De opvatting dat na-Bijbels Israël een uitzonderlijke religieuze status bezit is onhoudbaar

Bittere herinneringen van medeplichtigheid aan misdaden tegen de Joden hebben het bewustzijn van veel christenen in de westerse wereld bezwaard. Gevoelens van collectieve schuld en schaamte hebben de weg vrijgemaakt voor sterke reacties, culminerend in recente kerkelijke schuldverklaringen aan het adres van het Joodse volk. Die gevoelens en reacties hebben zich aangesloten bij de eeuwenoude aangevochten gedachte dat na-Bijbels Israël of het Joodse volk een speciale religieuze positie zou bezitten in Gods heilsplan en daarom in een uitzonderlijke relatie tot de Kerk zou staan.
Mede onder invloed van Engelse Puriteinen ontwikkelde deze gedachte zich in piëtistische kringen in Nederland vanaf de nadagen van de zestiende-eeuwse Reformatie. In die nieuwere opvatting gaat het om iets anders dan de in de christelijke traditie onbetwiste relatie tussen de Kerk en Gods openbaringsgeschiedenis via het oude Bijbelse Israël. Volgens de nieuwere invulling zou het huidige na-Bijbelse Israël, als het specifieke ‘volk van God’, een unieke plaats en een bijzondere toekomst in Gods heilsplan hebben behouden en daarom een uitzonderlijke, ‘onopgeefbare’ relatie met de Kerk hebben. Velen hebben dat idee omarmd als een Bijbels dogma, inclusief de verreikende theologische en politieke gevolgen ervan. Dit artikel laat de politieke impact grotendeels rusten.
Maar de vraag is of zo’n vermeende uitzonderlijke positie voor één etnische groep in overeenstemming kan worden gebracht met de theologische gevolgen van wat de apostel Paulus zegt over juist de opheffing van etnische scheidingsmuren (Efeze 2:14), over de gelijkheid in Christus tussen Jood en Griek (Galaten 3:28), en over de niet-etnische en universele betekenis van de kwalificatie ‘Jood-zijn’ (Romeinen 2:25-29). Bovendien zegt Paulus over ons, mensen in het algemeen: ‘allen hebben gezondigd en missen de heerlijkheid van God' (Romeinen 3:23). We hebben het doel van ons leven gemist en schieten dus tekort. Daarom hebben we geen vrede met God en zijn we overgegeven aan vergankelijkheid en dood.
Deze impopulaire waarheid betreft Joden en niet-Joden van alle tijden en plaatsen. De Heere Jezus Christus heeft echter het werk van verzoening volbracht, dat volmaakt en volledig voldoende is voor de verlossing van alle mensen. Bijgevolg worden allen die zich in geloof aan Hem overgeven gered (Romeinen 3:24-31). Met het perspectief van vrede met God en eeuwig leven zien christenen uit naar de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, die Hij bij Zijn Wederkomst volledig zal realiseren. Jezus Christus en dit Goede Nieuws vormen het hart van de Bijbel. De climax daarvan wordt weliswaar zichtbaar in het Nieuwe Testament, maar het leven, het lijden, de dood en de opstanding van Christus vormen ook al het ultieme perspectief van het Oude Testament, vooral van de metaforen en profetieën erin. Alleen door de persoon en het werk van Christus, die in ons werkt door Zijn Geest, kunnen we toegang krijgen tot de Bijbel en deze begrijpen. In Hem is de universele betekenis van het geheel van de Schrift samengetrokken.
De beweging binnen het christendom die, op welke wijze dan ook, een religieuze uitzonderingspositie voor etnisch Israël claimt, duid ik aan met de termen christenzionisme en israëlisme. De term christenzionisme betreft organisaties, vooral in de Westerse wereld, van extreme voorvechters van deze mening, die zij theologisch en politiek consequent en ver doorvoeren. De term israëlisme slaat op de veel algemenere en ook minder scherp gedefinieerde opvatting dat na-Bijbels Israël of het joodse volk meer dan andere volken en religies een band heeft met het de christelijke levensovertuiging.
Ik verdedig de volgende stellingen: De beweging van het christenzionisme, of – in bredere zin – van het israëlisme heeft een speciale religieuze status toegedacht aan het Joodse volk en het na-Bijbelse Israël, en het heeft die gedachte in het centrum van persoonlijk geloof, theologie en Kerk geplaatst. Dit is schadelijk, omdat hierdoor de unieke centrale positie van Christus als de ‘Redder van de wereld’ (1 Johannes 4:14) in verschillende gradaties onder druk is komen te staan.
Dr. Steven Paas is theoloog. Hij publiceert onder andere over kerkgeschiedenis, zending en de verhouding tussen het Oude en Nieuwe Testament.
Praatmee