Maakt Tom de Wal van geloof een magische succesformule?
Vorige week zagen we dat hedendaagse geloofsprediking zoals die van Tom de Wal (foto boven) diepe wortels heeft in de Angelsaksische evangelische opwekkingstradities en dat de rol van geloof daarin in essentie typisch evangelisch is. Vandaag zullen we kijken naar dreigend wetticisme in dit soort geloofsprediking. We kunnen dan Hans Frinsels oordeel dat dit te vergelijken is met een magische formule voor succes evalueren en komen tot enkele praktische aanbevelingen om wettische of ‘magische’ ontsporingen in geloofsprediking te vermijden.
Zoals we in het eerste deel van dit artikel zagen, kan de rol van geloof om het evangelisch-christelijke leven te leiden soms wettisch worden. Daarbij komen we bij de grote twistappel: de wet van geloof (Romeinen 3:27). Leidt die noodzakelijkerwijs tot wetticisme of een quasi-magische omgang met geloof als formule voor succes, genezing en voorspoed?
Waar het protestantisme vanaf Maarten Luther in 16e eeuw rechtvaardiging en redding alleen door geloof leerde, ging John Wesley in de 18e eeuw bijzondere nadruk leggen op heiligmaking door geloof. Onder invloed van de natuurwetten die Sir Isaak Newton in de 18e eeuw op natuurkundig gebied ontdekte werd het in die tijd gebruikelijk onder gelovigen om te spreken over geestelijke wetten. Vooral in 19e eeuw was het gebruikelijk voor veel evangelische leiders uit heiligings- en geloofsgenezingsbeweging, onder wie Phoebe Palmer, Hannah Whitall- Smith, Charles Spurgeon, A.B. Simpson, Andrew Murray, en Charles Finney, om te spreken over geestelijke wetten. Geloof in geestelijke wetten is dus niet, zoals critici van de geloofsbeweging beweren, iets van occulte oorsprong. Eveneens kunnen leringen als de kracht van woorden en het proclameren van de beloften van God al minstens honderd jaar voor de Word of Faith-beweging bij toonaangevende evangelische leiders worden aangetroffen.
Alhoewel een dergelijk gebruik van geestelijke wetten weleens ontspoort in wettische richting, is dit niet noodzakelijk. Bij de meer volwassen geloofspredikers ligt de nadruk niet op het geloof van de gelovige, maar op Christus en zijn liefde. In plaats van geloof in geloof komt de nadruk dan te liggen op geloof in Christus en dus op geloof in liefde. Je identiteit is dan niet gebaseerd op geloofsprestaties die leiden tot genezing en succes, maar op de onvoorwaardelijke liefde en genade van God. Genezing vloeit dan voort uit het persoonlijk kennen van hem, niet uit het mechanisch toepassen van een soort magische geloofsformule. Ook is dan geen kwestie van het leveren van een ‘geloofsprestatie’ (om daardoor aanvaard te worden door God), maar juist het rusten in Gods onvoorwaardelijke liefde en het volbrachte werk van Christus. Net zoals geloof voor je persoonlijke redding geloof in Christus als Verlosser is, zo is geloof in heiligmaking geloof in Christus als Heiligmaker, die onvoorwaardelijke liefde is en geloof in genezing geloof in Christus als Genezer, die onvoorwaardelijke liefde is.
Gevolg hiervan is ook dat het niet nodig om een oordeel te hebben over diegenen die nog niet genezen zijn. Christus is onvoorwaardelijke liefde en groter dan alles wat wij kunnen begrijpen. Hij is een mysterie. Zo’n geloof is niet een kwestie van het manipuleren van God met geestelijke wetten, maar een dankbaar ontvangen van wat hij in zijn goedheid geeft, en aanvaarden van het mysterie als iemand (nog) niet genezen is. Omdat het primaire doel van het christelijke leven is dat Christus gestalte in ons krijgt, erkent volwassen geloofsprediking daarbij ook dat men onderweg allerlei situaties tegen kan komen die helemaal niet succesvol lijken of waarbij men (nog) niet genezen is, zonder deze als gevolg van ongeloof te zien.
Jezus is gekomen om te Wet te vervullen (Mattheüs 5:17). Zoals Paulus schrijft: “Christus is het telos (einde en doel) van de Wet, tot gerechtigheid voor een ieder die gelooft.” (Romeinen 10:4) De Wet van geloof is dus geloof in de Persoon van Christus, die onvoorwaardelijke liefde is. Door geloof krijgt hij gestalte in ons leven, en (geloof in) genezing is het gevolg van die relatie, niet de oorzaak.
God verzoeken
Sommige mensen hebben bij het toepassen van het geloof voor genezing levensgevaarlijke risico’s genomen en zijn bijvoorbeeld gestopt met het nemen van medicijnen voordat het duidelijk was dat zij genezen waren en vervolgens overleden. Hoe hiermee om te gaan?
Het is bijbels om als daad van geloof iets te doen dat je niet kon, zoals wanneer iemand die dat niet kon probeert te lopen (vgl. Handelingen 3). De grens ligt bij het nemen van risico’s die iemand in levensgevaar brengen of anderszins onverantwoord zijn. Tenzij men heel duidelijk Gods leiding ervaart, moet men dit niet doen. Wie dat wel doet wandelt niet in geloof, maar is God aan het verzoeken. Toen de duivel Jezus verzocht in de woestijn (Lukas 4:1-13) daagde hij hem uit om zich van het dak van de tempel af te werpen, en citeerde daarbij een belofte uit Psalm 91. Jezus ging hier niet in mee, maar zei tegen hem: “Er is gezegd: Gij zult de Here uw God niet verzoeken.” (Lukas 4:12) De leiding van Gods Geest is hier allesbepalend. In riskante situaties kun je dus niet automatisch dergelijke beloften claimen.
Conclusie
Hedendaagse geloofspredikers als Tom de Wal maken van geloof geen magische formule. Alhoewel dergelijke ontsporingen er wel zijn, is geloofsprediking op zijn best gericht op Christus en de liefde die hij belichaamt. Als het zo wordt toegepast, en het mysterie wordt aanvaard als mensen niet genezen, kunnen onbarmhartige wettische praktijken en quasi-magische, mechanische ontsporingen worden voorkomen. De achtergrond van dergelijke geloofspraktijken heeft diepe wortels in het onderwijs van klassieke evangelische predikers uit de 19e eeuw. Onverantwoorde risico’s kunnen worden vermeden als men onderscheid maakt tussen geloof en God verzoeken.
Rick Slotboom is theoloog en lid van River Amsterdam, één van de meest multiculturele kerken van Amsterdam.
Praatmee