thimnath: als sy nu quamen tot aen de wijngaerden van Thimnath; siet daer, een jonge leeuw, brullende hem te gemoete.
6. Doe wert de Geest des HEEREN veerdigh over hem, dat hy hem van een scheurde, gelijck men een bocksken van een scheurt, ende daer en was niets in sijne hant: doch hy en gaf sijnen vader ende sijner moeder niet te kennen, wat hy gedaen hadde.
Richteren 14 Statenvertaling 1657
wat hy gedaen hadde
1. wat de Geest des HEEREN gedaen hadde
2. wat Simson gedaen hadde
5. Alzo ging Simson met zijn vader en zijn moeder henen af naar Timnath. Als zij nu kwamen tot aan de wijngaarden van Timnath, ziedaar, een jonge leeuw, brullende hem tegemoet.
6. Toen werd de Geest des HEEREN vaardig over hem, dat hij hem vaneenscheurde gelijk men een bokje vaneenscheurt, en er was niets in zijn hand; doch hij gaf zijn vader en zijn moeder niet te kennen wat hij gedaan had.
Richteren 14 Statenvertaling
wat hij gedaan had
1. wat Simson gedaan had
Nu, wat ik wil duidelijk maken is het volgende: tijdens mijn persoonlijk Bijbellezen in de Authorized Version, in Judges 14, las ik de woorden: what he had done. En toen heb ik mij de 'kinderlijke' vraag gesteld: who is he?
Toen ging ik terug naar het begin van het Bijbelvers, en toen wist ik het antwoord: the Spirit of the LORD! Zo mooi vond ik dat, om te ontdekken dat Simson aan zijn vader en moeder had kunnen vertellen wat God, de HEERE, wat de Geest van God, gedaan had! Eerst God alle eer!
Maar he is ook Simson zelf, want hij, Simson, was er ook helemaal bij betrokken. Daarom ook: wat Simson gedaan had, in de tweede plaats.
Eerst God, dan de mens.
En het is niet nodig om een keuze te maken, want deze twee betekenissen, die naar mijn overtuiging beide waar zijn, laten de gelaagdheid en de ongekende rijkdom van de Heilige Schrift zien.
Echter, dit alles gaat niet op voor de huidige Statenvertaling - zoals hierboven is te zien -want in die Bijbelvertaling verwijst het woord hij - met een kleine letter - altijd uitsluitend naar een mens.
Conclusie
Met de woorden over Simson uit het Bijbelboek Richteren heb ik willen aantonen, wat (naar mijn overtuiging) voor de Heilige Schrift als geheel geldt, namelijk: In een Bijbelvertaling zonder eerbiedskapitalen zijn er, voor de woorden mij en mijn of hij (hem) en zijn, voorkomende in een bepaald Bijbelvers, telkens de volgende drie mogelijkheden:
1. De woorden verwijzen naar God alleen (Jesaja 51:3).
2. De woorden verwijzen naar God en naar de mens (Psalm 22:9*).
3. De woorden verwijzen naar de mens alleen (Psalm 51:4-5).
* Dit zeiden zij van David en van de Christus.
De leiding van de Heilige Geest, de Geest van God, kennis van de Heilige Schrift en van de geloofsleer, en geoefend zijn in het Bijbellezen, zijn benodigd om per uniek woordje mij / mijn (en soortgelijke woorden) de keuze te maken tussen deze drie opties.
Op grond van de (nu toegelichte) stelling wil ik het volgende pleidooi houden: Mijn pleidooi is om het in de negentiende eeuw ingevoerde hoofdlettergebruik, de eerbiedskapitalen, volledig uit de Statenvertaling te halen, opdat een meer gelaagde en rijkere lezing van de Heilige Schrift ontsloten wordt, welke dan is tot de meerdere eer en glorie van de Naam aller namen, de Naam van God, de HEERE.
Lourens Dorst (rechtsboven op de kleine foto) is belijdend lid van de Hersteld Hervormde Kerk.
* bron: Gereformeerde Bijbelstichting | bron Schriftplaatsen: www.Statenvertaling.nl
Praatmee